Wat betekent de energietransitie eigenlijk voor het Nederlandse landschap? De prijsvraag ‘Energielandschap van de Toekomst’, waarvan de winnaars begin dit jaar werden bekendgemaakt, is wederom een belangrijke stap in het ontwerp en onderzoek naar onze toekomstige energielandschappen. Dirk Oudes en Sven Stremke bekeken de inzendingen en het juryrapport en maakten de balans op.
Hoe comfortabel zijn ontwerpers inmiddels met de energieopgave en welke oplossingen stellen ze voor? Wat is de rol van lokale belanghebbenden in het ontwerpproces? En is de aandacht voor ruimte in het Klimaatakkoord een uitzondering of een voorbode voor jarenlang gevulde portfolio’s?
Energielandschappen
Tijdens de onderhandelingen voor het Klimaatakkoord zaten ontwerpers als ruimtelijke experts aan de vijf sectortafels. Een teken dat ruimte, landschap en leefomgeving serieus worden genomen in wat tegenwoordig al de ‘grote verbouwing van Nederland’ wordt genoemd: de energietransitie. Gebaseerd op internationale afspraken heeft het Nederlandse kabinet als doel gesteld om in 2030 49% minder CO2 uit te stoten in vergelijking met 1990. Het recent gepresenteerde Klimaatakkoord laat, al is het nog in abstracte getallen, doorschemeren wat deze opgave voor ons landschap gaat betekenen. De verduurzaming van de elektriciteitssector is formeel ‘technologieneutraal’, maar zal in de praktijk neerkomen op zonne- en windenergie op zee en land. De 35 TWh (terrawattuur, 1 TWh staat gelijk aan 1 miljard kWh, ongeveer het huidig jaarlijkse elektriciteitsgebruik van 300.000 huishoudens) die wordt benoemd als opgave voor op land, staat gelijk aan 3.000 extra windturbines (verdubbeling van huidig aantal) of 30.000 hectare zonneveld (2x oppervlakte Texel), of 300.000 hectare biomassateelt (2x oppervlak provincie Flevoland), of een combinatie hiervan.
Niet gek dus dat er een ontwerpprijsvraag zoals Energielandschap van de Toekomst wordt uitgeschreven. Het bestaan van het woord ‘energielandschap’ toont aan dat ook in het denken over energie een transitie aan het plaatsvinden is. We zijn ons niet alleen maar bewust van de opgave (kWh), en dat deze opgave ruimte vraagt (kWh/m2), maar ook dat dit landschappen verandert en zelfs kan herdefiniëren (kWh/landschap). Bij een energielandschap gaat het niet alleen om de ruimtelijke expressie van zichtbare, fysieke relaties, maar net zo goed om de minder tastbare sociale relaties. Denk bijvoorbeeld aan de veenkoloniën, een historisch energielandschap, waar maatschappelijke vraagstukken zoals werkgelegenheid, een belangrijke rol hebben gespeeld in de transformatie van het landschap.
Winnaar stedelijk gebied – Zwolle, deelt warmte / Martijn de Gier, Miel Karthaus (kbng architectuur, stedebouw en restauratie), Barry Scholten (IF Technology), Beert Volkers (Duratherm), Andrea van Schie (Comm.Art) mmv. Joost Kroes, Freek Kisman (Wijbedrijf Dieze)
De prijsvraag
De prijsvraag Energielandschap van de Toekomst werd georganiseerd door stichting Nederland Boven Water en werd ondersteund door de provincies Noord-Brabant, Zeeland en Overijssel, gemeente Zwolle, Rijkswaterstaat en Rijksvastgoedbedrijf. Inzenders konden voorstellen indienen voor het ‘landelijk gebied’ (rond de A16), ‘stedelijk gebied’ (in en om Zwolle) en ‘waterlijk gebied’ (op en aan de zoute wateren van Zeeland). In totaal zijn er door de jury 30 inzendingen beoordeeld, 10 voor elk van de drie gebieden. Per gebied zijn drie inzendingen geselecteerd om de ideeën verder uit te werken in een tweede ronde, waarna per gebied een winnaar is gekozen. Deelnemers werd gevraagd om ‘vernieuwende ideeën voor de combinatie van energietransitie, ruimtelijke kwaliteit en draagvlak bij bewoners en ondernemers’, en om energietransitie te agenderen als ruimtelijke en sociale opgave. Ook werd aandacht gevraagd voor intersectorale en interdisciplinaire samenwerking en de inzendingen zouden realisaties ‘binnen bereik’ moeten brengen.
