Recensie

Opmerkelijke gebouwen en hun betekenis

Iconische gebouwen staan in het middelpunt van de belangstelling; er zijn websites aan gewijd, er worden congressen georganiseerd en er heerst een ware zucht naar dergelijke bouwwerken die bepaalde plaatsen op de wereldkaart kunnen zetten. Het zijn de uithangborden voor de moderne samenleving die naar snelle effecten zoekt.

Harbin Grand Theatre / MAD / foto Jeremy Thompson

Harbin is een Chinese stad gelegen in Mantsjoerije dicht bij de grens met Noord-Korea. De schrijfster Xiao Hong heeft het gebied op indringende wijze beschreven in haar roman Het veld van Leven en Dood (1935). In de architectuurwereld heeft de stad enige bekendheid gekregen door het in 2015 geopende operagebouw ontworpen door MAD Architects. Vooral in de bittere kou van de winter levert het geïsoleerd aan de rivier liggende gebouw mooie plaatjes op. MAD, die bureaus in Beijing, Los Angeles en New York hebben, is mode en hun gebouwen zijn toeristische trekpleisters. Bezoekers beklimmen het kronkelend gebouw dat aan een kwal doet denken langs de daarvoor ontworpen route aan de buitenkant en genieten van het in de verte gelegen stadsbeeld dat door hoogbouw wordt gedomineerd, want zoals in bijna elke grote Chinese stad vormt hoogbouw het onvermijdelijke decor. De beklimming is gratis, het bijwonen van een voorstelling is niet voor iedereen weggelegd. Het ‘meeslepende’ bouwwerk staat in schril contrast met het eveneens in de stad gelegen Unit 731 Museum.

Harbin kent een wispelturige geschiedenis van Russische, Chinese, Japanse en vervolgens weer Chinese overheersing. Om de stad en het omliggend gebied is door de eeuwen heen fel gestreden; het was de toegangspoort tot het Chinese rijk en Beijing was niet ver verwijderd. Oorlog is een verschrikkelijke zaak, dat weet iedereen. De misdadige oorlogshandelingen van de Duitsers zijn in Europa redelijk bekend, ook al staan we er te weinig bij stil. Wat de Japanners tussen 1933 en 1945 in Harbin hebben aangericht is de meesten onbekend. Voor hun biologische en chemische oorlogsvoering hadden zij de zogenoemde Unit 731 in het leven geroepen die door gruwelijke experimenten met Chinese bevolking probeerden te bepalen wat het effect van deze wapens zou kunnen zijn. Voor hen waren de Chinezen niet meer dan laboratoriummateriaal. Met grote militaire precisie werd aan de rand van Harbin een groot concentratiekamp van 250.000 m2 aangelegd.
Unit 731 voerde op meerdere plaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog experimenten uit, Harbin was echter de grootste en belangrijkste locatie. Besmettelijke ziekten werden tot bommen verwerkt en op een nietsvermoedende bevolking gegooid of in ijsjes gestopt en aan kinderen gegeven. Gassen werden ontwikkeld en op proefpersonen getest. Het effect van de vrieskou werd onderzocht. Een crematorium om de ergste sporen van hun onbeschrijfelijk wrede misdaden te verbranden mocht natuurlijk niet ontbreken: niets herinnert nog aan dit gebouw dat de Japanners aan het einde van de oorlog opbliezen. Het grootste gedeelte van het kamp is verdwenen, op slechts enkele barakken en andere gebouwen na, en de bebouwing rukt nu op. Om de herinnering levend te houden heeft de Chinese overheid het Unit 731 Museum gebouwd waar artefacten van de door het Japanse keizerlijke leger begane experimenten op effectvolle wijze worden gepresenteerd.

Unit 731 Museum / Architectural Design & Research Institute of SCUT / foto Herman van Bergeijk

Het door het bouwteam van He Jingtang ontworpen gebouw werd eveneens in 2015 geopend. De 81-jarige He Jingtang is de architectuurpaus in China, die ook verantwoordelijk was voor het rode Chinese paviljoen op de Expo in Shanghai in 2010. Toen had hij voor een nogal naïeve vorm gekozen die vooral China moest verbeelden. In Harbin ging hij anders te werk. Het donkere, uit twee grote rechthoekige blokken bestaande gebouw schuift zich onder het maaiveld, zonder geheel in de aarde te verdwijnen. “The black box collapses, sinks, and falls apart on the site, leaving an eternal scar, as if the land is incised by a sharp scalpel“, vertelde de architect eens in een interview.
De tegelachtige vorm wordt overhoeks, langs een vijver op ooghoogte, benaderd, enkele dode bomen markeren de weg. Alleen bij de ingang is glas gebruikt,  in de rest van het gebouw heerst de donkerte. De route door het gebouw is als een meander geconcipieerd die zich om de torens windt; steeds dieper wordt men geleid en slechts zo nu en dan wordt een visuele terugblik toegestaan. Vele zalen worden diagonaal doorlopen hetgeen de oriëntatie niet bevorderd. Hoogteverschillen worden bijna onmerkbaar overbrugd. Zelfs de enorme maquette van het kamp, dat de dimensies van het geheel indrukwekkend maakt, is nauwelijks belicht. Pas in de centrale hal die aan het eind van de route zich openbaart en waar de rol van de Amerikanen aan de kaak wordt gesteld –de meeste Japanse artsen werden na de oorlog aangeklaagd maar vrijgesproken omdat de Amerikanen hun kennis nodig hadden, dringt via de torens enig licht naar binnen. ’s Nachts is het effect omgekeerd en straalt licht uit de torenmonden.

Achterkant Unit 731 museum / foto Herman van Bergeijk

De geslotenheid van de sombere buitenkant waarvan de textuur opvallend is, laat niets van het complexe interieur vermoeden. Van een afstand lijkt het een zwarte doos, maar dichterbij komend blijkt dat de donkere marmeren wanden schuin zijn aangebracht en dat de voegen open zijn gelaten. De kristallijne vormen van de buitenkant steken scherp af tegen de omgeving. Het gebouw markeert een plek, een schuldige plek. Hier spreekt geen genius loci maar de stem van de verschrikking. Het geheel is op prachtige wijze georkestreerd en ook al is de afwerking soms van dezelfde grove kwaliteit als die van de opera, hier wordt geschiedenis ervaarbaar. In ieder geval voor de vele Chinese schoolklassen en arbeiders want buitenlanders komen hier zelden, over het algemeen gaan die liever naar het operagebouw, die nietszeggende puist (de naam van het gebouw in de volksmond) in zijn omgeving, symptoom van een globale cultuur. Een groter contrast dan tussen het witte opragebouw en het donkere misdaadmuseum is nauwelijks denkbaar. Beide zijn iconen en uit op effectbejag, maar wel op geheel verschillende wijze.

Tijd is een obsessie geworden, de snelheid neemt alles in haar vaart mee en het vergeten is steeds gemakkelijker. Wat gisteren was is vandaag alweer uit ons geheugen gewist. City branding schept te vaak lege iconen, dat iconen ook iets kunnen uitdrukken laat het museum zien.