Onder leiding van politiek verantwoordelijk minister van Binnenlandse zaken Stef Blok (Rutte II) en nu staatssecretaris Raymond Knops (Rutte III) is het Rijksvastgoedbedrijf al enige jaren drukdoende om inhoud te geven aan de Operatie Binnenhof. ‘Sober en doelmatig’ zijn de sleutelwoorden die door betrokkenen worden gebruikt, maar het is ook een metafoor die veel – verborgen – agenda’s herbergt. En dan is Operatie Binnenhof ook nog eens tot staatsgeheim verklaard. Een pleidooi voor transparantie en debat, deel 1.
“De bouwkunst is dus de kunst voor de gemeenschap en daarom ook in dien zin haar eigen noodzakelijkheid. Daardoor is zij meer dan de andere kunsten, ja zelfs direct afhankelijk van de geestelijke en maatschappelijke stromingen, welke eveneens een langzame ontwikkeling hebben” – H.P. Berlage in Schoonheid in samenleving
Het Binnenhof in Den Haag is verweven met de macht in ons land. Aanvankelijk in de dertiende eeuw gebouwd als een residentie voor Floris IV van Holland, groeide het kasteel uit tot plaats van samenkomst voor de Graven van Holland en Stadhouders. De zoon van Floris IV, graaf Willem II, ontpopte zich als een heuse bouwheer, hij liet de hofkapel en de gotische Ridderzaal bouwen. Deze laatste zou uiteindelijk uitgroeien tot het tegenwoordige hart van onze democratie waar, paradoxaal genoeg, de troonrede van de Koning het hoogtepunt van het jaar is.
Aan het Binnenhof dankt ook de stad Den Haag haar bestaan, want waar andere belangrijke steden hun redengeving ontlenen aan hun strategische ligging bij een rivier of haven, is de bouw van dit kastelencomplex het begin van ‘s-Gravenhage. En waar macht zich concentreert, zijn er belangen te verdelen en te verdedigen. Om deze veilig te stellen werd Den Haag dan ook een plek van samenkomst voor burgers uit alle delen van ons land. Maar anders dan in andere steden, was het hart van de stad Den Haag voorbehouden aan de bewoners van het Binnenhof en haar directe gebruikers. Voor hen die er niets te zoeken hadden was er slechts plek, letterlijk ook zo genoemd, op het Buitenhof.
Pas in de tachtiger jaren van de vorige eeuw is een poging gedaan om een van de gebouwen, de Tweede Kamer, ook naar de stad toe te ontsluiten. De voorzitter van de bouwbegeleidingscommissie kamerlid Hessel Rienks en Tweede Kamervoorzitter Wim Deetman wilden niet alleen het ruimtegebrek oplossen, het aantal leden van de Tweede Kamer was in de jaren vijftig uitgebreid van 100 naar 150 leden, maar wilden ook de Tweede Kamer opnemen in de publieke ruimte van de stad. Als wethouder Stadsontwikkeling van Den Haag in die periode ondersteunde ik met overtuiging de architect Pi de Bruijn om het zo gesloten Binnenhof meer onderdeel te laten uitmaken van het stedelijk weefsel. Daarin zou de nieuwe Statenzaal niet alleen een symbool moeten zijn voor onze open democratie, maar zou het ook door fysieke openbaarheid deel gaan uitmaken van de stad en het publiek.
Rijk en gemeente trokken in die tijd gezamenlijk op. Het was een weerbarstig proces. Helaas is er om redenen van veiligheid weinig terechtgekomen van het open karakter van het vernieuwde Tweede Kamer. Maar voor de Tweede Kamer zelf is de ingreep van Pi de Bruijn een ware zegen geweest. Met zijn ontwerp heeft hij de vaak historische gebouwen op het Binnenhof letterlijk tot de ‘woonhuizen’ van de politieke fracties en de ambtelijke medewerkers gemaakt waardoor ieder individueel gebouw zich kenmerkt door een eigen identiteit en sfeer. Het is dan ook niet gek, dat de gebruikers van het Tweede Kamergebouw inmiddels gehecht zijn aan de ruimtelijkheid, de intimiteit en de sfeer van wat voelt als ‘hun’ kleine stad. Een stad waarin de Statenhal, de openbare vergaderzalen en de plenaire zaal het centrum vormen. Dit is dan ook de plek waar ons parlement, via media, haar publieke gezicht toont.
