Recensie

Rechts neemt ruimte

Een historisch stadsdeel herbouwen. Het klinkt mooi. Dat achter reconstructies verontrustende rechtse activiteiten kunnen staan, is aan de recent voltooide Altstadt Frankfurt te zien. Helaas is dit voorbeeld geen uitzondering. De reader Para-Platforms. On the Spatial Politics of Right-Wing Populism belicht hoe ruimte door rechts gekaapt wordt – maar ook terug te winnen is.

Hühnermarkt in de nieuwe Altstadt van Frankfurt / bron foto Wikipedia

Het voorvoegsel para betekent ‘naast’ of ‘voorbij’. De titel ‘Para-Platform’ zou kunnen doelen op een forum naast bestaande of gangbare platformen. Hoe langer ik in de reader las, hoe sterker me het gevoel bekroop dat de publicatie echter een parallelle wereld ontrafelt, een realiteit die zich aan onze ogen onttrekt en waarvoor we ook liever blind willen zijn: een antidemocratische wereld die welbewust voortbouwt op de donkerste hoofdstukken van de jongere Europese geschiedenis en waarin uitsluiting, haat en fysieke geweld geoorloofde middelen zijn tegen hen die anders zijn of denken.

In de reader analyseren theoretici, ruimtelijke ontwerpers en schrijvers de fysieke, virtuele en imaginaire ruimtes die niet alleen extreemrechts (alt-right in Orwelliaanse New-speak) maar ook het opkomende rechtse populisme hebben ontworpen – en volop gebruiken. Para-Platforms. On the Spatial Politics of Right-Wing Populism belicht vooral Europese en US-Amerikaanse voorbeelden. ‘Ruimte’ wordt daarbij breed opgevat. Zo gaat het over virulente ruimtewinst op internet en in sociale media, het ondermijnen van sociale structuren in verzwakte gemeenschappen, het kapen van fysieke ruimte, de theoretische grondslagen van populisme en de geleidelijke acceptatie die het gedachtegoed in maatschappelijke en politieke kringen ervaart.
De gevaren van een geleidelijke acceptatie toont het werk van de Duitse taalkundige Victor Klemperer aan. Medio jaren dertig van de laatste eeuw begon Klemperer systematisch onderzoek naar de extreem succesvolle beïnvloeding van de bevolking door de nationaalsocialistische taal. Zo’n onderzoek zou nu ook in Nederland op zijn plaats zijn. Want ook de taal is een plaats waarin populistisch en extreemrechts mede door politici als Baudet steeds meer ruimte inneemt.

Door de complexiteit van deze thema’s en de zorgvuldige nuanceringen van de auteurs zijn de teksten buitengewoon compact geformuleerd. De publicatie is een sobere reader , de enige concessie die wel aan de vormgeving werd gedaan, is de bruinige kleur (RGB 165/96/36 voor de liefhebber) van cover en middelste bladzijden. Architectenbureau Brandelhuber+ heeft in de aanloop van de Berlijnse verkiezingen de kleuren van de politieke partijen aldaar – het rood van sociaaldemocraten en Die Linke, christendemocratisch zwart en blauw, liberaal geel en het Groene groen – in gelijke delen gemengd. Het resultaat: een ‘kleur van politieke lauwheid’ die, volgens de ontwerpers, voor de uitwisselbaarheid staat waarin het politieke discours is terechtgekomen. Monochrome posters van die kleur hingen in 2011 in de openbare ruimte, de officiële partijcampagnes deels overdekkend, en verschenen in kranten en bij lezingen. Het activistisch kleurgebruik leidde aldus de verklarende tekst tot een opleving van de eerst lauwe politieke discussie. Het kleurgebruik en de acties eromheen zijn te zien als een voorbeeld van politiek engagement van ontwerpers, lijken de redacteuren te bedoelen. Vast overbodig te zeggen dat ‘bruin’ normaliter staat voor extreemrechtse politiek, een mooie twist.

