Recensie

Dogma: Rooms

Dogma, het eigenzinnige in Brussel gevestigde architectenbureau, toont in deSingel een diepgravend onderzoek naar de minimum woning en private kamers van belangrijke personen in de geschiedenis. Het onderzoek is geladen met sociale en politiek-maatschappelijk interessante vraagstukken over het gezin en de eengezinswoning, zaken die de architect en ontwikkelaar al bijna honderd jaar als gegeven beschouwt.

Foto Vlaams Architectuurinstituut © Michiel De Cleene

Dogma pleit voor een flexibilisering van woningbouwnormen, om zo ruimte te maken voor typologieën die nieuwe manieren van wonen mogelijk maken. Het wordt tijd dat wonen een recht wordt en geen handelswaar, aldus Dogma.

Dogma is voor mij altijd een enigma geweest. Een enigma waar vrijwel iedereen in de architectuurwereld van heeft gehoord, maar weinigen weten wie ze zijn en wat ze doen. Nu stelt het enigma tentoon. In deSingel (Antwerpen) exposeren zij met de tentoonstelling Rooms, is een tweedelige tentoonstelling van onderzoek naar private kamers en ruimtes in de architectuur: de minimumwoning (Loveless) en de private kamer van personen met veel impact op de samenleving zoals Steve Jobs en Lenin (The Room of One’s Own). Beide presentaties zijn georganiseerd rond twee grote en zware boeken in het midden van de ruimte waarin tekstueel en grafisch de beelden aan de wanden worden gepreciseerd.
Aan de wanden zijn de tekeningen van de kamers en minimumwoningen te zien die het onderzoek hebben gehaald. Het is een brede selectie door de eeuwen heen. De minimumwoning is telkens geïllustreerd van boven in perspectief, op een zeer grafisch rijke en liefdevolle manier met veel kleur en persoonlijke details. De onderzochte kamers zijn geïllustreerd met zwart-wit lijntekeningen. Beide representaties zijn zeer gedetailleerd en laten duidelijk zien dat het hier gaat over zeer persoonlijke plekken; de kamers geven een kijkje in het leven van de persoon in de kamer.

Het onderzoek laat zien dat de minimumwoning sinds de jaren dertig van de vorige eeuw de als typologie onder vuur lag, zowel in Rusland en de Verenigde Staten als in Europa. Deze minimumwoningen met gedeelde faciliteiten trokken vooral alleenstaande mannen en weduwes aan, groepen mensen die stadsbesturen vanwege hun vaak (veronderstelde) onzedige gedrag liever zagen gaan dan komen. De periode waarin de minimale woning praktisch werd afgeschaft als typologie viel samen met de periode waarin veel nieuwe uitvindingen werden gedaan die invloed hadden op architectuur en de stad; terwijl de architectuur binnen het modernisme innoveerde, werden de rollenpatronen en sociale structuren bevroren. De familie werd tot hoeksteen van de samenleving gepromoot, waardoor er geen plaats meer was voor zeer kleine woningen. Zelfs in het House of the Future (1956) van Alison en Peter Smithson is het stereotype beeld van de familie duidelijk herkenbaar: de vrouw bevindt zich op de achtergrond of is bezig met haar uiterlijk, terwijl de man des huizes een tijdschrift leest.
Het gezin is de standaard gebleven voor de woningbouw. Je doet het goed als mens wanneer je voldoet aan het ideaalbeeld van de samenleving: als echtpaar met minimaal twee kinderen wonen in een ééngezinswoning, alle andere variaties zijn uitzondering.

