Nieuws

La Casa Urbana – Archiprix 2018

Dit afstudeerplan concentreert zich op de continuïteit van de Europese stad met Milaan als specifieke casus. Het plan combineert onderzoek en ontwerp, met als doel het rationeel definiëren van de relatie tussen de typologie van het Milanese woongebouw en de stadsmorfologie. Dit vanuit de hypothese dat het ‘typomorfologisch’ verband (in algemene zin) aan de basis ligt van een dergelijke continuïteit.

Doorsnede over het carré in noord-zuid richting. Waar het carré naar de omliggende straten en pleinen een representatief karakter heeft is de geleding van het volume naar het binnenhof speelser en meer gedifferentieerd met loggia’s en terugspringende terrassen.

Kan je je onderwerpskeuze kort toelichten?
Mijn afstudeerproject binnen de studio Milano Centrale begon met een groepsonderzoek naar de typomorfologische geschiedenis van de stad Milaan. Wat mij direct fascineerde aan de stad is de typisch Milanese stedelijkheid, waarin verschillende stedenbouwkundige en architectonische schaalniveaus hand in hand gaan. Het stadsweefsel van voornamelijk twintigste-eeuwse stadswoongebouwen speelt hierin een belangrijke rol en definieert ook vandaag nog de publieke ruimtes in Milaan. Ik besloot ontwerpend onderzoek te doen naar de manier waarop de relatie tussen de typologie van het woongebouw en de stadsmorfologie van Milaan rationeel gedefinieerd kan worden. Het doel hiervan is deze definitie toe te passen in het vormgeven van het wonen in de stad. Deze stedelijke dimensie van architectuur interesseerde me al langere tijd, ook vanuit de opvatting dat het op gepaste wijze voortbouwen op de stad een kwaliteit is die in de hedendaagse architectuur vaak ontbreekt.

Wat of wie zijn je inspiratiebronnen en kan je dit kort toelichten?
Het observeren en analyseren van de Milanese stadsruimte en haar architectuur waren belangrijke inspiratiebronnen. Als aanleiding tot het onderwerp van mijn afstudeerproject hadden deze observaties niet alleen directe invloed op verschillende ontwerpbeslissingen, maar vormden zij ook het beginpunt van het typologisch onderzoek naar het twintigste-eeuwse Milanese stadswoonhuis. Hierin definieerde ik een ‘Milanese School’ van architecten in de twintigste eeuw, wier nalatenschap ook een grote inspiratiebron vormde. Belangrijke bewegingen binnen deze school zijn het Novecento Milanese, rondom Giò Ponti, Giovanni Muzio en Giuseppe de Finetti, en de Gruppo 7, met Giuseppe Terragni als belangrijkste figuur. Ook na de Tweede Wereldoorlog werd voortgebouwd in de lijn van deze bewegingen. Ditmaal door een breed veld van architecten(duo’s) die niet noodzakelijk als collectief acteerden, zoals Mario Asnago en Claudio Vender, Liugi Caccia Dominioni, Liugi Moretti, Piero Bottoni, etc.

Benoem (en beschrijf kort) het sleutelmoment in je afstudeerproject
Gedurende een periode van drie maanden hebben we met de studio in Milaan gewoond en gestudeerd, wat absoluut als sleutelperiode in het project geldt. Deze periode bood de mogelijkheid letterlijk ‘onderdeel’ te zijn van de stad. Een belangrijke invloed kwam ook van de begeleidingen van professoressa Neri van de Politecnico di Milano, die – naast de begeleidingen in Eindhoven – met haar kennis van de stad het project een nieuwe impuls gaf.

Plattegrond verdieping twee tot vier. De stedenbouwkundige versmelting van woonblok en –toren wordt op architectonische schaal verder uitgewerkt in een plattegrond met 22 appartementen per verdieping, ontsloten middels acht royale trappenhuizen.

Project tekst
Uit het architectuurhistorisch onderzoek blijkt de stedelijke karakteristiek van Milaan en haar (woningbouw) architectuur in het begin van de twintigste eeuw te transformeren tot een grootstedelijk schaalniveau. In de maatschappelijke dynamiek die Milaan in deze periode kenmerkte ontstond vraag naar representatieve en tegelijk grootschaligere stedelijke woonvormen voor de snel groeiende middenklasse. Een ‘Milanese School’ rondom jonge architecten als Muzio, Ponti en De Finetti ontwierp antwoorden op deze nieuwe opgaven. Aan de hand van vier casestudies concludeert dit deel van het onderzoek hoe, ondanks grote stilistische verschillen, de architectuur van de onderzochte projecten zich vereenzelvigde met enerzijds de schaal en het ideaal van de moderne industriestad en anderzijds het materiële en culturele residu van de Milanese stadsgeschiedenis.

