Feature

Hudson Yards: glimmende wolkenkrabbers, buxusplanten en een vleugje cultuur

Saskia Naafs zag de stad van de toekomst en las de kritieken erover. Critici die schrijven dat Hudson Yards niet bij New York zou passen omdat het te groot is, te glimmend, te hoog en te duur, hebben niet op zitten letten: dit is New York.

The Vessel (maart 2019) / Hudson Yards, New York City / foto Epicgenius, Wiki Commons

Ik heb de stad van de toekomst gezien. Het staat er vol verblindende wolkenkrabbers. Eentje heeft een uitkijkplatform dat als een snavel uit zijn hoofd steekt. Een andere helt achterover alsof hij vol bewondering omhoog kijkt naar zijn broer. In het midden van deze nieuwe stad staat een koperen bijenkorf waar je een glazen lift naar de top kunt nemen, als in een boek van Roald Dahl. Wie niet wil wachten neemt de Escherachtige trappen, die van platform naar platform gaan, steeds hoger. Toegegeven: eenmaal boven stelt het uitzicht over treinsporen en een rivier enigszins teleur.

Beneden is het uitzicht beter, daar nemen toeristen dankbaar selfies voor het spiegelende koperkleurige materiaal. Ertegenover vergapen bezoekers zich aan luxe winkels in de shopping mall. Bovenin het winkelcentrum, tussen gewone ketens als H&M en Zara, staan ze in de rij voor stukjes gefrituurde kip. Naast de bijenkorf staat een nogal plomp gebouw. The Shed heet het, alsof het zelf ook wel weet dat het van buiten geen cachet heeft. Maar van binnen zit deze schuur vol cultuur. Je kunt er vanaf vijfentwintig dollar exclusieve performances bijwonen, van de beste kunstenaars, musici en acteurs van dit moment.

Er is nog meer in deze futuristische stad. Een metrostation bijvoorbeeld, met roltrappen zo lang en steil dat je er dieptevrees van krijgt. Er zijn bouwvakkers met fluoriserende hesjes die met kruiwagens vol buxusplanten en viooltjes rondlopen. Het zal groen worden in deze nieuwe stad, er komt een heel nieuw park, en veel woningen, van penthouses voor meer dan dertig miljoen, tot betaalbare appartementen met eigen opgang.

Die glinsterende stad van de toekomst staat, natuurlijk, in New York. Hudson Yards is een compleet nieuwe wijk in het westen van Manhattan, gebouwd aan de oever van de rivier de Hudson, bovenop een rangeerterrein . De huidige bouwplannen voor dit gebied voeren terug tot de jaren ‘90, toen New York nog meedong voor de Olympische Spelen van 2012. Waar ooit een stadion zou komen, staat nu een state of the art kantorenpark voor techbedrijven, banken en media. De bouw begon zeven jaar geleden, en is nu ongeveer halverwege. In totaal moeten er zestien nieuwe gebouwen verrijzen, met plek voor meer dan veertigduizend werknemers. Er komen ook vierduizend appartementen, waarvan vierhonderd ‘betaalbaar’, een school en een park.

A template for the future of cities’, noemt ontwikkelaar Related Companies het onbescheiden op zijn website. Maar in de media heeft Hudson Yards meer vijanden dan vrienden. De wijk is de afgelopen maanden genadeloos de grond in geboord door gezaghebbende architectuurcritici. Vooral de Instagram-vriendelijke architectuur moet het ontgelden. Michael Kimmelman van de New York Times vergeleek de torens met parfumflesjes in de etalage van een warenhuis die om aandacht vechten. Oliver Wainwright vergeleek in The Guardian  Thomas Heatherwick’s The Vessel (zoals ‘de bijenkorf’ eigenlijk heet) met een homp vlees waar de mensen als maden doorheen kruipen. The Shed van Diller Scofidio + Renfro vergeleek hij met een goedkope handtas. En in The Baffler noemde Kate Wagner The Vessel zelfs ideologisch leeg.

Het grootste kritiekpunt echter is dat deze 25 miljard dollar kostende nieuwe buurt een speeltuin voor miljardairs is (The Guardian) en New York’s grootste, nieuwste en meest gelikte gated community (NY Times). Die kritiek op de exclusiviteit heeft Hudson Yards opgezocht door zichzelf te vermarkten als de grootste private stadsontwikkeling ooit. Maar na enige naspeuring van universiteit The New School bleek dat Hudson Yards ook weer niet zo privaat is: er kwam meer dan een miljard dollar aan belastingvoordeel bij kijken via een visumprogramma voor rijke buitenlandse investeerders.

Kortom, het is prijs schieten op dit prestigieuze project.

