Kunstenaar-architect Richard Venlet toont in het Brusselse Bozar Its walls, floors, ceiling and windows. Zijn tentoonstelling overziet in de vorm van 64 ingrepen een periode van 28 jaar. Ze onderstreept zijn unieke hybride positie als kunstenaar, architect, curator en tentoonstellingsontwerper in een strak vormgegeven doch met humor doorspekt parcours.
Richard Venlet bezet met Its walls, floors, ceiling and windows de antichambres, die achterin Victor Horta’s kunstenpaleis liggen. Daarmee maakt hij het zichzelf niet gemakkelijk, want deze drie aan een rotonde verbonden zalen staan vrij ver af van de neutrale white cube. Zijn bewuste keuze legt echter meteen de core business van zijn werk bloot: het vrij lange en indrukwekkende parcours van Richard Venlet (°1964 Australië, woont en werkt in Brussel) richt zich immers op het ontwikkelen van tentoonstellingsconcepten. Of zoals Bozar het in de tentoonstellingstekst stelt: “Het werk van de Brusselse kunstenaar Richard Venlet is hybride: het combineert sculptuur, installatie, kunsthistorisch onderzoek, tentoonstellingsontwerp en architectuur. Van bestaande ruimtes maakt hij ‘open kaders’ of presentatiecontexten waarbinnen de cultuur van het tentoonstellen wordt verkend.” Met andere woorden: het werk van deze kunstenaar-architect bestaat dus uit het omturnen van ruimtes tot omgevingen, plekken waarin al dan niet een tentoonstelling van een curator of kunstenaar plaats kan vinden. Venlet creëert dus niet enkel een ruimte, maar ook een gepaste sfeer, een vibe.
Na meer dan 25 jaar actief te zijn, imponeert de lijst van namen waar Venlet mee samenwerkte. Als curatoren toeven ronkende namen onder wie Dirk Snauwaert (een van de eersten), Mark Kremer, Jonathan Watkins, Bernard Fibicher, Jan Hoet, Moritz Küng, Joël Benzakin, Katerina Gregos en Natasha Ginwala. Onder de kunstenaars behoren Michel François, Gert Verhoeven en Joëlle Tuerlinkcx tot zijn vaste kompanen.
Venlet komt vaak met verdomd slimme oplossingen voor solo- of groepspresentaties. Ook hier in Bozar, waar zijn eigen oeuvre voor een zeldzame keer zélf centraal staat en hij een selectie van zijn betrachtingen over de jaren heen toont. Op zich zou je Its walls, floors, ceiling and windows als één werk kunnen beschouwen. De kunstenaar-architect koos ervoor om props, artefacten en archiefstukken in een ietwat labyrintische structuur te plaatsen met als rode draad een zeer lang doorlopend windscherm. Deze door zip ties aan elkaar gelinkte eenvoudige en vrij dunne houten panelen verbinden de zalen met elkaar. In haar lichtheid contrasteert Venlets leporello geslaagd met de statige architectuur van Horta en de gouden koepel van de rotonde. Maar bovenal leest deze tentoonstellingsarchitectuur als een werk zelf, een door Venlet zelf bedachte ingenieuze kapstok waarin andere werken van de kunstenaar vervat zitten.
Na een –verrassend genoeg– klassieke muurtekst leidt deze structuur de bezoeker van de rotonde meteen naar de eerste zaal. En passent zien we in de omliggende zalen meteen al een hele reeks sec uitgestalde voorwerpen en materialen met daarnaast steeds een nummer. Het lijkt op het eerste zicht bizar, afstandelijk, misschien zelfs vervelend… Dit komt alleszins niet meteen vlot binnen.
In het midden van de eerste zaal ligt op een met grijs tapijt bekleed podium een vuistdik boek (volgens de persmedewerker van Bozar bestaat deze publicatie op slechts drie exemplaren, al komt er in de toekomst misschien een herdruk in ruimere oplage). Chronologisch overziet het boek in plattegronden, ontwerpschetsen, foto’s, tekeningen en teksten zowat alle ingrepen die Venlet in zijn carrière maakte. Een selectie ervan is dus in deze zalen uitgestald. Naast het boek ligt een stapeltje hand-outs. Vandaar al die cijfers in de zaal: ze verwijzen naar de op de papieren uitklapfolder keurig gerangschikte werken, geduid met een foto plus omschrijvende tekst.