In het architectuurhistorisch onderzoek staan vier paradigmatische case studies in de ontwikkeling van het Milanese stadswoonhuis in de twintigste eeuw centraal.

Het typomorfologisch onderzoek gaat hier verder op in en toont aan dat een typologische constante vooral bestaat in de manier waarop het Milanese woongebouw een delicaat evenwicht tussen schaalniveaus bewerkstelligt: van het individuele appartement tot de structuur van het woongebouw als entiteit en haar relatie tot het omliggende stadsweefsel. Architectonische analyses van de gevel, de gebouwstructuur, de stadsruimte en haar materialiteit wijzen hierin op een zekere tussenschaal, tussen stedenbouw en architectuur in, die de afleesbaarheid van de individuele woning onderdeel maakt van een representatief gebaar naar de stadsruimte. Deze heterogene stadsruimte, gedefinieerd door een samenstelling van stadswoonhuizen, verkrijgt hierdoor tegelijk een zekere mate van coherentie.

In stedenbouwkundig opzicht voegt het grootstedelijk wooncarré – la Casa Urbana – zich op subtiele wijze naar de locatie in vijf stappen. De ‘tussenschaal’ komt tot uiting in het specifieke ontwerp van hoeken, colonnades en doorgangen.

Als vervolg op het onderzoek is een ontwerpopgave gedefinieerd en uitgewerkt voor een grootstedelijk wooncarré, een Casa Urbana, die als zodanig het ‘invullen’ van één of enkele kavels overstijgt. Het ontwerp voor het carré adresseert het complete spectrum van schaalniveaus zoals dat naar voren kwam in het onderzoek. De ogenschijnlijk autonome stedenbouwkundige samenstelling van woonblok en woontoren voegt zich naar de stad middels het zorgvuldig ontwerpen van de tussenschaal in volumetrie, gevels, hoeken en plattegrond. Het carré draagt daarmee bij aan de definitie van de stedelijke ruimte en zoekt tegelijk samenhang met het bestaande stadsbeeld. De expressie van de individuele woning raakt geïntegreerd in de stedelijke massa. Het is juist door die samenhang tussen de schaalniveaus dat het ontwerp wil aantonen dat de Milanese stedelijkheid als nastrevenswaardig model kan dienen voor de architectonische vormgeving van het wonen in de stad.

De afleesbaarheid van de individuele woning raakt in het ontwerp van de gevel en de hoekoplossingen ondergeschikt aan de representativiteit van het carré als geheel.

Naam
Max van der Westerlaken

Contactgegevens
mail
website

opleiding/studierichting
Technische Universiteit Eindhoven / Faculteit Bouwkunde

Wanneer begonnen met afstuderen
September 2016

Wanneer klaar met afstuderen
Juli 2017

Wat doe je nu
Junior Architect bij Rapp+Rapp in Amsterdam.

Wat hoop/wil je als ontwerper in de nabije en/of in de verre toekomst bereiken?
Ik hoop dat de ervaring die ik nu opdoe en ontwikkeling die ik doormaak een mooie kans bieden op een positie bij een internationaal bureau, zoals David Chipperfield Architects, Caruso St. John Architects of Sergison Bates Architects. Het lijkt me heel uitdagend en interessant om bij te dragen aan mooie projecten die in hun architectonische en materiële kwaliteiten voortbouwen op de continuïteit van de stad.

Afstudeerproject
Link

Zicht op de zuidoosthoek van het carré, waar het volume net is teruggezet als gebaar naar de stedelijke ruimte. Door subtiele uitzonderingen in de sterke gevelritmiek voegt het carré zich naar de Milanese stadskarakteristiek.

Uit het jury rapport
“[…] Het onderzoek naar alle mogelijke stedelijke typologieën is bijzonder waardevol, het is interessant studiemateriaal. Het delicate evenwicht tussen de schalen van het wonen en van de stad is in de studie goed geanalyseerd en vormt een belangrijk uitgangspunt voor het ontwerp. […] De architectuur van het blok borduurt voort op de Italiaanse traditie en positioneert zich mooi in de stad. Het ontwerp geeft duidelijk blijk van het vakmanschap van de afstudeerder.”