Van buiten herinneren ze aan Plattenbau, maar dan beter afgewerkt: Koreaanse flatgebouwen. Verleidelijk om ze af te schrijven als repeterende lelijkheid. Maar ze hebben ons wel iets te vertellen. Want de woningen zijn uiterst gewild en de stedenbouw is doeltreffend afgestemd op huidige woonvragen. Hoe zit het precies? Ik ging er wonen, bij drie gastgezinnen.
De in Cannes bekroonde film ‘Parasite’ van de Koreaanse regisseur Joon-ho Boon toont wonen in extremis: een weidse villa of een souterrain, dat ook nog eens geregeld volloopt na een hoosbui. De realiteit is zowel beter als slechter: de meeste Seoulites wonen in langgerekte, ondiepe flatgebouwen, tientallen – zo niet meer – identieke slabs in één wijk.
Als Rupsjes Nooitgenoeg vreten zich de stadsuitbreidingen door de dalen rondom het centrum. Op elk (nog) vrij stukje ertussen: groenten. In Seoul wordt geen vierkantenmeter vlakke grond verspild. 9,8 miljoen mensen leven hier, de metropool-regio omvat zelfs 25 miljoen inwoners. Seoul is een van dé places to be in Noordoost-Azië. Wereldspelers als Samsung, LG en Hyundai hebben er hun hoofdkwartier. Zaha Hadids Design Plaza, Gangnam style en K-pop zijn maar een paar voorbeelden van een vibrerend stadsleven. Met 16.000 inwoners per km2 is de bevolkingsdichtheid meer dan drie keer zo hoog als in Amsterdam. De gemeente Seoul stelde deze zomer dat de stad haar maximale dichtheid bereikt heeft, maar vooralsnog zie je overal bouwkranen, driftig zwaaiend.
Na het einde van de Korea-oorlog in 1953 lag er een titanen-opgave: het herbouwen van een verwoeste stad die merendeels uit kleinschalige, houten bebouwing had bestaan. Tussen de jaren zestig en negentig volgde een explosieve economische groei annex bouwboom. Al snel bood het eeuwenlang bebouwde dal (‘met de bergen in de rug en het water voor de huizen’ zoals men in overeenstemming met de regels van feng shui bij de locatiekeuze in 1394 verklaarde) niet meer voldoende ruimte en werd de sprong naar zuid over de Han-rivier een feit. Door de urgentie van de opgave, de schaal en de smalle dalen – de berghellingen zijn te steil voor grootschalige bebouwing – was efficiëntie troef. Sinds 1970 overheerst één type woongebouw: de slab, 15 tot 20 verdiepingen hoog. Dit type kom je trouwens niet alleen in Seoul tegen maar door het hele land. Overal bepalen die flatgebouwen het stedelijk landschap, rij naar rij, genummerd op de zijgevels, anders zou niemand weten waar hij moet wezen, ook de bewoners niet, vermoed ik.
Trouwens ben ik lang de eerste niet die zich afvraagt waarom het inmiddels welvarende Zuid-Korea vasthoudt aan de massale bouw van uniforme lelijkheid. In 2007 publiceerde de Franse geograaf Valérie Gelézeau The Republic of Apartments over de verbazingwekkende Koreaanse liefde voor hun gestandaardiseerde betonnen blokken. Anders dan in Frankrijk leven hier geen gemarginaliseerde bevolkingsgroepen, concludeert Gelézeau, en is verdichting niet eens hét argument. Sinds ik er zelf woonde, begrijp ik die liefde wel, tenminste ten dele.
Laat ik de wijk Seongbok als voorbeeld nemen. Ze ligt aan weerszijden van een beek en is onderdeel van de new town Suji, een van de meest geürbaniseerde zones zuidelijk van Seoul. Zeventig metrominuten scheiden je van het centrum. Dit is geweldig. Ik bedoel: koppel maar eens 300.000 new-town bewoners aan de rest van de stad. De metro rijdt om de paar minuten, dag en nacht. Bijna ongemerkt leg je tientallen kilometers af. Seongbok werd vanaf 1990 gefaseerd gebouwd, vertelde mijn gastvrouw professor bouwkunde Youn-Ok Nam. Het werd strategisch aangepakt: eerst bouwde men grote koopappartementen tussen de 120 en 280 m2 voor de hogere middenklasse (hooggeplaatste functionarissen, rechters, enzovoorts). Nadat zij hadden toegehapt, werd het gebied extra aantrekkelijk voor andere nieuwkomers. De wijk had nu immers een uitstekende reputatie, de gemeente zorgt voor excellente scholen en de verbinding met de stad is prima – iedereen is gewend dat de reistijd tussen wonen en werken minstens een uur is. One way. Zelf zat ik vaak vier á vijf uur in de metro om mijn afspraken van die dag af te handelen.
