Geloof me, er bestaan erg veel onleesbare en onaantrekkelijke boeken over architectuurfilms. Het heeft me altijd verbaasd dat zo’n visueel en gelaagd onderwerp verstikt kan worden in nietszeggende, cryptische ingewikkeldheid. Spots in Shots van Mélanie van der Hoorn is gelukkig NIET zo’n boek.

Jonah (2012) / Film still / Kibwe Tavares & Factory Fifteen
Spots in Shots Narrating the built Environment in Short Films is onderdeel van een trilogie waarin Mélanie van der Hoorn onderzoekt hoe architectuur in populaire media wordt verbeeld. Naast films zijn dat strips (Bakstenen en Ballonnen, 2012) en het nog te publiceren boek over games. Centraal in de trilogie staat de vraag hoe architectuur zich buiten de vakwereld tracht te uiten. De architect hanteert een eigen taal met technische tekeningen. Visualisaties dienen het Verheven Gebouw zo voordelig mogelijk te presenteren, slechts enkele mensen worden ten behoeve van schaal afgebeeld, maar even zo vaak ontbreekt ieder spoor van menselijk leven. Dat schept afstand tot de leek. Maar opdrachtgevers en gebruikers zijn nu eenmaal leken, dus ontwerpers dienen ten alle tijden de brug te slaan naar leken, hetgeen alleen al blijkt uit de grotere afdelingen communicatie van ontwerpbureaus. Het is daarom ook wel logisch te veronderstellen dat ontwerpers populaire media als strips, films en games inzetten om de stap naar leken te maken.
De aanpak van Spots in Shots is dezelfde als in Bakstenen en Ballonnen. Van der Hoorn verzamelt accurate voorbeelden, interviewt de makers en schrijft in het boek over de stand van zaken van deze cross-over. Het is een doeltreffende aanpak, die door de gevarieerde verzameling van films inspireert en vanwege de informatieve interviews, het onderwerp ook nog eens verdiept. Bijzondere aan de selectie is dat veel films door of in opdracht van ontwerpers zijn gemaakt.
Spots in Shots gaat over korte films (tot 20 minuten) en is volgens de cover een uitnodiging aan architecten om meer verhalen te vertellen, aan filmmakers om meer verborgen lagen van een gebouw te tonen, en aan het publiek om betoverd te worden. Het boek kent twee delen. Deel 1 bevat de inleiding, een geschiedenis van de korte architectuurfilm en een inventarisatie van filmvertoningen. Deel 2, ca. 70% van het boek, beschrijft 36 korte films en bevat interviews met de makers.

Construction Lines (2017) / Film still / Max Colson
De chronologische geschiedenis van architectuur en film is zelden zo trefzeker geschetst als in deze paar pagina’s in Spots in Shots. In vier episodes wordt de geschiedenis geduid aan de hand van Hans Richter en modernisme films, via de stedelijke wederopbouwfilms, naar de experimentele films in de jaren 70. Het zijn parels van films die vrijwel alle ook online te zien zijn. Eigenlijk is alleen de laatste episode, die vanaf 1990, wat mager omdat het wordt verteld vanuit de digitaliseringstechniek, en niet, zoals in de voorgaande episoden, vanuit de maatschappelijke ontwikkelingen. Misschien is voor deze perspectiefwisseling gekozen omdat die geschiedenis te recent is. Dit minpuntje wordt door de inhoud van de rest van het boek meer dan goed gemaakt.
Van der Hoorn heeft een zorgvuldige en zeer kijkwaardige verzameling korte films samengesteld. Het bevat een kleurrijk palet: van animaties en kunstfilms, tot bewonersparticipatiefilms en verkoopfilms. Er is gewoon geen foute filmkeuze gemaakt. Daarnaast kent Van der Hoorn de kunst van het verleidelijk beschrijven van een film zonder al te veel te verklappen: “Once upon a time, there was a wonderful house in a big green forest. Bright, transparent and cosy. A place where forest dwellers could really relax. Little Red Riding Hood has just returned from a walk, with a few apples in her basket.” Zo begint de beschrijving van de korte film El Espinar House (2013) van Imagen Subliminal, niet de allersterkste film in het boek, maar de presentatiewijze van het werk van de Spaanse architect-fotograaf-filmmaker Miguel de Guzmán is wel degelijk relevant. Zijn korte films maken op ludieke en overdreven wijze duidelijk hoe zijn gebouwen werken; films die inmiddels online wereldwijd door honderdduizenden worden bekeken. In dit geval beschrijft de tekst terecht vooral het werk van de maker en de rol die films spelen in de projectpresentatie. De tekst van een andere film, Hic Sunt Leones (2013) geeft juist veel meer ruimte aan de uitleg van de cryptische doch fascinerende film, die zonder toelichting moeilijk te begrijpen is.

El Espinar House (2013) / Film still / Imagen Subliminal
De indeling van de 36 films in drie even grote thema’s Feel, Think en Want doet wat geforceerd en arbitrair aan. De ene film, zoals het beroemde Blight (John Smith, 1996) heeft een meer poëtische, artistieke aanpak (Feel), een film als Torre David (Markus Kneer, 2013) stelt een maatschappelijk betrokken item centraal (Think) en er zijn overduidelijke verkoopfilms als Story of Straw (Want). Maar de meeste films overstijgen die indeling of hebben trekken van alle drie. In de interviews met de filmmakers komt juist het eigen perspectief naar voren: over de persoonlijke inspiratie, de aanleiding, over de wijze van filmen, over het doel, over de verteltrant, over camerawerk, over tijd en ruimte, of over de publieke ontvangst. In die precisering zit de echte meerwaarde van dit boek.
Alle films gezien hebbend is bovendien de term ‘Feel’ voor architectuurshorts ongepast. De verbeelding stimulerend, ja, maar in het hart geraakt worden? Emoties in architectuurfilms zijn als die in Franse arthouse films: gesublimeerd, intellectueel, afstandelijk. Geen dialoog maar een voice-over, niet naturel acteren maar choreografie, geen cinematografie maar verstilling, geen drama maar vervreemding. Dat is geen enkel bezwaar en vooral ook prachtig, maar het positioneert architectuurfilms wel heel erg in de hoek van artistieke vormfilms, die meestal juist niet geschikt zijn voor een groot publiek. En laat dat ironisch genoeg nu juist de bedoeling zijn geweest voor veel makers en de vraagstelling van het boek: het bereiken van publiek buiten de vakwereld.
Maar om welke reden men de films ook heeft gemaakt en of ze nu succesvol waren in het bereiken van hun aanvankelijk doel of niet, ze hebben architectuur wel op een nieuwe wijze aan een ander publiek getoond dan via de meer gangbare media als foto’s of artikelen bereikt zou worden. Dat alleen al verdient alle lof en is reden genoeg om de films te bekijken. Terecht behandelt de schrijfster nog een hoofdstuk over de archivering en vertoning van architectuurfilms. Want in tegenstelling tot architectuurboeken is er voor films geen overzichtelijk archief of database. Die plek blijkt ergens tussen vluchtige festivals en incomplete databases in te hangen. Een oneerbiedig lot dat helaas alle korte films is beschoren en zeker het soort films dat tussen twee disciplines in hangen. Daarom was ik blij verrast dat dit boek een equivalent heeft in de vorm van een website, waar alle 36 films uit het boek gratis online te bekijken zijn. Driewerf hulde! Spots in Shots staat nu naast The Wrong House van Steven Jacobs en Celluloid Skyline van James Sanders ferm in de top drie van mijn favoriete architectuurfilmboeken.