Amsterdam zit middenin een kolossale bouwopgave waarbij de hoofdstedelijke groenstructuur onder druk staat. Philomene van der Vliet en Jan Maas van BOOM Landscape houden een pleidooi om de scheggen van Amsterdam juist een ambitieuze rol te geven in de ontwikkeling van de stad.
Amsterdam kent een geweldige traditie waarin bij grote stadsuitbreidingen flink werd geïnvesteerd in royale groenstructuren. In deze lijn ontstonden het Sarphatipark in het uitbreidingsplan van Kalff, het Oosterpark tijdens het slechten en bebouwen van de bolwerken en het Vondelpark – op privaat initiatief betaald uit bouwspeculaties. Ook in het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) dat in de jaren dertig van de twintigste eeuw werd ontwikkeld om de groei van de stad in grote lijnen vast te leggen, was grote aandacht voor groene (ontspannings)gebieden. Stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren beoogde zo een nieuwe stad te creëren waarin iedereen, ongeacht rang of stand, omgeven door voldoende groen, ruimte, en licht, zich kon ontplooien. De realisatie van het AUP leidde in vijftien jaar tot een verdubbeling van de omvang van de stad: 50.000 woningen verrezen in wijken als Bos en Lommer, Watergraafsmeer, Osdorp en Buitenveldert, met daar tussenin omvangrijke parklandschappen; de scheggen van de stad.
Nu, ruim 80 jaar later, zit Amsterdam middenin een kolossale bouwopgave. Om de woningtekorten op te lossen, worden locaties binnen de gemeentegrenzen versneld ontwikkeld om de komende tien jaar 75.000 woningen te realiseren (1); er worden verdichtingslocaties aangewezen, rangeerterreinen opgeheven en bebouwd, bedrijventerreinen getransformeerd, sportvelden opgegeven en oevers volgebouwd. Over deze bouwplannen wordt volop gedebatteerd. Opvallend minder discussie is er over de scheggen, waar ook projecten van start zijn gegaan: in de Diemerscheg zijn 7.000 woningen in aanbouw en in de Brettenscheg, rondom Sloterdijk- Centrum, zijn er plannen voor 7.500 woningen. Ook wordt gestudeerd op de Schiphol-corridor, het gebied langs de Schinkel, het Amsterdamse bos en de Riekerpolder, daarmee zou ook de geliefde Amsterdamse Bosscheg onder druk komen te staan.
De ligging van de scheggen maakt ze aantrekkelijk en daardoor des te kwetsbaarder voor de bouwdrift die gepaard gaat met de huidige uitbreidingsplannen die de stad voor ogen heeft. Een lange traditie dreigt verloren te gaan: de stad rukt op maar investeringen of plannen voor nieuwe groenstructuren blijven achter, en inmiddels staan zelfs oude groenstructuren onder druk.
Dat de scheggen kwetsbaar zijn, bleek begin 2018 uit een aansporing van de minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren. Zij stelt dat gemeentes lef moeten tonen door te bouwen rond de stadsgrenzen: ‘Het moet allebei. En binnenstedelijk én in het groen’. Bouwen in het landschap gaat volgens haar sneller, iets wat het Economisch Instituut voor de Bouw benadrukt: ‘echt tempo maken doe je in het buitengebied.’ Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat ontwikkelaars zullen kiezen voor het buitengebied, omdat het minder gedoe geeft, meer meters gemaakt kunnen worden en daardoor de winsten daar veel hoger zijn. De roep van politici en ontwikkelaars om te bouwen in het groen rond de stad wordt in navolging van de voormalige wethouder en locoburgemeester van Amsterdam steeds luider.
In de Structuurvisie Amsterdam 2040 (2011) is enkele jaren geleden de ambitie uitgesproken om de acht scheggen in en rondom Amsterdam uit te bouwen tot ‘metropolitane landschappen’. De functies die de gemeente benoemt, benadrukken de geografische en ecologische waarde van de scheggen, waarbij vooral recreatieve functies en voorzieningen (van ecologische bedrijvigheid tot horeca en evenementen) in het oog springen. Veel ideeën in de Structuurvisie betreffen het verbeteren van mobiliteit en het ontsluiten van de scheggen om intensief recreatief gebruik mogelijk te maken en het vestigingsklimaat van de stad te verbeteren. De standaardreactie op de plannen om in het groen te bouwen of er recreatieve functies onder te brengen, is om vooral te laten wat is en met de handen van het groen af te blijven, omdat groen dat verdwijnt nooit meer terugkomt. Hierbij blijft onderbelicht wat het mogelijke verlies betekent voor de relatie tussen stad en landschappelijke omgeving. Kortom: het ontbreekt aan visie.