Dertig jaar later. Het Binnenhof, met al zijn afzonderlijke gebouwen, staat opnieuw voor een grootscheepse renovatie. Letterlijk gaat het hierbij om het echte onderhoud van een in functioneel opzicht goed functionerend gebouwencomplex. ‘Sober en doelmatig’ zijn dan ook de sleutelwoorden die door veel betrokkenen voor de aanstaande bouwopgave worden gebruikt. Maar het is ook een metafoor die veel – verborgen – agenda’s herbergt. Wat is ‘sober en doelmatig’? Is dat een beperkte onderhoudsbeurt, is dat een bescheiden restauratie of is er sprake van een hoger ambitieniveau? Dat ‘sober en doelmatig’ is inmiddels aanleiding voor een Babylonische spraakverwarring waarbij eigenlijk nooit duidelijk wordt wat nu wel of niet het ambitieniveau van de renovatie is, en wie daarin leidend is als opdrachtgever? En dat is vreemd, want wij hebben het hier over de meest prestigieuze architectuuropdracht van ons land. Een opdracht ook waar je als opdrachtgever en als architect dienstbaar kan zijn om én de democratie in onze samenleving een meer betekenisvolle plaats te geven, én het Binnenhof een meer centrale en toegankelijke plek te geven in het centrum van de stad Den Haag.
Maar, hoe kan het zo verkeren, de vroeger zo gesloten cultuur van het Binnenhof is weer helemaal teruggekeerd. Met het, op voorspraak van de oud-minister van Binnenlandse Zaken Stef Blok, tot staatsgeheim verklaren van de renovatie van het Binnenhof is tot nog toe ieder openbaar gesprek over deze opgave gedoemd om te mislukken. Sterker nog, het fenomeen staatsgeheim is gebruikt als een excuus voor een onderhandse uitgifte van een immense publieke architectuuropdracht. Waar in 1980 de jonge architect Rem Koolhaas nog mee moest doen aan een ideeënprijsvraag voor de uitbreiding van de Tweede Kamer, gevolgd door een meervoudige studieopdracht die tot de keuze van de architect Pi de Bruijn leidde, is de renovatie-opdracht nu enkelvoudig en onderhands in de schoot geworpen van OMA. En het kan verkeren: waar OMA in de tachtiger jaren het publieke debat over de architectuur van het openbaar bestuur nog problematiseerde, is zij nu dienstbaar aan een opgelegde geheimhouding. En wat misschien wel het meest merkwaardige is, dat wij allen, toch allemaal onderdeel van de meest mondige samenleving ooit, het ook nog voor zoete koek aannemen.
Hoezo staatsgeheim? Alle vroegere beslotenheid ten spijt, er zijn weinig geheimen als het gaat om het Binnenhof. Ik ken geen gebouw dat zo openbaar is als het Binnenhof. Als oud-bewoner van zowel de Eerste als Tweede Kamer kan ik in mijn dromen – soms waren het nachtmerries – door de gangen lopen. Ik ken de zolders en de kelders. Wat is er nu eigenlijk zo staatsgevaarlijk aan een renovatie van dit publieke gebouwencomplex? Het ligt niet voor de hand dat deze publieke gebouwen, ja zelfs de niet-publieke delen ervan, plotseling met een ‘sobere en doelmatige’ renovatie fundamenteel gaan veranderen. En waar de veranderingen wel fundamenteel zijn, zullen deze invloed hebben op het centrum van de stad Den Haag, en worden ze met de uitvoering alsnog openbaar. In deze tijd van aanslagen op de meest openbare plekken, is de geheimhouding van een plattegrond van een publiek gebouw allang geen garantie meer voor veiligheid. Dat vraagt echt om andere intelligente antwoorden.