The Shed (maart 2019) /  Hudson Yards, New York City / foto Epicgenius, Wiki Commons

Toch klopt er iets niet. Hoe terecht die kritiek ook is, ze is oppervlakkig en richt zich slechts op symptomen, op het uiterlijk van de gebouwen, op de vermeende smakeloosheid van de ontwikkelaar, en op de architecten die zich zouden hebben laten verblinden door het grote geld. Maar dit is niet het hele verhaal. Zoals Jane Jacobs al schreef toen zij een halve eeuw geleden een paar blokken verderop woonde in New York: ‘Private investment shapes cities, but social ideas (and laws) shape private investment.’ En die ideeën die aan Hudson Yards ten grondslag liggen kwamen me al te bekend voor.

Hudson Yards is niet zozeer de stad van de toekomst als wel een vergaarbak van alle trends op stedelijk gebied van de laatste decennia. Men neme de ingrediënten van Jane Jacobs’ mixed function neighbourhoods, het grenzeloze kapitaal van Saskia Sassen’s global city, de creative city van Charles Landry en de creative class van Richard Florida. Mix dat met toenmalig burgemeester Michael Bloombergs idee van een luxury city en wat krijg je dan? Hudson Yards.

Een stuk stad dat zowel aantrekkelijk is voor de transnationale superrijken, als voor de cosmopolitische creatieve klasse en voor toeristen op zoek naar de volgende bestemming. New York is hier niet uniek in, hoogstens een voorloper. Ook in Nederland proberen we dit soort stukjes stad te ontwerpen: kantoren en woningen gehuisvest in iconische architectuur, met een vleugje cultuur en consumptie, en een toefje groen, omdat je niet de hele dag hard kunt werken. Ik noem een Kop van Zuid in Rotterdam, of een Zuidas in Amsterdam.

Hudson Yards moest de beste ideeën van stedelijke planners samenbrengen, schrijft antropoloog Julian Brash in zijn boek Bloomberg’s New York (2011). Het moest een gemengde wijk worden, met werken, wonen, en recreatie, een wijk met ambitie waar 24/7 iets te beleven valt, een autoluwe en groene wijk ook, waar het vervoer tiptop geregeld is. Een plek voor innovatie, waar ondernemende geesten – ‘the best and the brightest’ zoals Bloomberg ze graag noemde – zich toe aangetrokken zouden voelen.

Critici die schrijven dat Hudson Yards niet bij New York zou passen omdat het te groot is, te glimmend, te hoog en te duur, hebben niet op zitten letten: dit is New York. ‘New York’s policy makers have for nearly a hundred years been planting the seeds for a rich, real estate–focused, anti-industrial city’, schrijft journalist en geboren New Yorker Peter Moskowitz in zijn boek How to Kill a City (2017).

Maar Hudson Yards is niet alleen de speeltuin voor de superrijken, het is ook de speeltuin van de post-industriële professionele klasse, van de hoogopgeleide kenniswerkers die Nederlandse steden net zo goed aan zich willen binden. Hudson Yards is een plek voor harde werkers, maar ook voor vermaak, verstrooiing, bewondering. Je kunt er architectuur bekijken, kunst consumeren, of je centen stuk slaan in de shopping mall. Het is een plek om even uit te rusten na de hectiek van de naastgelegen High Line, die steeds meer op een Kalverstraat op zaterdagmiddag lijkt. Je kunt er dankzij de toeristen lekker mensen kijken. Zoals socioloog Sharon Zukin in 2009 over New York schreef: ‘the city [is] a 24/7 entertainment zone with safe, clean, predictable space and modern, upscale neighborhoods.’

Als we hier kritiek op willen uiten, dan moet die kritiek niet alleen gericht zijn op de financiers, op de architecten of de gebruikers, maar ook op de beleidsmakers en bestuurders die bepaalde type stedelingen hoog boven anderen plaatsen, op de projectontwikkelaars die het liefst voor hen bouwen, en ook op de journalisten die ieder nieuw koffiebarretje, cultuurcentrum of iconisch gebouw de hemel in prijzen zonder daarbij de kanttekening te plaatsen dat hier voor een heel specifiek type stedeling wordt gebouwd en anderen worden uitgesloten.

We kunnen, kortom, geen kritiek leveren op Hudson Yards zonder ook bij onszelf te rade te gaan. Als dit is wat onze ‘beste ideeën over de stad’ voortbrengt, dan weet ik niet of ik er wel wil wonen. De stad van de toekomst is op eerste gezicht oogverblindend, maar ook gelikt, voorspelbaar, conflictloos, risicoloos, en uitsluitend. Binnen een perfect Instagram-decor biedt deze stad veilig vermaak, maar wel voor bepaalde sociaal-economische klassen.