De steun van de Vlaams Bouwmeester aan de klimaatspijbelaars valt niet bij iedereen in goede smaak. De vrees is dat de onder architecten zo gewaardeerde Open Oproep in gevaar komt. Is die angst terecht?
Meer dan de vorige Vlaams Bouwmeesters heeft Leo Van Broeck duurzaamheid, biodiversiteit en klimaatopwarming tot centrale thema’s van de architecturale kwaliteit verheven. De door spijbelende scholieren in gang gezette klimaatmarsen vormden de ideale springplank. Van Broeck was er als de kippen bij om een klimaatpanel te introduceren die de scholieren zal bijstaan bij het formuleren van antwoorden. Ook de primetime TV première van de film ‘Plannen voor plaats’ – een film van Nic Balthazar in opdracht van het Team Vlaams Bouwmeester – bracht de boodschap van een duurzame transitie van de Vlaamse ruimtelijk ordening in elke huiskamer.
Opmerkelijk genoeg stootten de démarches van de Vlaams Bouwmeester op heel wat onbegrip, vooral in het architecturale veld. De interne kritiek is dat de klimaatagenda afwijkt van de primaire taak om de architectuuropdracht te depolitiseren. Van Broeck krijgt hiermee de vriendelijke boodschap dat hij maar beter zorgt dat de Open Oproep blijft bestaan. Ter herinnering: in 1999 werd de functie van Vlaams Bouwmeester in het leven geroepen om een eind te maken aan de nauwe banden tussen politiek en bouwwereld en de mistige constructies van partijpolitieke financiering. De Open Oproep was het sluitstuk om de architectenkeuze te professionaliseren en creëerde heel wat mogelijkheden voor kwalitatieve architectuur. Er wordt aangenomen dat de Open Oproep voor een deel de basis gelegd heeft voor de internationale erkenning die de Vlaamse architectuur vandaag geniet.
Geen wonder dat de bezorgdheid groeit. Het gemak waarmee Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen in 2015 uit het zadel werd gelicht door de huidige, centrumrechtse regering, omdat hij teveel zijn boekje te buiten ging, toont de fragiliteit van het bouwwerk. Het angstbeeld wordt gebruikt als argument voor behoedzaamheid, alsof het titanenwerk van Swinnen om proefprojecten op te zetten met zo goed als elke minister mogelijk was zonder enige diplomatie. De kritiek op het klimaatenthousiasme van Van Broeck is vooral gespeend op een conservatieve ideologie, waarbij architectuur gepresenteerd wordt als een maagdelijk terrein. Het zou eerlijker zijn om toe te geven dat een Open Oproep misschien wel bedoeld is om de architectenkeuze te depolitiseren, maar nooit vrij zal zijn van politiek getouwtrek. De grote architectenkantoren lobbyen al jarenlang tegen wat zij zien als competitievervalsing door de Open Oproep, zij komen immers niet langer aan de bak. En ook de architecten van de goede smaak kijken met argusogen naar de uitkomsten van een Open Oproep, zo heerste recent nog grote verontwaardiging bij de keuze van uitsluitend niet Vlaamse architecten voor de verbouwing van de Opera in Gent.
Ook het functioneren van de Vlaams Bouwmeester zelf is nooit vrij van politieke manipulatie. Herinner het positief advies van Vlaams Bouwmeester Marcel Smets voor de Oosterweelverbinding – het fel gecontesteerde miljardenproject om de Antwerpse autostrade ring te sluiten, ontworpen door de grootmeesters van de Vlaamse architectuur: Laurent Ney en Paul Robbrecht. In het advies van gunning aan de Vlaamse regering schreef Smets expliciet geen uitspraak te doen over ‘mobiliteit, milieueffecten en stedenbouwkundige inbedding’. Wellicht stond de brave man onder flinke politieke druk, gezien het massale protest tegen de brug door organisaties als stRatengeneraal en Ademloos, maar het advies was hoe dan ook in tegenspraak met zijn eigen filosofie van het zogenaamde ‘geïntegreerde architectuurproject’.
De idee van het ‘geïntegreerde architectuurproject’ was dat een architecturaal ontwerp noodzakelijk een synergie tot stand brengt tussen verkeer, milieu, ruimtelijke ordening en andere versnipperde bevoegdheden. Als er iets is wat Van Broeck siert, is het wel dat hij de wollige taal van het ‘geïntegreerde architectuurproject’ eindelijk vertaald heeft naar verstaanbare termen. In het meerjarenprogramma schrijft hij: “Architectuur en ontwerpend onderzoek kunnen in de transitie naar integrale duurzaamheid een belangrijke bijdrage leveren, door toekomstvisies en innovatieve oplossingen te verbeelden, te testen en te concretiseren in realisaties.”
En vandaag wordt uitgerekend Van Broeck door architecten op de vingers getikt omwille van zijn klimaatenthousiasme. Het werpt ons terug in de tijd. Zwijgen over het klimaat om de Open Oproep te redden, was precies wat Marcel Smets dacht te doen. De oplossing van Smets was: we redden de unieke architecturale kwaliteit van de Oosterweelverbinding door te zwijgen over mobiliteit, luchtkwaliteit en stedenbouw. Op die manier kwam Smets weg met een visie op architecturale kwaliteit die alle eisen van de actiegroepen negeerde en zich boog naar de wil van de Vlaamse overheid. De ongemakkelijke boodschap van Van Broeck leert ons het omgekeerde: zwijg over architecturale kwaliteit als je de leefomgeving niet ter sprake wil brengen. Architecturale kwaliteit is een aanstellerij als het zich niet wil inschrijven in het grote verhaal van een duurzame transitie van het woningbestand, verdichting van het nederzettingenpatroon en vergroening van de stedelijke productie.