Recensie

Bigness of het probleem van veel

Met het onlangs verschenen Elements of Architecture hebben Rem Koolhaas en zijn team een boek gemaakt dat qua afmetingen en gewicht niet onderdoet voor een keramisch metselblok. Koolhaas betoogt dat de vloer, trap, en alle andere ‘elementen’ die in het boek voorkomen, in de zeer nabije toekomst, of eigenlijk nu al, actief gaan bijdragen aan de grote verandering in onze samenleving.

Elements of Architecture

Tijdens de Architectuur Biënnale van Venetië van 2014 met curator Rem Koolhaas, verscheen er bij de grote OMA/AMO Elements of Architecture tentoonstelling, die destijds te zien was in het hoofdpaviljoen, een catalogus. Die bestond uit 15 losse boekjes in een kartonnen box. Elk boekje was gewijd aan een van de elementen: floor, ceiling, roof, door, wall, stair, toilet, window, façade, balcony, corridor, fireplace, ramp, escalator en elevator. De veelbesproken tentoonstelling, waarbij niet het werk van architecten centraal stond maar juist de generieke elementen waarmee een architect een bouwwerk moet samenstellen, was eigenlijk een tentoonstelling bij een boek in ontwikkeling, zo nu blijkt.
OMA’s Instagram-account laat zien hoe het boek evolueerde vanaf het herfstsemester van 2012 tot het voorjaarssemester van 2014. De covers tonen vier achtereenvolgende edities, die samenvallen met het onderwijsregime aan de Harvard Design School. Te zien is hoe de selectie van de elementen verandert: hearth wordt vervangen door het neutralere fireplace; core, foundation en systems verdwijnen, terwijl escalator, elevator en ramp worden toegevoegd. Maar wat het Instagram-account ook laat zien is dat de uitgave van 2014, de box met de 15 losse boekjes, in feite afweek van het dikke boek idee dat al in 2012 was voorzien.

spread uit besproken boek

Nu, na vier jaar is er een herziene heruitgave verschenen met alle architectonische elementen weer binnen één blauwe omslag gevat. Een omslag die ditmaal verrijkt is met de vormen en typische signaalkleuren van markeer-plakkers: oranje, groen en magenta. Elk elementenboekje is nu een hoofdstuk geworden en in elk van deze hoofdstukken is de inmiddels bekende Koolhaas-onderzoeksmethode te herkennen. Caroline James, een van de vele Harvard studenten die bij dit project betrokken waren, geeft op haar website een indruk van de wijze waarop een dergelijk onderzoek werd uitgevoerd. Het is een manier van werken waarbij beeld en tekst steeds gelijkwaardig naast elkaar geplaatst worden en de studenten gevraagd wordt om kernachtig de keerpunten en andere belangrijke momenten in de ontwikkeling van een element te benoemen. Terugkerende onderdelen daarbij zijn de complexe tijdlijnen en grafieken. Daarnaast wordt de etymologische herkomst van de naam van het element in zo veel mogelijk talen getraceerd.
Door foto’s, tekeningen, historische anekdotes, krantenknipsels en technische informatie naast elkaar te plaatsen, kan een hypothese opgesteld worden over ‘moments of true transformation in the elements’(1), een beetje zoals de prototypische rechercheur uit een detectiveserie dat doet bij een crazy wall, wanneer hij al het materiaal uit het misdaaddossier op een muur plakt en met een viltstift pijlen en kruisen gaat zetten. Door al het materiaal te ordenen en te bespreken, ontstaan de korte, bondige titels waar Koolhaas voortdurend naar op zoek is en die, in hoofdletters, de verschillende paragrafen bekronen. De meeste van die catchy paragrafen bestrijken in het boek niet meer dan één of twee rijk geïllustreerde pagina’s; alleen de essays en bestaande tekstfragmenten zijn meestal langer. De hypotheses die uit de paragrafen oprijzen worden vervolgens naar de toekomst geëxtrapoleerd of historisch ingebed middels een of meer essays of middels een interview met een specialist, door Rem Koolhaas, AMO of een redacteur. Tenslotte strooit Koolhaas zelf, in een wat groter lettertype, persoonlijke opmerkingen en anekdotes door de hoofdstukken, terwijl Irma Boom, met het gebruik van de steunkleur, haar eigen accenten plaatst.