Foto Vlaams Architectuurinstituut © Michiel De Cleene

De tentoonstelling Rooms blijkt een pleidooi voor het openbreken van deze bestaande structuren en denkpatronen. Het grote ideaal van de familie, en daarmee de familiewoning, en dus de architectuur, stedenbouw en sociale structuren die de familiewoning ondersteunen, is ons opgelegd en opgedrongen, stelt Dogma. Het kan ook anders. Dogma laat een andere geschiedenis zien, die van bijna 2000 jaar minimumwoning aan de hand van voorbeelden uit alle lagen van de bevolking: monniken, kunstenaars, de elite en het gepeupel. Ieder had een eigen reden om in een minimumwoning te wonen. Voor de elite was het vooral erg praktisch om in een hotel te wonen, deze boden comfort, gemak en flexibiliteit midden in de stad, zonder alle ongemakken van een groot huis. Arbeiders woonden veelal in een klein kamertje in een groot complex dicht bij de fabriek. Zij leefden hier voornamelijk vanwege economische en praktische redenen, het waren mensen van het platteland die hun heil zochten in de stad. De monnik en de kunstenaar gebruikten de minimumwoning vooral om zich niet te laten afleiden, zij zonderden zich af voor een hoger doel.

 

Vrij recentelijk is het idee van de minimumwoning weer helemaal terug, ditmaal in de vorm van de tiny house movement. Deze beweging wil vooral terug naar een minder gecompliceerd en duurzamer leven met minder spullen en minder schulden. Volgens Dogma is deze beweging vooral een hype die de essentie van de minimumwoning zoals die in de geschiedenis zich heeft gemanifesteerd mist. In de voorbeelden van Dogma is het sociale en maatschappelijke aspect van de minimumwoning veel groter, evenals het aandeel collectieve voorzieningen. Zo voorzag het Rowton House in Camden Town (Londen, 1892) in 1103 slaapplekken voor laagbetaalde arbeiders. Dit hostel-achtige complex had grote eetzalen, betegelde badkamers, schoon linnengoed en warm water, een unicum in die tijd. Deze Rowntown Houses waren een filantropische reactie op de kleinschalige verhuur van kamers bij families, de zogenaamde lodging houses. Deze complexen voor de werkende man zou nu een bijzonder sociaal experiment worden genoemd.

Foto Vlaams Architectuurinstituut © Michiel De Cleene

De tentoonstelling probeert provocatief te zijn om de vastgeroeste normen ter discussie te stellen. Hierdoor ontkomt Dogma er niet aan om de economische, politieke en sociaal-maatschappelijke structuren van architectuur aan te raken. De kracht en de hoofddrager van de tentoonstelling is hoe persoonlijk elke kamer is gemaakt. Er is zeer veel onderzoek gedaan naar hoe de bewoners leefden, hoe hun woning er uitzag en hoe hun kleine private domein functioneerden. Dogma: “This project is a provocation as domestic space should not be confined to the idea of the family, and should be seen as a right and not a commodity.” Deze kritiek reikt ver, van de ontwikkelaars die met goedkeuring van stadsbesturen hele gebieden gentrificeren, tot aan de huisvesting voor asielzoekers. “In a certain moment in time we all were refugees“, aldus Pier Vittorio Aureli tijdens de lezing die hij 2 april gaf. De zaal knikte, iedereen weet dat hij gelijk heeft.

Concreet wordt de kritiek van deze provocatie vrijwel nooit. De beelden van Dogma zijn mooi en gedetailleerd, maar maken het tegelijk moeilijk om de brede politieke en sociale kritiek direct te zien. Mij stoort dat niet, het is immers een architectuurtentoonstelling en architecten kaarten doorgaans wel vaker zeer grote maatschappelijke vraagstukken aan met hun tentoonstellingen. Wat wel stoort is dat deze tentoonstelling zich in een soort achterkamertje van deSingel bevindt en enkel te vinden is wanneer je de zware en moeilijk te bevatten tentoonstelling De Verdwenen Stad van Malgorzata Maria Olchowska doorkruist. Ik verdenk Dogma ervan dit bewust te doen om hun enigmatische status te behouden. Het is jammer want hierdoor wordt het toevallig tegenkomen van deze grafisch zeer sterke en inhoudelijk zeer interessante tentoonstelling niet vanzelfsprekend.