Deze prijsvraag is zeker niet de eerste als het gaat om ruimtelijke ontwerp van de energietransitie. In de laatste twee edities van de Eo Wijers prijsvraag speelde het een prominente rol en ook het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie bundelde recent de resultaten van een reeks aan ontwerpend onderzoek projecten rond dit thema. We reflecteren op drie thema’s: (1) de rol van de ontwerper, (2) de oplossingen die worden voorgesteld en (3) de rol van participatie en lokale belanghebbenden.
Energietransitie binnen de comfortzone van ruimtelijk ontwerpers
Een van de eerste dingen die opvalt is dat de inzenders de oproep voor interdisciplinaire samenwerking serieus hebben genomen. Ruimtelijk ontwerpers hebben de weg weten te vinden naar netbeheerders, energieleveranciers, energiecoöperaties en onderzoeksinstituten die zich met energie bezig houden. Energiepotentiekaarten, staafdiagrammen en technische principes figureren regelmatig op de posters. Hier en daar wordt nog wel de plank misgeslagen, met bijvoorbeeld te optimistische energieopbrengsten of romantisch voorgestelde geothermiecentrales.
We zien ook een toename in het aantal betrokken ontwerpers en een duidelijke verandering in hun rol. Ruim tien jaar geleden ging een kleine selectie ontwerpers zich verdiepen in dit onderwerp waar vanuit ruimtelijk perspectief toen nog weinig over was nagedacht. Nu zien we dat een brede groep ontwerpers in staat is de opgave inzichtelijk te maken voor bestuurders, ambtenaren en anderen. Ontwerpers spiegelen de nogal enorme bestuurlijke ambities met infographics over ruimtebeslag en energiepotentiekaarten. Dat dit soms potsierlijke situaties oplevert konden we zien in een aflevering van het tv-programma de Monitor van maart 2018 waar raadsleden werden geconfronteerd met de ruimtelijke effecten van hun ambities.
Nu steeds meer gemeenten en regio’s doordrongen zijn van de mogelijke ruimtelijke effecten van de energietransitie, wordt het tijd dat ontwerpers ook de opgave handen en voeten kunnen geven in de fase van ontwerp en uitvoering. Of, zoals Adriaan Geuze recent betoogde op een conferentie over energielandschappen: de opgave moet uit te leggen zijn door Yvon Jaspers en media als DWDD bereiken. De inzendingen voor deze prijsvraag laten zien dat ontwerpers zich steeds comfortabeler voelen met het werken met energie, hoewel ook in deze prijsvraag de ontwerpen niet verstoken zijn van platte symboliek, zoals een zonnedak met het NAC Breda logo naast het stadion. Gelukkig zijn er ook aansprekende beelden en ideeën die door media zoals Trouw zijn opgepakt, hoewel we niet weten of Yvon Jaspers het ook gelezen heeft. Ook verwachten we een toenemende vertrouwdheid van ontwerpers met dit onderwerp nu er bij ontwerpopleidingen in bijvoorbeeld Wageningen, Delft, Velp, en ook de Academies van Bouwkunst in Amsterdam en Rotterdam steeds meer energie expertise aanwezig is.
Winnaar waterlijk gebied – Onder de Zeeuwse Zon / A. van Hoeken, J. Keling, B. Vlaswinkel (Oceans of Energy), E. Stoffer, E. Vlaswinkel (SVP Architectuur & Stedebouw), P. Kamermans (Wageningen Marine Research), J. Schot (Viskwekerij Neeltje Jans BV)
Het fysieke landschap: multifunctionele oplossingen
De prijsvraag laat zien dat het duiden van de opgave al lang niet meer centraal staat. De inzendingen richten zich op oplossingen, zowel in de ruimte (multifunctioneel ruimtegebruik), in het proces (eigenaarschap, participatie) als in de techniek (bijvoorbeeld een waterstoffabriek). Wat opvalt is dat het merendeel van de technieken dat wordt voorgesteld uitontwikkelde of technieken in een vergevorderd stadium zijn. Er is relatief weinig aandacht voor technieken die pas op (middel)lange termijn beschikbaar zijn. Een zeer nuttige houding willen ontwerpers een betekenisvolle rol spelen in de energietransitie richting 2030 en verder.