Samen vormen de 64 uitgestalde ideeën een inspirerende schatkist voor tentoonstellingsmakers (de curator in me duizelt!). De vroegste ingrepen hier te zien, dateren uit het begin van de jaren negentig: Le Magasin in Grenoble, Chisenhale Gallery in Londen en Bozar zelf. Hier toont de hand van Venlet zich nog bijzonder sober, haast minimaal. Bij Le Magasin zet hij in 1991 een witte, lange en hoge muur neer (L’exposition de l’école du Magasin). Die biedt een smalle doorgang naar de achterliggende zaal, maar problematiseert tegelijkertijd het concept van het neerpoten van een white cube in een voormalig industrieel complex (concreter: enkele mooie oude zuilen werden destijds hierdoor deels aan het zicht onttrokken). In Londen slaat Venlet in 1993 de handen in elkaar met kunstenaar Ann Veronica Janssens en maakt hij één van de vensters van de Chisenhale Gallery vrij (ze zat verstopt achter een tentoonstellingswand). Datzelfde jaar bouwt hij ook met verstel- en verplaatsbare praktikabels, verrolbare monitoren plus players en een grijze wand (“refering the color of a switched-off television screen”) een videolounge. Voor deze opstelling in Bozar tekent destijds Dirk Snauwaert, hij bood de bezoeker een selectie vrij te raadplegen – want op cassette aangeboden – videowerken aan (Monitor, een project voor het scherm). Op die manier kon de kijker dus vrij ‘zappen’ doorheen een bloemlezing van recente videokunstwerken. In deze tentoonstelling vandaag schiet er van die oorspronkelijke manoeuvres soms zeer weinig over. Hier zijn er in de zalen er louter enkele details van te zien. Zo is voor het hierboven omschreven laatste voorbeeld een deel van de paravent-structuur grijs geschilderd (met een nummer er op dat verwijst naar de uitleg in de hand-out).
Voor de meest recente, veel meer ambitieuze projecten waar ook hier fragmenten van geëtaleerd staan, werkt Venlet steevast samen met andere kunstenaars. Voor Grosse kleine Welt – Grand petit monde (2018) in de Parijse Ecole Nationale Supérieure des Beaux-Arts bijvoorbeeld onder andere met de Zwitsers-Belgische videokunstenaar Marie-José Burki en de teksten van de wijlen Zwitserse schrijver Robert Walser. Met zijn recente ingrepen houdt Venlet het al lang niet meer op een eenvoudig manoeuvre, maar tovert hij met wanden, spiegels, diepte-effecten, kleurenvariaties, schilderingen, tapijt, behang, meubilair, objecten en raak gekozen belichting heuse environments die (proberen) de tentoongestelde kunst zo goed mogelijk tot hun recht te laten komen. In plaats van een minimale ingreep komt Venlet dus met een totaalpakket aanzetten – al blijft soberheid wel de rode draad in zijn oeuvre.
In Its walls, floors, ceiling and windows is slechts één werk opgenomen van een andere kunstenaar: Lemurenkopf II (2011) van Franz West. De manshoge plaasteren sculptuur van een uitgerekt, ietwat griezelig hoofd staat in een opstelling van een laag podium waar omheen zich losse witte plaatwanden scharen. Uit de met grijs tapijt beklede ‘modulaire structuur’ is een ronde uitsparing gemaakt die de metalen voet van het werk op het parket van Bozar laat rusten. Deze opstelling is een staaltje van de groots opgezette collectiepresentatie Museum for a small city – The S.M.A.K. collection presented, (re)-viewed and (re)-visited die Venlet in 2013 in het Gentse S.M.A.K. cureerde en ontwierp (met bijdrages van onder meer Sven Augustijnen, Jessica Diamond, Rineke Dijkstra en Marijke Van Warmerdam.[1]
Ofschoon er in deze Brusselse tentoonstelling heel wat gezapige humoristische knipogen zitten – soms is de opstelling gewild wat schamel of krakkemikkig hetgeen tot vrolijkheid stemt – en dat de opstelling dus bewust ook een beetje stout eigenwijs aanvoelt, piekt hij in Venlets eigen puur conceptuele bijdrage. Zijn Firewood (2015) stelt vier plastic zakken voor die – naar verluidt? – het verkapte hout bevatten van Victor Horta’s logedeuren van de Henry Le Boeuf zaal, de beroemde grote concertzaal van Bozar. Het doet een beetje pijn om te zien, maar Venlets zoete anarchie ontlokt aan me ook een duivelse glimlach.