De nieuwste film van Lars von Trier, The House That Jack Built, houdt de gemoederen bezig. Recensenten zijn het met elkaar oneens en bioscoopbezoekers lopen weg. De film gaat over een architect, en wat voor een! Het extreme huis dat Jack bouwt doet denken aan de extreme non-architectuur in Von Triers eerdere film Dogville.
Acteur Matt Dillon had de slappe lach bij de Deense première, vertelde hij in een interview. Hij speelt architect Jack in The House That Jack Built en vindt sommige scènes zo ‘over the top’ dat het grappig wordt. Omdat niet iedereen zijn mening deelt – tijdens de wereldpremière op het filmfestival van Cannes verliet meer dan de helft van de toeschouwers de zaal – voelt hij zich geroepen om vaker dan gebruikelijk bij vertoningen aanwezig te zijn voor een Q&A na afloop. Von Trier zelf is hiertoe iets minder geneigd. Bovendien heeft hij vliegangst, dus Amerika ligt buiten zijn bereik. Niettegenstaande speelt The House That Jack Built zich af in de USA – het kan allemaal in film.
Het meest opvallende aan hoofdpersoon Jack is zijn gebrek aan empathie. Al vertoont hij nog wel een sociaal-menselijk trekje in zijn ambitie om een goede architect te zijn. Bij hem draait dat vooral om het vinden van het juiste materiaal voor het huis dat hij voor zichzelf bouwt – op een overigens fantastische locatie aan de oever van een meer. Meermaals laat hij het gebouwde door een bulldozer weer omvertrekken, omdat het niet klopt.
Waarom het niet klopt komt de kijker niet te weten, afgezien van dat Jacks gevoel hem dit ingeeft. Een ander pregnant gevoel is zijn irritatie als mensen hem bouwkundige noemen in plaats van architect – aldus Jacks voice-over bij zijn herinneringen, want niemand noemt hem in de film feitelijk het een of het ander. In het laatste deel van The House That Jack Built blijkt dat hij zijn verhaal vertelt aan Verge (Bruno Ganz), die is gemodelleerd naar Vergilius uit Dante’s Divina Comedia; hun gesprek vindt dan ook plaats tijdens een afdaling in de hel. Die is tamelijk clichématig vormgegeven met rotshellingen, vuur en lavastromen, al is het wel leuk dat ze er terechtkomen via een paar rioolbuizen en een gat in de vloer van het koelpakhuis dat Jack huurt.
Jack heeft de hel dubbel en dwars verdiend door de moorden die hij in de loop van de jaren pleegde – hij licht er voor Verge een paar toppers uit. De moraal bij zijn ondergang in de hel ligt er echter wel erg dik bovenop. Misschien voelde Von Trier aan dat hij een grens overschreed met de wrede moorden en vooral met de grootheidswaanzinnige manier waarop Jack het allemaal goedpraat. Hij haalt daar de complete kunst- en wereldgeschiedenis voor aan, met als terugkerende elementen onder meer de pianist Glenn Gould, de schilder Delacroix en de holocaust. Ook Von Triers eerder gemaakte films en keurig gesorteerde historische jachttableaus passeren de revue.
Met zijn ellenlange uitweidingen wil Jack zijn culturele bagage tonen – hij noemt zich als seriemoordenaar niet voor niets Mister Sophistication. Hoe meer Mr. Sophistication in zijn element is – dat wil zeggen hoe gruwelijker en sadistischer de moorden – des te rommeliger wordt Jacks leven. Lijdt hij aan het begin van de film nog aan smetvrees, aan het einde van de film oogt Jack ronduit groezelig en sjeest hij slordig van de moordplekken naar het koelpakhuis waar hij zijn slachtoffers bewaart in stellingkasten.
Ook zijn werkkamer, waar in de eerste scènes een keurige (en fantasieloze) maquette van zijn droomhuis op tafel staat, verkeert aan het einde van de film in chaos, met overal gescheurde tekenvellen en verkreukeld karton. Op het laatste moment bouwt Jack in zijn koelcel na een tip van Verge alsnog zijn ideale huis, door de verstijfde lichamen van zijn slachtoffers als bouwmateriaal te gebruiken. Veel tijd om van het resultaat te genieten heeft hij niet, want op dat moment baant de politie zich met een snijbrander een weg naar binnen.
Wat (onder meer) blijft hangen van The House That Jack Built – mede door Matt Dillon die hier in al zijn interviews op hamert – is het belang van empathie. Niet in de laatste plaats bij architecten. Wat mij vervolgens deed denken aan het pleidooi dat Anke van Hal (Nyenrode Universiteit en TUD) momenteel houdt voor meer aandacht voor gedragswetenschap aan architectuuropleidingen. Zij koppelt die noodzaak specifiek aan complexe opgaven als verdichting van de bestaande stad en de energietransitie. Het zou volgens Van Hal handig zijn als architecten bijvoorbeeld leren dat je op weerstand stuit als je de autonomie van bewoners daarin niet respecteert, maar dat anderzijds iedereen graag ergens bij hoort. Je kunt de dynamiek van dergelijke processen kortom redelijk voorspellen.
In het kader van gedragswetenschap en architectuur is ook Von Triers film Dogville uit 2003 interessante kost. In deze film arriveert Grace (Nicole Kidman) in een slaperig dorpje aan het einde van een doodlopende weg in de Rocky Mountains – al werd de film net als The House That Jack Built opgenomen in Denemarken. Grace wordt gezocht door gangsters en de politie, maar met hulp van Tom Edison (Paul Bettany) weet zij de dorpsbewoners te overreden haar te verbergen. Tom is net als Jack een gemankeerde kunstenaar die oeverloos kan redeneren, alleen is hij schrijver in plaats van architect. Ook Tom heeft weinig empathie. Grace heeft daarentegen tot vlak voor het einde van de film juist enorm veel empathie, wat haar haar weinig goeds brengt want ze wordt door de dorpelingen uitgebuit en misbruikt.
De architectuur neemt in Dogville een bijzondere plek in, die wordt namelijk ontkent. De drie uur durende film speelt zich af op een set zonder decor. Dat de huizen, straten en de oude mijn, zelfs de hond Moses, alleen met witte lijnen zijn aangegeven op een zwarte plattegrond went gek genoeg snel. Op dit platte vlak scheppen gevoelens, emoties en woorden de ruimte. Het dorp raakt gaandeweg uit de koers, of in zijn koers, het is maar hoe je het bekijkt. In elk geval loopt het slecht af met Dogville. Of dat ook geldt voor Grace valt te bezien, want zij geeft haar geloof in empathie op. En tot wat voor een architectuur dat kan leiden maakt Lars von Trier met The House That Jack Built duidelijk.