In 2019 is het 100 jaar geleden dat het Bauhaus werd opgericht, en dat zal de museumbezoeker geweten hebben. In het rijtje van tentoonstellingen die dit jaar in Nederland en daarbuiten zijn gewijd aan het 100-jarige jubileum, is Neuhaus, in Het Nieuwe Instituut, beslist een vreemde eend in de bijt.
Wie in de Neuhaus tentoonstelling hoopt op originele tekeningen en enigszins oncomfortabel uitziende stoelen, is eraan voor de moeite. Het hoeft eigenlijk niet te verbazen, gezien Boijmans Van Beuningen zowat alle Bauhaus-memorabilia al uit de kast had gehaald voor de — ondertussen afgelopen — nederland ⇄ bauhaus tentoonstelling. Zoals de naam doet vermoeden, kijkt Neuhaus niet zozeer terug naar de materiële verwezenlijkingen van het Bauhaus, maar grijpt het de aandacht rond het 100-jarig jubileum aan om een eigenzinnig programma aan te bieden dat de rol van ontwerp in onze huidige tijd van sociale, economische en ecologische crises wil herdenken.
Neuhaus wordt gepresenteerd als een ‘academie voor meer-dan-menselijke kennis’. Net zoals het Bauhaus de muren tussen kunst, ambacht en industrieel ontwerp doorbrak, gaat de hedendaagse reïncarnatie op zoek naar nieuwe muren die gesloopt moeten worden. Het Nieuwe Instituut sluit daarmee aan bij de groeiende zoektocht in de (academische) ontwerpwereld naar ontwerp dat niet alleen vertrekt vanuit de mens (lees: de welgestelde blanke man), maar ook rekening houdt met en bouwt op kennis uit lokale ecosystemen, mythologie, artificiële intelligentie en gemarginaliseerde culturen. Over de noodzaak van zo’n herpositionering van ontwerp valt weinig te twijfelen, maar de begeleidende teksten van Neuhaus blijven iets te vaak hangen bij boos vingerwijzen naar ‘het systeem’. De werken die worden getoond geven daarentegen een genuanceerder beeld. Gestructureerd als ‘academie’ velt de tentoonstelling niet zozeer een oordeel over de onderwerpen die aan bod komen, maar is het in de eerste plaats een omgeving om te reflecteren en te leren, schoolse metaforen inclusief. Er is een ‘curriculum’ met verschillende ‘lokalen’ of ‘design labs’ waar ‘leerlijnen’ elkaar kruisen — best veel klassieke termen voor een project dat nieuwe manieren van denken en leren wil verkennen.
Het gewicht van alle thema’s die in Neuhaus aan bod komen, drukt zijn stempel op de begeleidende programma- en zaalteksten, die meer verwarring zaaien dan richting geven. De sprong van Bauhaus naar Afrikaanse spiritualiteit, de juridische status van planten, of de tijdsbeleving van radioactiviteit lijkt groot op papier, maar eenmaal binnen blijkt Neuhaus een verbazend toegankelijke tentoonstelling te zijn. Een groot deel van de getoonde werken zijn interactieve installaties waarbij de ontwerpers ook rekening hebben gehouden met de aandachtsspanne van de gemiddelde museumbezoeker. Zonder al te veel moeite bekijk je bij NeuLab Table de wereld vanuit het standpunt van een algoritme (WdkA in samenwerking met Arthur Boer, Boris Smeenk, Rawshaping Technology en RNUL Interactive). Iets verderop laat je een tekening maken door een kamerplant, of is het toch vooral het generatieve teken-algoritme van ontwerpers Erik Overmeire en Kasia Molga dat bepalend is? Neuhaus geeft het antwoord niet, maar laat je er wel over nadenken.
De tentoonstelling is zonder meer ook gewoon leuk. In een gigantisch rad bij de installatie Pandora’s Box (Conny Groenewegen, Maurizio Montalti, Adam Nocek en Stacey Moran) kan je als een hamster eindeloos rondjes lopen (klinkt duf, tot je er zelf in staat). De natuurverschijnselen die zichtbaar worden gemaakt in de installatie van Evelina Domnitch en Dmitry Gelfand zijn indrukwekkend. En een scheermachine tot gruis herleiden in het Laboratory of Electronic Ageing van Danni Ploeger geeft een verrassend bevredigend gevoel.
