Deze zomer ging Norman Foster viraal met een vrolijke instagramfoto van hemzelf in een drijvende opblaaseenhoorn met uitbundige regenboogkleuren. Het commentaar bij de foto – ‘Time for the unicorn’ – was even kort als raadselachtig. Het leek alsof hij zijn eigen persoonlijke Pride hield. Of las ik in mijn enthousiasme teveel in de foto?
De foto van Norman Foster in de drijvende opblaaseenhoorn met regenboogkleuren werd midden in het Pride seizoen gepost, na de Pride in Londen en de Christopher Street Day feesten in Keulen en net aan het begin van de Amsterdam Pride. Dit wereldwijde fenomeen van festiviteiten en straatoptochten rondom homo-emancipatie en seksuele diversiteit zet de stedelijke ruimte gegarandeerd compleet op zijn kop. Inclusief tegenprotesten en gevechten, waarbij politie en veiligheidstroepen soms de strijders voor emancipatie en gelijke rechten moeten beschermen, maar ook geregeld deze juist onderdrukken en afvoeren, zoals bijvoorbeeld in Rusland en Turkije. Het fenomeen van de homopride-optochten is een van de meest concrete voorbeelden hoe de strijd om de stad en de publieke ruimte wordt gevoerd. Het blijft ook een van de voorbeelden die laat zien dat het niet vanzelfsprekend is dat iedereen zich open en veilig in de publieke ruimte kan bewegen. Ook in Nederland niet, zeg ik er maar even bij.
De Amsterdam Pride was dit jaar een heel klein beetje historisch. Het zal de meesten ontgaan zijn, maar voor het eerst was er ook een bescheiden bijdrage van architecten. Op 3 augustus werd namelijk de allereerste BNA Pride lunch georganiseerd. In juli had de BNA ook voor het eerst een rondetafel over vrouwen in de architectuur georganiseerd. ‘Dé Branchevereniging voor Nederlandse Architectenbureaus’ sluit hiermee aan bij ontwikkelingen rondom diversiteit en inclusiviteitsbeleid zoals die nu in het bedrijfsleven plaatsvinden en volgt het voorbeeld van de Britse zusterorganisatie RIBA en van de Amerikaanse AIA.
De RIBA voert al enige jaren een bijzonder breed en actief programma op het gebied van wat zij ‘equality, diversity and inclusion‘ noemen, met onder andere een gedragscode, rolmodellen en ambassadeurs, en een mentorsysteem. Opmerkelijk genoeg is het debat over diversiteit en inclusiviteit in het Verenigd Koninkrijk veel heftiger van toon dan in Nederland. Het domineerde ook de discussies rondom de recente verkiezing van de nieuwe RIBA-voorzitter, mede aangezwengeld door Elsie Owusu, een Britse van Ghanese afkomst, lid en medeoprichter van de Society of Black Architects (SOBA), en een van de kandidaten voor het voorzitterschap.*
Het Verenigd Koninkrijk kent ook een activistisch roze architectennetwerk: Architecture LGBT+. Dit is een recent initiatief van een nieuwe, jonge architectengeneratie. Ze zijn een van de aanjagers van het succesvolle jaarlijkse Architects Pride Breakfast dat wordt georganiseerd door de RIBA. In Angelsaksische stijl wordt een dergelijk event gesponsord en – toch leuk om te vermelden – Norman Foster is inderdaad een van de sponsoren. Bovendien, toeval of niet, diverse leden van Architecture LGBT+ werken of hebben gewerkt voor zijn bureau. Die drijvende regenboogeenhoorn lijkt dus niet helemaal uit de lucht gevallen.
Dit jaar deed Architecture LGBT+ ook voor het eerst mee met de optocht van de London Pride. ‘Space For All’ was het thema van de praalwagen. Voor het ontwerp van de praalwagen was een prijsvraag uitgeschreven die werd gewonnen door het bureau Hawkins\Brown.
Tom Guy, een van de oprichters van Architecture LGBT+ is in een interview klip en klaar over het waarom van het netwerk. Het gaat om de zichtbaarheid van LHBT-ers in de architectuur en de bouwindustrie en om waar nodig een helpende hand te bieden, maar bovenal gaat het erom ’to help stamp out homophobia‘. Dat ‘stamp out‘ vind ik persoonlijk in al zijn directheid een verademing in alle discussies over diversiteit en inclusiviteit, die vaak verzanden in de politiek van goede bedoelingen. Want hier gaat het natuurlijk gewoon om: homofobie, noch seksisme en racisme, is acceptabel.
