Recent verscheen bij LM Publishers de Ng’ambo Atlas, een rijk geïllustreerde inventarisatie op basis van de HUL-methode die kijkt naar de planningsgeschiedenis en de culturele gelaagdheid in Ng’ambo, het oostelijke deel van Zanzibar stad. Biedt het een kans voor de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke strategieën of is het een zoveelste onderzoeksrapport?
Voor de kust van Tanzania liggen de drie Afrikaanse specerijeilanden Zanzibar, Pemba en Mafia. Zanzibar stad, de hoofdstad van het eerste en grootse eiland, bestaat historisch, cultureel en stedenbouwkundig uit twee delen. Het westelijke, aan zee gelegen deel heet Stenen stad (Stone Town). Zoals de weinig prozaïsche naam al aangeeft, is dit deel van de stad voornamelijk opgetrokken uit (bak)steen. Het gebruik van dit bouwmateriaal en de bouwstijlen van historische paleizen en herenhuizen getuigen van de verschillende mogendheden die vanaf het eind van de 16e eeuw het eiland bestuurden: Portugezen (tot eind 17e eeuw), Osmanen (eind 17e tot eind 19e eeuw) en Engelsen (1891-1963). De hybride bouwstijl die hierdoor ontstond was reden voor UNESCO om de Stenen stad in 2000 het predicaat ‘werelderfgoed’ te verlenen. [1]
Ng’ambo is het ‘andere’ deel van Zanzibar stad; het deel dat gesitueerd is op de oostelijke oever van de kreek die de Stenen stad aanvankelijk van het achterland scheidde. Terwijl de Stenen stad min of meer planmatig ontwikkeld werd, was Ng’ambo (letterlijk: de andere zijde) lange tijd vooral infrastructurele verbinding tussen de Stenen stad en de rest van het eiland. Het stedenbouwkundig weefsel dat geleidelijk ontstond was grotendeels ongepland en bebouwd met eenvoudige vrijstaande woningen. De bewoners van Ng’ambo bestond uit een cultureel gemêleerde mengeling van handelaren, vissers, arbeiders, bevrijde slaven en regionale migranten. Nadat in 1963 een eind kwam aan het Britse protectoraat, brak er een nieuwe fase aan. Waar stedenbouwkundig ontwerpers tot die tijd hun plannen ontwierpen vanuit het bestaande stedenbouwkundig weefsel van de Stenen stad en Ng’ambo, diende de stad volgens Zanzibars eerste president, Sjeik Abeid Amani Karume, volledig volgens heersende modernistische planningsprincipes en in lijn met de socialistische grondvesten van de nieuwe republiek opnieuw gebouwd te worden. Om deze visie vorm te geven, engageerde Karume en zijn opvolgers architecten en planners uit bevriende socialistische landen.
De Oost-Duitse architect/planner Hubert Scholz viel als eerste de eer te beurt een stedenbouwkundig antwoord te geven op Karumes visie voor Zanzibar stad. In samenwerking met een lokaal team ontwierp hij het Zanzibar Town Planning Scheme (1968): een op Ng’ambo geprojecteerd orthogonaal stadsplan met ten oosten daarvan twee ringwegen en vier radiaalwegen. Het gebied binnen dit wegenplan werd opgedeeld in wijken waarbinnen functies per zone georganiseerd waren. In het westelijk gelegen deel van Ng’ambo voorzag Scholtz hoogbouwappartementen tussen de geprojecteerde wegen, publieke gebouwen langs de nieuwe centrale oost-weg boulevard en monumenten op de voornaamste kruispunten. Het nieuwe oostelijke stadsdeel was gereserveerd voor lage woningbouw, openbare gebouwen en industrie. Het plan werd met grote tussenposen tot 2008 gedeeltelijk gerealiseerd.
Het niet volledig geïmplementeerde plan van Scholz was in menig opzicht onbevredigend. Om de sociaal, cultureel en ruimtelijk ontwrichtende gevolgen van het plan het hoofd te bieden brak Ali Mohammed Shein, de president van Zanzibar sinds 2010, rigoureus met het beleid van zijn voorgangers: hij beëindigde de samenwerking met de voormalige socialistische landen en initieerde in 2011 de oprichting van het Department of Urban and Rural Planning (DoURP). Het DoURP ontwikkelde een National Spatial Development Strategy en nodigde het Israëlische bureau Shapira Hellerman Planners uit een stedenbouwkundig plan voor Zanzibar stad te ontwerpen. Het ZansPlan (2015) dat Shapira Hellerman Planners in reactie op deze uitnodiging ontwierp ging, evenals Scholz’ plan, uit van een centrale positie van Ng’ambo in Zanzibar stad en een intensivering van het beschikbare grondgebied. [2] Anders dan Scholz’ plan, pleitte het ZansPlan voor intensivering middels het verhogen van bestaande kleinschalige bebouwing tot vijf bouwlagen, de aanleg van een nieuw zakencentrum aan de noordkant van Ng’ambo, en zette men een streep door de aanleg van grote doorgaande wegen in Ng’ambo.
Niet lang nadat het ZansPlan gereed was, ontwikkelden DoURP in samenwerking met het in Amsterdam gevestigde bureau African Architecture Matters en de gemeente Amsterdam het Zanzibar Town City Center Local Area Plan (LAP). [3] Het LAP werd ontwikkeld vanuit de ambitie van de overheid van Zanzibar om Ng’ambo en de Stenen stad in samenhang met elkaar te ontwikkelen tot een eigentijds 21e-eeuws stadcentrum. Om niet over een nacht ijs te gaan, werd voor deze exercitie een meerjarig onderzoeks- en planningsproject opgezet volgens een door UNESCO ontwikkelde en gepropageerde holistische methode, de zogenaamde Historic Urban Landscape (HUL). De HUL-methode beoogt ‘to integrate policies and practices of conservation of the built environment into the wider goals of urban development in respect of the inherited values and traditions of different cultural contexts.’ [4] De Ng’ambo Atlas is de schriftelijke verslaglegging van het op basis van deze methode uitgevoerde onderzoek.