Een eerste stap hiertoe is de intrinsieke waarde van onze scheggen te onderzoeken voorbij hun huidige en vaak stilzwijgend aangenomen functie als weidegronden, recreatiegebieden en bouwterreinen. Deze beperkte functietoekenning doet namelijk geen recht aan hun potentie, maar getuigt ook niet van inzicht in de problematiek. Het doel zou moeten zijn dat ze niet alleen economisch, maar ook ecologisch productief worden en maatschappelijke meerwaarde opleveren.
Met de beperkte zienswijze op de scheggen als locaties voor woningen en recreatie, wordt voorbijgegaan aan de noodzaak van het toekomstbestendig maken van de stad en de scheggen zelf. Zoals de scheggen nu functioneren, zal dat in de nabije toekomst niet meer mogelijk zijn of tot problemen leiden. Zo wordt onder andere het peilbeheer van veenlandschappen, zoals de Amstelscheg en Waterland, een steeds duurdere en complexere opgave. Daarnaast zorgt de ontwatering ten behoeve van grasland voor een natuurlijke veenverbranding en een hoge uitstoot van CO2 van circa 30 ton per hectare per jaar. De ontwatering zorgt voor nog een ander probleem: de bodem in deze veengebieden daalt gemiddeld één centimeter per jaar met verzakkingen van wegen, funderingen en hoge beheerkosten tot gevolg.
Tot slot dringt ook de klimaatproblematiek zich steeds sterker op aan de stad; we hebben last van stormen, extreme hitte, droogte en wateroverlast. Onze biodiversiteit neemt af – ruim 40% van de soorten insecten vermindert in aantal en een derde is zelfs bedreigd (2), files nemen toe en de CO2 uitstoot neemt veel langzamer af dan werd aangenomen. Met name de hoge concentraties CO2 rondom steden als Amsterdam en Rotterdam , veroorzaakt door de aanwezigheid van energiecentrales, industrie, autoverkeer en havens, springen in het oog. Wil de stad de groei faciliteren zonder ecologische schade te vergroten dan heeft ze voor het omschakelen naar nieuwe vormen van mobiliteit, klimaatadaptieve maatregelen en schone energie ruimte nodig. Ruimte om water en CO2 te bufferen en uitstoot van CO2 door veenoxidatie tegen te gaan. Ruimte om schone energie op te wekken, te experimenteren met nieuwe compacte landbouwvormen en aaneengesloten natuur te maken om massale sterfte van insecten, vogels terug te dringen. De mogelijkheden voor kwantitatieve groei van groenstructuren in en rondom de stad zijn beperkt maar wil Amsterdam verdichten met 70.000 woningen en tegelijkertijd de leefbaarheid van de stad in stand houden of verbeteren dan zal ze moeten investeren in kwaliteit en de intrinsieke waarde van haar groenstructuren moeten vergroten in plaats van deze te bebouwen. Een van de mogelijkheden is door de scheggen een rol te laten spelen in de grotere opgaven waarvoor de stad zich gesteld ziet.
Vanuit de duurzaamheidagenda van de stad dienen zich talrijke nieuwe vragen aan over de scheggen. Kunnen de scheggen een rol spelen bij het tegengaan van urban heat, het verbeteren van de biodiversiteit en de luchtkwaliteit en het tegengaan van bodemdaling, wateroverlast en watertekorten? Wat betekent dit voor de functies van de scheggen en voor eventuele functiemenging? Hoe kan worden omgegaan met het vraagstuk van de veenbodemdaling en wat betekent dat voor het gebruik van het landschap? Kunnen de scheggen een rol spelen als energielandschappen zonder hun landschappelijke waarde te verliezen?
We zijn toe aan een radicale visie op de scheggen. Een visie die anticipeert op stedelijke verdichting en tegelijkertijd de ecologische waarde van de stad vergroot.
Een plan waarin de scheggen worden omgevormd tot ecologisch productieve landschappen die maatschappelijke meerwaarde opleveren: energie opwekken in plaats van energie kosten, CO2 vastleggen ipv CO2 uitstoten, biodiversiteit verbeteren in plaats van vernietigen door overbemesting en pesticiden, water opnemen in plaats van wegpompen. Een grootschalige transformatie waarin vanzelfsprekend niet wordt gebouwd. Verandering begint met de notie dat de scheggen altijd in transitie zijn geweest: van moeras, naar landschap voor energiewinning tot agrarisch landschap. Een opeenvolgende nieuwe transformatie ligt dus voor de hand. Laten we de erfenis van Van Eesteren, Niftrik, Kalff en Jacoba Mulder verbeteren in plaats van om zeep helpen door te pleiten voor radicale vergroting van de intrinsieke waarde van onze landschappen opdat zowel de leefbaarheid van de stad verbetert als Amsterdam haar eigen ambitieuze doelstellingen overtreft.