Hoe komt het dat deze kwestie van diversiteit en identiteit in het Verenigd Koninkrijk zo leeft, maar in Nederland onbesproken blijft, van bouwplaats tot boardroom? Zou in Nederland alles werkelijk koek en ei zijn? Nergens fricties, uitsluiting, pesterijen? Of is het toch meer een kwestie van pappen en nathouden om de lieve vrede te bewaren? Zo lang er geen sprake is van werkelijk schrijnende gevallen van discriminatie lijkt het voor de vakgemeenschap maar moeilijk om het gesprek hierover aan te gaan. Zelfs de deelnemers aan de BNA-lunch waren beschroomd hoe het identiteitsonderwerp überhaupt te benaderen. Alsof het ook niet hoort dergelijke ‘privé-zaken’ te verbinden met het ‘vak’. Als architect loop je nu eenmaal niet te koop met je ‘gay’ zijn, dat houd je liever onder de radar. Je zoekt je eigen weg wel. Misschien, maar tijdens de BNA Pride lunch kwamen er toch al snel verhalen boven tafel hoe het gay-zijn impact heeft op de relatie met de opdrachtgever en zelfs leidt tot een geheel eigen soort clientèle, waarbij de bekende vooroordelen ironisch genoeg weer bevestigd werden: vrouwelijke opdrachtgevers, interieuropdrachten. Ook het belang van rolmodellen kwam tijdens de lunch ter sprake, wat betreft personeelsbeleid op het eigen bureau, maar ook voor studenten. Immers, als er geen openlijke LHBT-architecten zijn, wat voor indruk geeft dat aan jonge mensen? Of aan opdrachtgevers? Wat verder opviel: de deelnemers aan het gesprek waren allemaal man, en ook allemaal opvallend wit. Het roept opnieuw de vraag op hoe open en inclusief de architectenpraktijk nu werkelijk is.
In het Verenigd Koninkrijk zijn inmiddels diverse onderzoeken onder architecten gehouden waaruit blijkt dat homo’s terug de kast ingaan om potentiële conflictsituaties uit de weg te gaan. Ze komen geregeld homofobie tegen, met name op de bouwplaats, maar ook in relaties met opdrachtgevers en op het eigen bureau. De Amerikaanse AIA heeft in 2015 ook een uitgebreid onderzoek gedaan naar equity op de werkvloer, maar dat onderzoek liet LHBT-ers buiten beschouwing en keek vooral naar vrouwen en etnische minderheden. In Nederland blijft het gesprek vaak steken in casuïstiek omdat onderzoek geheel ontbreekt. Ook voor de Nederlandse architectuur- en bouwmedia lijkt het geen issue te zijn, op een enkel verdwaald artikel over de benoeming van een vrouw op een topfunctie na.
Buiten Nederland gaat de discussie in elk geval door. Op de architectuurbiënnale in Venetië waren er diverse acties waaronder de #MeToo-flashmob geleid door Odile Decq tijdens de openingsdagen. Er was ook voor het eerst een openlijke ‘queer’ bijdrage, zij het buiten het officiële programma: het Cruising Pavilion dat de onuitgesproken heteronormativiteit van de architectuurpraktijk aan de kaak stelde, en de wijze waarop deze door de biënnale wederom kritiekloos werd gereproduceerd.
Je vraagt je af waar de Nederlandse vakwereld eigenlijk op wacht? Als je kijkt naar de webpagina’s van de Londense Pride en het enthousiasme dat van de foto’s afspat, vraag je je af: wat heb je te verliezen? Is het de angst voor te veel onderbroekenlol, een blote bil hier en daar? Of is het de angst om niet meer serieus genomen te worden?
Generaals en ministers hebben meegevaren met de Amsterdamse grachtenparade, burgemeesters, de politie, dokters en advocaten. In 2016 was er een bouwboot ‘Building Diversity’ gesponsord door Arcadis en BAM, in 2018 had Arcadis een eigen boot ‘Technical Heroes here to save the day’, beide keren zonder architecten. Hoe ‘normaal’ moet diversiteit worden voordat architecten het ook een goed idee vinden? Hoe bescheiden ook, hopelijk is met de BNA Pride lunch en met de vrouwentafel een stap gezet in het opengooien van die ramen. Mijn advies aan architecten: stap net als Foster gewoon eens in die diversiteitsboot. Neem desnoods je schetsboek mee zoals hij. Eind deze maand kun je de Rotterdam Pride nog meepikken.