Voor wie niet al thuis is in de materie, vormen de transcripties van vier tijdens het Göthenburg Design Festival in 2017 gehouden lezingen het meest concrete deel van het boek. De sprekers analyseren niet alleen rechtse strategieën maar laten gelijktijdig zien welke mogelijkheden ontwerpers hebben om actief te antwoorden op het kapen van ruimte. Onder ‘right-wing‘ scharen de redacteuren in hun voorwoord neonazisme, fundamentalisme en op haat en vermeende bedreiging gebaseerde populistische, autoritaire en racistische stromingen, waarin ‘anti-immigratie, anti-liberale, anti-elitaire en anti-progressieve sentimenten’ uiterst effectief gebundeld worden. Overheden hebben hierin, aldus de sprekers, een niet te onderschatten rol: van het bagatelliseren van rechtse activiteiten tot het toedekken van misdaden. Door de al genoemde dichtheid van de teksten ga ik maar op één aspect in: ik focus op ‘ruimte’ in architectonische zin.

RGB 165/96/36

Architect Christina Varvia, directeur van Forensic Architecture, legt in haar bijdrage uit hoe dit multidisciplinaire Londense onderzoeksinstituut sinds 2011 ruimten reconstrueert waarin misdrijven hebben plaatsgevonden. Misdrijven reiken van politieke moord, het spoorloos verdwijnen van demonstranten, marteling in gevangenissen tot luchtaanvallen op burgers. Opdrachtgevers van FA zijn mensenrechtsgroepen, ngo’s en aan (overheids)geweld blootgestelde gemeenschappen – welbewust nooit overheden. Het reconstrueren is letterlijk en architectonisch te begrijpen, FA zoekt op basis van foto’s, video’s, gelekte documenten en getuigenissen via maquettes en 1:1 modellen precies uit wat op een bepaald moment is gebeurd en waar de officiële versie in tegenspraak is met de feiten.

Het voorbeeld dat Varvia’s in haar bijdrage uitvoerig toelicht, draait om de moord op de Duits-Turkse zoon van een internetwinkelier in Kassel. Het misdrijf werd onderzocht in samenhang met de moorden die de neo-nationaalsocialistische NSU pleegde, een onderzoek waarin van politiezijde van alles misging. Door de reconstructies van FA werd aangetoond dat de verklaring van een klant die beweerde niet aanwezig geweest te zijn op het moment dat het delict plaats vond, niet kón kloppen. Saillant detail: de liegende klant was een agent van de geheime dienst. FA presenteerde haar ruimtereconstructie op de Documenta van 2017 in Kassel, op maar enkele honderd meter afstand van de moordlocatie. Door de publieke aandacht moest van de ‘klant’ officieel een getuige gemaakt worden en kwam de twijfelachtige rol van politie en politiek in deze zaak aan het daglicht. Onder andere rees de vraag waarom geruime tijd vooral mensen uit de Turkse gemeenschap als verdachten werden gezien, en of de agent welbewust uit het onderzoek was gehouden. Het punt dat ik in verband met deze recensie wil maken: de ruimtereconstructies van Forensic Architecture zijn allang het stadium van een politiek statement gepasseerd. Ze worden inmiddels als bewijs toegelaten in civiele rechtszaken en bij de UN.

Veelvoudig zijn de ruimten die nu al door rechts zijn ingenomen, leert de bijdrage van architectuurtheoreticus Stephan Trüby. Daarbij gaat het niet om een discussie over ‘mooie of lelijke architectuur’, beklemtoont de onderzoeker. Trüby analyseert onder ander de typologie van rechtse ruimten in Duitse en internationale context, zowel op het platteland als in de stad. Zijn onderzoeken tonen aan dat hier doelbewuste strategen aan het werk zijn.
In door recessie getroffen rurale gebieden met gedesillusioneerde gemeenschappen koopt extreemrechts goedkoop land en vastgoed. Ver weg van het verafschuwde, multiculturele stadsleven ontstaan nederzettingen met een ‘rustieke, ambachtelijke oriëntatie’. Op het eerste gezicht zijn de nieuwkomers goede buren met trots op lokale tradities en waarden, die werken als ‘kunstsmid, boekbinder en verloskundige’ en meedoen in verenigingen, crèches en scholen. Ze infiltreren publieke instellingen en particuliere initiatieven, tot na een tijd van geleidelijke gewenning aan antisemitisch, racistisch en nationalistisch gedachtegoed, een hele gemeenschap inclusief het sociale leven vast in rechtse handen is. Gekaapte rurale gemeenschappen bestaan volgens Trüby in Duitsland en Frankrijk met als initiators de NPD (Nationaldemokratische Partei Deutschlands), de AfD (Alternative für Deutschland) en het Front Nationale. Zowel Duitse als Zweedse rechtsextremisten kopen grond en vastgoed op met het idee een ‘Nordische’ gemeenschap oftewel een extreemrechtse denkwereld te vestigen.