 

spread uit besproken boek

Om een boek van meer dan 2500 bladzijden te kunnen maken en in te binden is er gekozen voor flinterdun papier, waardoor er bij het lezen elke keer een glimp van de volgende (en vorige) pagina op te vangen is. Dit versterkt het encyclopedisch-labyrintische karakter van het boek. De woeste typografische experimenten uit S,M,L,XL, (ontwerp Bruce Mau) met het caleidoscopisch doorsnijden van verschillende soorten publicaties binnen één band, zijn in Elements in toom gehouden. Alleen de fel-oranje introductie is eigenwijs midden in het boek geplaats, waar de kartonnen rug is voorgesneden: een fraaie oplossing om de dikte van het boek ook esthetisch te beheersen. Deze introductie bestaat, naast twee foto-essays, uit teksten van Koolhaas en Stephan Trüby, een interview met architect en bouwtechnische adviseur Werner Sobek, een inleiding van de eindredacteuren, een inhoudsopgave, en een index.

In deze sectie wordt duidelijk dat het boek nadrukkelijk meer wil zijn dan een bonte en rijk geïllustreerde verzameling van cultureel-historische vertellingen en anekdotes over gebouw-onderdelen. De eerste inleiding is van Koolhaas zelf. Hij geeft eerst een kort overzicht van de kennismaking in zijn vroegste jeugd met de vijftien besproken architectonische elementen, schetst een realistisch, maar ook nogal somber beeld van de huidige architectuurpraktijk, waar ‘Vitrivius het veld moest ruimen voor Neufert, waar proporties plaats hebben gemaakt voor afmetingen, waar inspiratie is vervangen door informatie’. Een nieuw gebouw is vooral een assemblage van verschillende elementen, elk met hun eigen, vaak verbazingwekkend trage ontwikkeling: ‘een mix van Middeleeuwen en futurisme’ waarbij de rol van de architect uiterst beperkt is. Aan het eind van het essay wordt een uiterst dystopisch beeld geschetst van de wijze waarop deze ‘elementen’ in de zeer nabije toekomst, of eigenlijk nu al, actief gaan bijdragen aan de grote verandering in onze samenleving. Waarin, zo stelt Koolhaas, liberté, égalité, fraternité vervangen worden door comfort, security, sustainability met behulp van de big data die wij allen enthousiast, en zonder er bij na te denken, dagelijks zullen aanleveren aan bijvoorbeeld onze thermostaat, onze voordeur en de vloerbedekking.

spread uit besproken boek

Architectuurtheoreticus Stephan Trüby, gepromoveerd in 2011 in Karlsruhe bij Peter Sloterdijk op de Geschichte des Korridors, doet in zijn inleiding een poging om een beknopt historisch overzicht van het ‘elementaire’ of systeem-denken in de architectuurgeschiedenis te schetsen waarbij gehinkstapsprongen wordt van de vijf zuilenordes van Serlio naar de taxonomieën van Durand, de elementen der bouwkunst van Semper en de geometrische compositie-leer van Guadet. Ook de vijf punten van Le Corbusier en Christopher Alexanders Pattern Language worden aangehaald. Maar voor het grootscheepse onderzoek naar de elements is niet zozeer de architectuurtheorie van belang, maar juist de invloed op de verschillende elementen van ambachten, regelgeving van de overheid, de industriële normering, economische beperkingen, historische referenties en stilistische voorkeur, zo stelt Trüby. Het grote voorbeeld voor Elements of Architecture blijkt dan het onderzoek naar de alledaagse elementen als keuken en badkamer in Giedions Mechanization takes Command uit 1948. Bij de formulering van het doel van dit boek is vooral ook oog voor de surrealistische effecten die de elementen op de architectuur kunnen uitoefenen. Trüby:

What this book might trigger – apart from the discovery of countless stories and histories – is a heightened sensibility towards sometimes strange, sometimes oddly familiar artefacts: houses that are mostly balconies; buildings that are mostly suspended ceilings; buildings that are mostly corridors, doors, elevators, escalators, façades, fireplaces, ramps, roofs, stairs, toilets, walls, windows…

