Mediatisering gaat niet alleen over de kracht van het beeld, maar ook over de keuze van een woord. Het is een les die terloops aan bod komt tijdens een lezing van Wim Cuyvers afgelopen voorjaar. Onderwerp van discussie was de huisstijl van Parckdesign 2012, ontworpen door Karel Martens, die nu wordt geëerd in het jubileumnummer van OASE #100.
De lezing van architect Wim Cuyvers werd ingeleid door Roeland Dudal, frontman van Architecture Workroom Brussels (AWB). Een korte schets van het oeuvre van Cuyvers werd afgesloten met de opmerking dat hij zich “heeft teruggetrokken op een berg in de Jura” – verwijzend naar Cuyvers project Montavoix. Deze opmerking werd zonder verpinken geretourneerd. Cuyvers stelde dat Montavoix het centrum van de wereld is en doorkruist wordt door heel wat globale verkeerstromen, onder meer hoogspanningskabels die een erg stedelijk knisperend geluid maken.
In zijn bespreking van zijn voorstel ‘Oser le jardin vague?’ voor Parckdesign 2012, een landschapsbiënnale in Brussel waarvoor AWB optrad als curator, stelt Cuyvers dat juist Brussel zich laat kenmerken door een dorpsmentaliteit. Met ‘Oser le jardin vague?’ wilde Cuyvers een onderzoek dat hij eerder deed naar publieke ruimte in Boekarest vrij direct te kopiëren naar Brussel. In dat werk werd aangetoond dat straatmeubilair, vuilbakken en verticale opstanden (onder andere muren, heggen en stoepranden) een katalysator zijn voor clandestiene, vaak seksuele activiteiten.
Het voorstel was buiten de waard gerekend. De toenmalige Brusselse minister van leefmilieu Evelyn Huytebroeck stak er een stokje voor; zoals dat gaat in België heeft een minister altijd het laatste woord. Cuvyers zag het als een teken dat Brussel niet alleen alledaagse stedelijke activiteiten verdringt naar de marges van de samenleving, maar op de koop toe de discussie ervan in een culturele ruimte onmogelijk maakt. De censuur was op zijn minst opmerkelijk aangezien de biënnale precies het ‘aandurven’ van de ‘jardin vague’ voor ogen had.
De politieke bevoogding is slechts de helft van het verhaal. Cuyvers sprak opvallend genoeg over Parckdesign 2012 gebruikmakend van de werktitel ‘Oser le jardin vague’ – in de programmabrochure ietwat ongemakkelijk vertaald naar ‘Durf de onbestemde tuin aan’. In het eigen voorstel had Cuyvers eenvoudig een vraagteken toegevoegd aan de titel. Mogelijk omdat hij niet langer betrokken was bij de biënnale, was hij zich tijdens de lezing niet bewust dat de biënnale uiteindelijk onder de eenduidige titel ‘Garden’ werd gepresenteerd.
Overstappen naar het Engels is in tweetalig Brussel gebruikelijk om vervelende discussies te vermijden. Maar er speelde meer. In het nagesprek lichtte Dudal toe dat de aanpassing van de titel, van ‘Oser le jardin vague’ naar ‘Garden’, gebeurde in het kader van de grafische vormgeving, waarvoor Karel Martens en diens Werkplaats Typografie verantwoordelijk was. Martens vond dat één woord grafisch beter werkte en de boodschap op een meer directe manier communiceerde.
De communicatielogica houdt steek, vooral waar de term ‘Garden’ verscheen in de openbare ruimte. Het aanbrengen van de tag ‘Garden’ op de muren, straatstenen en signaalposten is een daad die de onbestemde zones zonder omwegen brandmerkt als ‘tuin’ en de bezoeker vraagt om er anders naar te kijken. Toch is de verandering van titel niet zo onschuldig als het mag lijken, dat leren we uit het verworpen voorstel van Cuyvers. In de keuze van de éne term verdwijnt de woordspeling met de ‘terrain vague’ en de vaak clandestiene activiteiten die er plaatsvinden.
Het adjectief ‘vague’ was niet het enige wat uit de titel verdween. Ook het werkwoord ‘oser’ slipte weg. Het was misschien wel de meest kritische dimensie van de tentoonstellingsopzet, aangezien het de vraag stelt wie in de grootstad verantwoordelijkheid neemt voor de vage zones. ‘Durf het aan’ was een ethisch appel. De fixatie van de communicatie op één term zorgde voor een ander betekenisveld. Ergens in een sub-tekst van het project was te lezen wat het werkelijke onderwerp van de biënnale was: het lef om voor de jardin vagues te kiezen.
Een tekst wordt door weinigen gelezen en laat interpretatie open aan de lezer. Zo geschiedde. Het woord ‘Garden’ vond als een meesterbetekenaar zijn weg in de media. De titel werd een leeg containerbegrip dat de fantasie van iedereen vrij liet, maar tegelijk ook de betekenis ervan in de hand hield. De minister kon tijdens haar openingsspeech onbekommerd spreken over ‘tijdelijk ongebruikte ruimten’. Ze zei: “Het is dus de bedoeling om deze ruimten tijdelijk in te richten en een parcours voor een breed publiek uit te werken, maar ook om de wijk te herwaarderen, in een ander daglicht te stellen en aangenamer te maken.”
De grafische vormgeving is symptoom van de depolitisering van het programma rond de ‘jardin vagues’ in Brussel en het appel ‘durf het aan’. In de politiek correcte ambitie van Parckdesign 2012 was geen plaats voor de aandacht die Cuyvers wilde schenken aan het werkelijke gebruik van de schemerzones van een stad en ook niet voor het vraagteken dat hij toevoegde.
Bovenstaande kleine geschiedenis werpt een ander licht op het recente jubileumnummer van OASE, waarin het werk van Martens centraal staat. Sinds 1990 (nummer 28) ligt de vormgeving van het tijdschrift in handen van Martens. De OASE-redactie stelt zich in nummer 100 de vraag: “hoe verhoudt zich het medium van het architectuurtijdschrift, als een fysiek object met een specifieke materialiteit en verschijning, tot het architectuurvertoog dat het ontwikkelt?” Het verhaal van Parckdesign leert dat de fysieke materialiteit van de grafische vormgeving het betekenisveld vastlegt waarbinnen de architectuurpraktijk begrepen wordt.