De Ng’ambo Atlas opent met een rijk geïllustreerd hoofdstuk over de stedenbouwkundige ontwikkeling van Zanzibar stad. Het daarop volgende tweede hoofdstuk beschrijft in teksten, kaarten en enkele foto’s aspecten van Ng’ambos actuele culturele landschap zoals: typologie; stijl; conditie, techniek, constructie en bouwhoogte van gebouwen; locaties waar culturele activiteiten plaatsvinden; zaken als bus routes, soorten nijverheid, toponiemen en locaties met een cultuurhistorisch bijzondere betekenis. In het derde en tevens concluderende hoofdstuk reflecteren de auteurs op het ‘eigen’ Swahili en cultureel rijk geschakeerd karakter van Zanzibar stad in het algemeen en Ng’ambo in het bijzonder en pleiten ze voor een integratie van de culturele gelaagdheid van Ng’ambo in stedenbouwkundige plannen.
Het was met name deze laatste aanbeveling die maakte dat de vragen die vanaf hoofdstuk twee in mij opborrelden zich ten volle aan me opdrongen: waarom las ik resultaten van een inventarisatie in Ng’ambo op Zanzibar en waarom werden die resultaten op deze manier gepresenteerd? [5] Alsof de samenstellers van het boek mijn vragen voorzagen, lichtte prompt hoofdstuk vier de geschiedenis en de context van het project toe: het project hing samen met de toezegging van de overheid van Zanzibar aan UNESCO om Ng’ambo als pilot project te gebruiken voor het testen van de HUL-methode in een (Oost) Afrikaanse context. Een methode die beschreven wordt in het afsluitende vijfde hoofdstuk. [6]
Voor wie de HUL-methode omarmt en geïnteresseerd is in toepassing van deze methode in een (Oost) Afrikaanse context zijn de gepresenteerde onderzoeksresultaten derhalve ongetwijfeld interessant en relevant. Voor wie dat niet het geval is, is de Ng’ambo Atlas echter gewoon het zoveelste onderzoeksrapport dat pleit voor de integratie van cultuur in ruimtelijke plannen. Daarmee is uiteraard niets mis: zolang er beleidsmakers en ontwerpers zijn die culturele waarden negeren bij het ontwerpen van die plannen, kunnen nut en noodzaak van een geïntegreerde, holistische benadering niet genoeg onder de aandacht worden gebracht. Wat me echter stoort aan zowel dit boek als de HUL-methode is de suggestie die gewekt wordt als ware de HUL-methode in dat opzicht niet alleen uniek maar ook de heilige graal. Een claim die UNESCO, vaak dankzij substantiële externe financiering, vooral in de Global South geregeld verkondigd, maar voor zover mij bekend nog niet heeft waargemaakt.
Het argument dat UNESCO die claim nog zelden heeft kunnen waarmaken omdat de methode pas sinds circa 2010 is uitgerold, overtuigt onvoldoende. Het is immers niet zo dat de benadering die UNESCO voorstaat uit het niets is ontstaan. In de Nederlandse ontwerppraktijk, bijvoorbeeld, is een holistische en maatschappelijk gedragen ruimtelijke ontwerpbenadering al decennia in wet- en regelgeving verankerd en als zodanig toegepast. Zoals vaker en ook in dit inventarisatierapport ontbreekt de cruciale volgende stap: hoe de onderzoeksresultaten en het daarop gebaseerde plan – in dit geval het LAP – uitgevoerd gaan worden, of zelfs maar kunnen worden. Terwijl het met name die laatste stap is die zo fundamenteel is om te voorkomen dat inventarisaties en plannen als deze tot in lengte van dagen op de plank blijven liggen. Juist vanwege de tamtam die UNESCO organiseert rond de HUL-methode zou het daarom op zijn minst aardig zijn als UNESCO ook, of liever juist met betrekking tot dit aspect een handreiking zou doen. Maar dat is niet het geval: waardoor net als zoveel andere, vergelijkbare inventarisaties ook de Ng’ambo Atlas zich beperkt tot niet meer dan de wel heel generieke aanbeveling om bij ruimtelijke plannen rekening te houden met de rijke culturele gelaagdheid van Ng’ambo. Een aanbeveling die, niet in de laatste plaats vanwege de toepassing van de HUL-methode, nauwelijks een verrassing is.
Over het hoe en waarom van deze verzorgde publicatie schrijven de auteurs dat al snel duidelijk werd dat ‘the material collected should not just serve the LAP, but needed to be made public for further use by scholars and planners alike’. [7] Hoe dat gebruik er uit ziet en waarom dat gebruik vraagt om een publicatie in deze vorm, wordt niet toegelicht. Het is echter wel een vraag waar ik als lezer mee achter blijf. Want hoewel niet oninteressant, is de Ng’ambo Atlas niet bepaald hemelbestormend, met of zonder de HUL-methode. In mijn optiek zijn daarom DoURP, African Architecture Matters en zeker ook UNESCO dus nog (lang) niet klaar. Wat mij betreft gaan ze vol aan de bak met het implementeren van de onderzoeksresultaten en het LAP en doen ze daarvan verslag in een vervolg(publicatie): Ng’ambo Atlas Part II: The Implementation of a Plan Based on UNESCO’s HUL. Ik kijk er naar uit.