Maar dat betekent niet dat Neuhaus op het niveau van een technologie-museum blijft steken. De grootste sterkte is juist net de balans tussen toegankelijkheid en diepgang die de tentoonstelling te bieden heeft. In een kwartiertje heb je in principe alles gezien — en het grootste deel ook begrepen — maar even goed blijf je een halve dag bij de plotters van Commonplace Studio, Jesse Howard en Tim Knapen, om een notitieboek te vullen met aantekeningen over deep time en het antropoceen (wat volgens de suppoost overigens niet uitzonderlijk zou zijn). De scenografie, die eigenlijk voor een deel bestaat uit de getoonde werken zelf, draagt hier ook aan bij. Het ontwerp van Raphael Coutin, met eenvoudige opbergrekken, spaanplaten en geperforeerd hardboard als basiselementen, zal heel wat Air Miles bij de Praxis hebben opgeleverd, maar juist de geknutselde sfeer maakt duidelijk dat Neuhaus een tentoonstelling is waar ‘aanraken mag’. De panelen die de tentoonstellingsruimte verdelen vermijden met zorg elke hoek van 90º, de ruimtes die daardoor ontstaan geven de vrijheid om met de installaties in interactie te treden zonder acht te slaan op de andere bezoekers. De metafoor van een speeltuin — in positieve zin weliswaar — is hier misschien wel meer op zijn plaats dan die van een academie.
Al wordt soms ook wel duidelijk dat de tentoonstelling zichzelf wat verliest in haar meerlagigheid. Het interactieve platform neuhaus.world dat door Studio Moniker werd ontwikkeld is experimenteel, participatief, visueel prikkelend én technisch indrukwekkend, maar wat de link nu precies is met het Bauhaus, leeromgevingen, of meer-dan-menselijk ontwerp blijft onduidelijk. Spaces for Learning, waarvoor plichtsbewust enkele tekeningen uit het rijksarchief zijn opgevist, toont een breed scala aan plaatsen waar kennis wordt overgedragen. Het is het enige onderdeel van de tentoonstelling waar het historische aspect zo expliciet is, en in de school-metaforen die Neuhaus rijk is wordt het dan ook het ‘geschiedenislokaal’ genoemd. Die vergelijking gaat wel op, want in contrast met de dynamische scenografie van de rest van de tentoonstelling doet Spaces for Learning vooral denken aan een muf geschiedenislokaal op de middelbare school waar de jaloezieën zelfs op een zonnige vrijdagmiddag gesloten blijven.
Maar de kern van Neuhaus zit misschien wel in het programma buiten de fysieke tentoonstellingsruimte. Wie ronddwaalt op de website van Neuhaus vindt een bijhorende reader, video’s, een goedgevuld programma met workshops, lezingen en performances en het eerder genoemde platform neuhaus.world, die samen het Neuhaus-curriculum vormen. Op donderdagavonden kun je kennismaken met jonge ontwerpers die nadenken over de wereld vanuit het perspectief van algen, de grens tussen gif en medicijn verkennen, of aan een Universal Declaration of Machines Rights werken. Het is dan ook uiterst jammer dat in de lokalen van de Neuhaus-academie weinig sporen te vinden zijn van dit lopende curriculum.
Met Neuhaus bevestigt Het Nieuwe Instituut haar positie als een onafhankelijke, onderzoeksgerichte instelling, die ervoor koos om niet de zoveelste Bauhaus-retrospectieve te maken. Hoewel het Neuhaus-programma ook perfect had kunnen bestaan zonder de link met het Bauhaus, valt de keuze vanuit een strategisch oogpunt wel te begrijpen. Als je de geest van het Bauhaus die op de achtergrond ronddwaalt even opzij kan zetten en de soms verwarrende zaalteksten negeert, levert het een prima tentoonstelling op met ontwerp dat subtiel balanceert op de grens van wetenschap en speculatie. En daar bevindt zich inderdaad het potentieel — om toch even wat woorden uit de programmatekst te lenen — om samen te ontsnappen aan de destructieve status quo.