Alles wat wij nu weten van het ontwerp in wording, is langs de lijn van geruchten tot ons gekomen. Zeker is dat er het allang niet meer gaat een om ‘sobere en doelmatige’ renovatie, maar dat er sprake is van een zeer ingrijpende verbouwing van het Binnenhof en in het bijzonder van het Tweede Kamergebouw. Ik som enkel voorstellen op die in de media voorbij kwamen: sloop van een deel van het Tweede Kamergebouw aan de Hofweg; verplaatsing van de hoofdentree van het Plein naar de Hofwegzijde met ondergrondse toegangen; verplaatsing van de publieke vergaderzalen naar de begane grond; omvorming van de Statenhal tot een horeca gedomineerde ontvangstgelegenheid, en tot slot, niet onbelangrijk voor de fracties en de Kamerleden, het anonimiseren van de kantoorruimten in de afzonderlijke gebouwen à la model Rijnstraat 8 (Adri Duivesteijn Het nieuwe rijkskantoor Rijnstraat 8: Anonimiteit als identiteit) Wat er van waar is, zal de tijd leren. In ieder geval roept het ontwerp bij Tweede Kamerleden (waaronder de begeleidingscommissie en het presidium van de Tweede Kamer) grote onvrede op. De verbouwing van het Binnenhof is niet het privilege van een enkelvoudige opdrachtgever, ook al is zij de regering, en is ook niet van de gebruikers van het Binnenhof alleen (ook al zijn dat is de Eerste en Tweede Kamer). Nee, deze verbouwing raakt letterlijk de fysieke vorm waarbinnen onze democratie functioneert en de vormgeving van het centrum van Den Haag. Het is dan ook niet te veel gevraagd om mee te kunnen kijken.
De bestuurlijke daad om alles voor wat betreft de renovatie (!) van het Binnenhofcomplex tot staatsgeheim te verklaren, is dan ook voorbij iedere redelijkheid en zou terstond door de volksvertegenwoordiging in zowel de Eerste als de Tweede Kamer moeten worden teruggedraaid. Juist openheid over het plan maakt ook dat het toetsbaar wordt; of de nauwelijks verholen kritiek van de gebruikers die nu via de pers lekken terecht is. Of dat deze renovatie de uitgelezen kans is om meer creativiteit een kans te geven en het draagvlak voor een meer grondige aanpak van het Binnenhof te vergroten. En als de plannenmakers er niet in slagen om draagvlak te creëren, is ook dat dan een belangrijk signaal dat met ‘ons’ Binnenhof op de loop wordt gegaan.
Naast de inhoudelijke kant van het ontwerp roept ook de aanpak als geheel vraagtekens op. Zo heeft de verplaatsing van de Eerste en Tweede Kamer naar het voormalige ministerie van Buitenlands zaken van de architect Dick Apon voor een periode van vijf jaar (maak er maar tien jaar van) bepaald niets weg van een bescheiden aanpak. De vraag is dan ook of het krampachtig vasthouden van de regering aan het vastgestelde budget wel zo reëel is. Tijdens een openbare bijeenkomst in het kader van de Dag van de architectuur in Den Haag liet de rijksbouwmeester Floris Alkemade zich ontvallen dat enkel al de vernieuwing van de installaties 75% tot 80% uitmaakt van het bouwbudget. Als dat het project duurder zal uitvallen dan aanvankelijk was begroot zal dit naar verwachting grotendeels op conto komen van de installaties. Hoe de 75-80% in verhouding staat tot de, op geruchten gebaseerde, grote bouwkundige ingrepen is mij een raadsel. Maar ook hier geldt dat openbaarheid de uiteindelijke ontwikkeling van het project ten goede komt. Openbaarheid van het ontwerp maakt het mogelijk om een publiek debat te kunnen voeren over de renovatie van het Binnenhof. En, bij een mooi en overtuigend ontwerp zal er zeker ook meer draagvlak zijn om te ontsnappen aan de klem van een eenmaal gefixeerd bouwbudget. Een mooi en duurzaam herstel van het Binnenhofcomplex is denk ik ook de samenleving wat geld waard.