Ik leerde nog iets verrassends: de woningen aan de vierbaanse doorgangsweg zijn de grootste en duurste. Verder naar achteren toe, de groene hellingen op, staan de kleinere, goedkopere woningen. Het gemak van bereikbaarheid bepaalt de waarde. De gelijkvormige gevels duiden dus geenszins op een egalitaire samenleving. Voor de goede verstaander zijn de statusverschillen keihard en glashelder: het gaat erom wie zich welke wijk kan veroorloven en waar je woning binnen dat gebied dan ligt.
De visuele monotonie heeft ook te maken met het feit dat álle blokken zo veel mogelijk op het zuiden zijn gericht. Dat heeft drie redenen. Allereerst een nostalgische: bij de traditionele huizen waren de leefruimten op zuid georiënteerd. Maar ook in huidige flats zorgt het temperatuurverschil tussen de koele noordgevel en de warmere zuidgevel voor natuurlijke dwarsventilatie. Geen airco nodig, dat kan ik bevestigen. En ten derde: tijdens de hete Zuid-Koreaanse zomers warmen oost-west-georiënteerde woningen veel te veel op. Lessen die misschien ook hier in Nederland van belang worden.
Tijdens mijn dagelijkse wandeling naar en van de metrohalte deed ik nog een ontdekking. Het wonen in Seongbok was zo plezierig door de groene parkzone die langs de beek was aangelegd, en waar behoudens de heetste uren altijd veel volk te vinden was. Als voorbeeld diende vanzelfsprekend de fraaie renaturatie van de Cheonggyecheon-rivier in downtown Seoul, evenzeer geliefd bij toeristen als bij de jeunesse dorée. Een van mijn gastheren, de architect Sungjung Chough, duidde het zo: ‘Specifiek ontworpen groen is de enige mogelijkheid waarmee de gestandaardiseerde woonwijken zich kunnen onderscheiden. Daarom wordt daar nu zoveel moeite voor gedaan.’
Voorlopig hoogtepunt van deze ontwikkeling is Songdo, een new town westelijk van Seoul met een groenzone uitgegroeid tot Central Park inclusief heuvels, meanderend meertje en amusement centrum. Songdo is een zogenaamde smart city waar sensoren de inwoners via telepresence van informatie voorzien. Een schuchter begin bevond zich al in ‘mijn’ eerste woning. De tot communicatiecentrum gemuteerde intercom meldt dat de auto van je medebewoners de entree-slagboom is gepasseerd. Leuk, kun je alvast thee zetten voor je thuiskomende partner. De keerzijde: elke beweging van je auto is geregistreerd. Op de parkeerlaag staat dan ook alvast de lift voor je paraat. Binnen de woning gaat het licht automatisch aan en vertelt de rijstkoker over de voortgang van zijn werkzaamheden, alleen de koelkast spreekt gelukkig (nog) niet.
Geograaf Gelézeau identificeerde een op winst georiënteerde alliantie tussen overheid, de invloedrijke familie-conglomeraten in wiens handen de grote bouwbedrijven zijn, en de middenklasse, als de motor achter de massale levering van gestandaardiseerde flatgebouwen. Ook Hyungmin Pai, professor aan de universiteit van Seoul, stelt dat de komst van de hoogbouwcomplexen nauw verweven is met een urbane levensstijl gekarakteriseerd door een ‘hyper-gespannen wedstrijd in opleiding en sociale status.’ Ondanks de lelijke massaliteit zijn het fijne woonwijken, vanzelfsprekend kun je overal shoppen, en in de groenzones heerst een levendigheid waarvan je in Nederlandse woongebieden alleen kunt dromen.
Welke plattegronden verbergen zich achter de uniforme gevels en wat kan ervan geleerd worden? Hierover gaat deel twee van de serie.