spread uit het besproken boek

Maar wat moeten we vinden van dit overweldigende boek? Het is zonder meer een fantastisch boek, waarin je uren kan bladeren om de micro-geschiedenissen van architectuur-onderdelen tot je te nemen. Er is geprobeerd om deze geschiedenissen niet te beperken tot de traditionele Westerse canon en ook dat is een verademing. De sfeer van de ‘crazy wall’ uit de detective series is in alle hoofdstukken terug te vinden, met daarin zowel de uitvergrootte en onscherpe foto’s en krantenknipsels, als de gekleurde markeringen, de pijlen en diagrammen. Het boek bevat prachtige vondsten, zoals het ongelooflijke trappen-archief van de een-benige Friedrich Mielke (1921-2018), waar volkomen terecht 267 bladzijden voor worden ingeruimd; een artikel van Stefan Hirschauer waarin het sociale gedrag van liftgebruikers nauwkeurig wordt beschreven; een mooi interview door Koolhaas met Claude Parent (1923-2016) over ‘la oblique’; de fascinerende studies van Alexander Kira (1928-2005) naar het menselijke poep- en piesgedrag; het overtuigende pleidooi tegen verwarming en koeling middels convectie van Kiel Moe; de uitgestrekte ondergrondse corridors van Welbeck Abbey in Nottinghamshire (helaas niet duidelijk in kaart gebracht door de Harvard studenten, maar wel prachtig gefotografeerd door Hans Werlemann); een doorwrocht artikel van Tom Avermaete waarin onder andere de fascinerende transformatie van de balkons van het woningbouwproject  Carrieres Centrales in Casablanca (Candilis, Woods en Bodiansky) getoond wordt; een verhelderend interview met de ingenieur Matthias Schuler over te openen ramen in glasgevels; een angstaanjagende studie over de ruimtelijk-fysieke gevolgen van de toegenomen veiligheidseisen bij vliegvelden, zeer toepasselijk afgedrukt met witte tekst en afbeeldingen op zwart papier; een uitgebreide documentatie van de enquêtes uit 1926 en 1927, gebruikt bij de Duitse dakenoorlog tussen het kamp ‘platte dak’ onder leiding van Walter Gropius tegen het kamp ‘schuine dak’ onder leiding van Paul Schultze-Naumburg (waardoor het schuine dak tot in lengte van dagen met nationaal-socialisme geassocieerd zou worden); de diagrammen met de wereldwijde afmetingen van gipsplaat, met daarbij de unieke 60 cm breedtemaat van de Nederlandse plaat, en tenslotte natuurlijk een foto van het verlaagde plafond met installaties, hangend in de beschilderde koepel van het hoofdpaviljoen van de Biennale, misschien wel het meest indrukwekkende beeld van de Fundamentals tentoonstelling uit 2014.

spread uit besproken boek

Maar het boek heeft ook beperkingen. Dat is niet alleen zijn bigness, waardoor het, alleen al door omvang en gewicht, veroordeeld wordt om naast Neuferts Bauentwurflehre in de boekenkast te blijven staan. De encyclopedische, en misschien ook wel megalomane ambities van de makers om de rol van de architectonische elementen binnen het wereldwijde bouwen van prehistorie tot toekomst te vangen, geven het boek ook iets ongerichts en vrijblijvends, hoe hard de makers ook gewerkt hebben om voor ieder element een specifieke cultuur-historische verhaallijn op te bouwen. Dit wordt misschien wel het best geïllustreerd door Elements of Architecture te vergelijken met Elements of Venice van Giulia Foscari, dat eveneens tijdens de Fundamentals Biennale in 2014 verscheen en in samenwerking met het Koolhaas-team is gemaakt. Foscari heeft de lijst van elementen en de werkwijze van Koolhaas overgenomen, overigens zonder toilet, elevator en escalator, en daarmee een fascinerend boek over Venetie’s architectonische geschiedenis gemaakt dat tegelijkertijd ook de beste architectuurgids van deze stad is. Het compacte formaat (166 x 122 x 36 mm) maakt dat het boek ruim vier maal in Elements of Architecture past, terwijl het toch bijna 700 pagina’s telt. Maar er zijn meer vlakken waarop het boek van Foscari dat van Koolhaas weet te verslaan. Door zich tot één stad te beperken, krijgt het boek meer diepgang en ontsnapt het aan de onvermijdelijke willekeur bij de selectie van de elementen. Er staan betere, speciaal gemaakte analytische tekeningen (vaak met schaalbalkjes) en meer kleurenfoto’s in het boek, waardoor het simpelweg ook prettiger leest.

Het elements onderzoek, dat nu in een dikke Statenbijbel is vastgelegd, zou nu eigenlijk een vervolg moeten krijgen, zoals ook al in het boek zelf wordt gesuggereerd. Maar dan niet door een tweede, even zwaarlijvig volume te produceren, maar door het voorbeeld van Giulia Foscari te volgen bij andere steden. Elements of Beijing, Elements of Istanbul, Elements of Chicago, Elements of Amsterdam. Ligt hier een nieuwe opdracht voor AMO?