In Italië is extreemrechts juist een stedelijke verschijning. Zo bestaat in Rome een uitstekend ontwikkeld netwerk van rechtse ruimtes met onder andere bars, mode- en boekwinkels: een gevestigde extreemrechte ‘binnenstedelijke cultuur’. Ook bij dit voorbeeld in Trüby’s tekst valt me op hoe geraffineerd rechtse invloed schuilgaat achter een façade van normaliteit en alledaagsheid. Waarmee ik terugkom op de nieuwe Frankfurter Altstadt, na een immense bouwput nu een zogenaamde topattractie voor inwoners en toeristen. Pikant detail: het initiatief voor het reconstructieplan ging uit van twee extreemrechtse publicisten en politici, argumenteert Trüby in de Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung. Rechts agendeert, de gevestigde politiek volgt. Deze gang van zaken willen nog de Frankfurter lokale politiek noch de bevolking onder ogen zien. En dat is volgens Trüby het eigenlijke schandaal.

Het gaat overigens niet om het veroordelen van reconstructies als zodanig, beklemtoont Trüby in zijn FAS-artikel: ‘reconstructie in de zin van herstel na rampen en oorlogen is historisch gezien vanzelfsprekend’. Maar reconstructiearchitectuur zoals de nieuwe Frankfurter Altstadt wordt benut als een sleutelmedium voor autoritair, nationaal en revisionistisch rechts. Met andere herbouwplannen zoals de Potsdammer Garisionkirche heeft dit project gemeen dat het brede publiek via schijnbaar onschuldige reconstructies aan een rechts, nationalistisch geschiedbeeld wordt gewend: een beeld ontdaan van de ‘schuldcultus’, het in rechtse kringen gebruikte woord, waarin witte/mannelijke/nationale trots opnieuw openlijk centraal mag staan. En de burger, zo concludeert Trüby terecht, is door zijn politieke naïviteit op zijn minst blind voor deze inbeslagname van de ruimte. Vele ontwerpers die aan dergelijke projecten werken vergaat het waarschijnlijk niet anders.

In Nederland bestaan tot nu toe geen aanwijzingen voor het kapen van stedelijke of rurale ruimte zoals in Duitsland, Frankrijk of Italië, legt Trüby tijdens een telefoongesprek uit. Maar ook hier zijn er aanwijsbare verbanden tussen rechts en ‘ruimte’. Hij beroept zich op onderzoek van Stephan Petermann (AMO) naar deze verbanden en noemt als voorbeeld de Muur van Mussart, een locatie waar door NSB naar voorbeeld van het (natuurlijk veel grotere) Nürnberger Reichsparteitagsgelände openluchtbijeenkomsten werden gehouden. Na de oorlog diende ze decennialang als ‘gewone’ camping, niemand die de beladen geschiedenis van Nederlandse collaboratie onder ogen wilde zien. Een ander door Petermann aangehaald voorbeeld is aldus Trüby, de nauwe relaties tussen Rotterdamse vastgoedmagnaten en rechtse populist Pim Fortuyn, die de laatste door substantiële financiële injecties politiek steunden. Van recenter datum zijn de aanvallen van Thierry Baudet op Rem Koolhaas, die door Baudet als een vertegenwoordiger van verderfelijk wereldburgerschap en globaal denken wordt geïdentificeerd. Baudet gebruikt latente anti-elitaire en anti-progressieve sentimenten om zijn visie van een nationale identiteit salonfähig te maken.

Door artikelen over de nieuwe Altstadt Frankfurt in de Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung en de Berlijnse taz is het – wellicht voor het eerst – gelukt om het verhaal van extreemrechtse ruimteclaims het burgerlijke midden te laten bereiken. Dat is de grote kracht van deze teksten. Vanuit rechts werd dan ook met dreigingen in de richting van Trüby gereageerd. Het sensibiliseren van de bevolking voor extreemrechtse strategieën is het belangrijkste, lees ik in de auteur steunende reacties. Ik betwijfel of dat voldoende is. Het herwinnen van ruimte, hetzij juridisch-activistisch zoals door Forensic Architecture of academisch en journalistiek zoals door Klemperer en Trüby lijkt me veelbelovender. Nog urgenter: de zogenaamde middenpartijen moeten stoppen met het overnemen van rechts-populistisch gedachtegoed.