Er is een grote variëteit als het gaat om de visuele aard van de voorgestelde oplossingen. Het hele spectrum van dominante landmarks tot het toevoegen van een nagenoeg onzichtbare laag als een warmtenet komt voorbij. Opvallend genoeg stellen twee van de drie geselecteerden inzendingen voor het landelijk gebied iconische ruimtelijke ingrepen voor, bijvoorbeeld door het letterlijk omhoog trekken of ‘kantelen’ van het landschap, terwijl in het stedelijk gebied de focus ligt op procesontwerp. In het waterlijk gebied worden de oplossingen op water in een adem genoemd met het ‘vrijhouden’ van het landschap. Dat bestuurders gevoelig zijn voor dit soort argumenten staat buiten kijf, maar of het recht doet aan de lokale energieopgave is nog maar de vraag.
Het zoeken naar multifunctionaliteit is een rode draad door de verschillende inzendingen. Niet gek gezien het DNA van ruimtelijk ontwerp in het dichtbevolkte Nederland. Waar Nederland zich qua gerealiseerd opwekvermogen achterin het Europese peloton bevindt, biedt de unieke Nederlandse ontwerpcultuur een kans voor een niche in multifunctioneel ruimtelijk ontwerp in de energietransitie. Dit denken is ook al terug te vinden in het Klimaatakkoord, waar vier ruimtelijke principes worden benoemd: (1) streef naar zuinig en (zoveel mogelijk) multifunctioneel ruimtegebruik, (2) breng vraag en aanbod van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit zoveel mogelijk bij elkaar, (3) combineer opgaven en ga indien nodig over tot uitruilen en herbestemmen, (4) sluit zo goed mogelijk aan bij gebieds-specifieke ruimtelijke kwaliteit.
Sociaal landschap: de volgende stap
Termen als ‘draagvlak’, ‘participatie’ en de energietransitie als ‘sociale opgave’ kwamen prominent naar voren in de prijsvraag. Toch is de constatering van de jury dat verbindingen met lopende initiatieven veelal ontbreken en dat het perspectief voor bewoners of betrokken deelnemers vaak niet of nauwelijks is uitgewerkt. Maar hoge verwachtingen rondom dit thema zijn niet echt op hun plaats in een prijsvraag, het vereist vaak een lange adem en een nog hogere tijdsinvestering. Een prijsvraag die zich specifiek richt op het verder brengen van reeds bestaande lokale initiatieven en ideeën voor specifieke locaties ligt dan meer voor de hand.
Wij denken dat er naast participatieve processen voor planvorming, nog een andere rol voor ontwerpers is weggelegd. De energietransitie daagt ruimtelijk ontwerpers uit om na te denken over nu nog onbekende energielandschappen. Als energielandschappen een ruimtelijke uitdrukking zijn van zowel fysieke en sociale relaties, net zoals de historische energielandschappen, dan biedt dit kansen maar heeft dit ook gevolgen voor ontwerpers. We zien dan ook de noodzaak voor ontwerpers om niet alleen te investeren in onderzoek naar het fysieke, maar ook naar het sociale landschap. In recent onderzoek naar andere grootschalige transformatieprojecten zagen we dat het landschap zodanig sterk kan veranderen dat een goed begrip van zichtbare, maar ook onzichtbare sociale structuren in het bestaande landschap essentieel is om niet opgezadeld te raken met een vervreemdend en uniform landschap. Dit vraagt om een ander soort gevoeligheid van ontwerpers met misschien wel andere onderzoeks- en analysemethodes en visualisaties. Het energielandschap van de toekomst kan dan meer worden dan een fysiek landschap waar elektriciteit of warmte wordt opgewekt: het wordt ook een mentaal landschap waar allerlei verhalen en betekenissen een plek kunnen krijgen.
metamorphose – winnaar landelijk gebied / Nol Molenaar (NOLL >>), Mark Dijstelberge (MDsign), Hans Klunder (M3 energie)
Van prijsvraag naar praktijk
Dat energietransitie niet een geïsoleerde opgave is, maar juist een gebiedsopgave die gekoppeld kan worden aan andere opgaves laten ook deze prijsvraaginzendingen mooi zien. Of dit een strategie is die Nederland uiteindelijk ook voldoende kWh’s oplevert is hoogst onzeker. Initiatieven zoals Solarpark de Kwekerij, waar zonne-energie wordt gekoppeld met klimaatadaptatie, biodiversiteit en recreatie zijn bewonderenswaardig, maar het kleinschalige karakter en de lage ‘energiedichtheid’ maakt dat de energieopbrengst vrij laag blijft. Om de ambitieuze energiedoelen uit het Nationaal Energieakkoord met andere landschappelijke opgaven te koppelen zijn grootschaligere variaties op Solarpark de Kwekerij nodig, die ook te realiseren zijn. De opbrengst van de prijsvraag Energielandschap van de Toekomst laat zien welke vorm dit zou kunnen krijgen.