Recensie

Architecture Monograms over Gijs van Vaerenbergh en Anouk Vogel

De Architecture Monogram serie wil het creatieve proces van ’pionierende’ ontwerpers vastleggen, zodat een archief kan ontstaan van waardevolle ideeën. Ton Verstegen las de eerste twee uitgaven over het werk van Gijs van Vaerenbergh en Anouk Vogel.

tuin Anouk Vogel

Spread uit het boek / Courtecy of Nature / Anouk Vogel / foto Jeroen Musch

Architecture Monogram is een initiatief van Marieke Kums (architecte, Studio Maks Rotterdam) en Cathelijne Nuijsink (architecte, onderzoekster aan de ETH Zürich). Het idee is het creatieve proces van ’pionierende’ ontwerpers vast te leggen, zodat in serievorm een archief ontstaat van waardevolle ideeën. Zij vonden in de Berlijnse uitgeverij Ruby Press, in 2008 opgericht door Ilka en Andreas Ruby, een geestverwant. De Ruby’s noemen zich ‘ingenieurs van het discours’. In geval van Monogram worden de ontwerpers binnen een vast kader (A5 formaat,de Engelse taal en een vormgeving door  Studio van  Onna)  uitgenodigd op te treden als curatoren van hun publicatie en zo het gesprek over architectuur te stimuleren. Niet door een presentatie van eindresultaten maar door zoals op de achterflap staat  ’de sluizen van de verbeelding’ open te zetten.

Van de geplande reeks zijn er inmiddels twee verschenen. Monogram #1Cross Section in 2018, samengesteld door de in Leuven opgeleide architecten Pieterjan Gijs (1983) en Arnout van Vaerenbergh(1983). Zij zijn vanaf  2010 partners in het bureau waarvan de naam zelf een monogram lijkt: Gijs van Vaerenbergh. Monogram #2 Soliloquy dat eind 2019 verscheen is samengesteld door landschapsarchitect Anouk Vogel (Amsterdam, Bazel). Gijs van Vaerenbergh hanteert de doorsnede als methode voor het opsporen van latente thema’s en operaties in eigen werk. Anouk Vogel doet een boekje open over haar denken en doen aan de hand van ’veertien dialogen met mijn alter ego’. Ook de initiatiefneemsters zien het project als een zoektocht. Marieke Kums: “Elk boekje vormt een momentopname. Maar wel in de verwachting dat ze als serie een beeld geven van een verandering in de tijd.”

Framework, kunstwerk van Gijs van Vaerenbergh

Framework / Gijs van Vaerenbergh / foto Jeroen Verrecht

Monogram #1. Doorsnede
De ontwerpers beschouwen de doorsnede als de mentale of fysieke ingreep waarmee onvermoede kanten van de werkelijkheid worden blootgelegd en andere op de achtergrond raken zonder geheel te verdwijnen. Op de binnenkant van de omslag staat een foto van een magazijnkast op het bureau met per vak uitgestald de modellen, materialen, foto’s en documenten van al dan niet gerealiseerde projecten. Staand voor de kast ontdekten ze dat hun werk zich in vijf typen bewerking laat indelen: tekenen, snijden, buigen, assembleren en spiegelen. Dit vormt de basis voor de hoofdstukindeling. Architectuur – van het product betonijzer tot de Belgische Fermette of het archetype van de parochiekerk –  levert het basismateriaal maar in de bewerkingen bevinden we ons al snel in de ruimte ergens tussen architectuur en kunst. Een voorbeeld daarvan is het project Torqued Steel Cage  in het hoofdstuk Tekenen waar betonijzer is verdraaid tot een sculptuur. Een bescheiden en meestal onzichtbaar architectonisch element is getransformeerd tot een kunstwerk dat vervolgens zijn weg vindt naar een galerie waar de toeschouwer er vrijelijk omheen kan bewegen. Maar iets van zijn herkomst blijft aan het beeld kleven,  misschien dat de sculptuur ooit weer een andere architectuur zal animeren. Dit spel van vervreemding en versleping tussen object en zijn omgeving doet denken aan de tactiek van  détournement van de Situationisten. Humor en ironie vormen een vast bestanddeel van zulke transformaties, soms tot op de grens van meligheid. In het project Socle Section van dezelfde galerie (Valerie Traan) wordt een deel van een sokkel zelf op een sokkel gezet. Net als bij het betonijzer wordt een onaanzienlijk element tijdelijk tot aanzien verheven.

Interessanter is het spel van versleping tussen herkenbare objecten in een typisch Belgische landelijke of stedelijke omgeving. In het project Reading between the Lines wordt het archetype van een parochiekerk die haar functie als centrum van sociaal leven is kwijtgeraakt ’vertekend’ of versneden tot een gestalte bestaande uit een honderdtal  gestapelde doorsnedes die worden ondersteund door kolommen. Deze ruimtelijke tekening, heropgericht als installatie in het open landschap van de streek Haspengauw, opent zich in de beweging voor allerlei nieuwe waarnemingen: van veraf transparant en bijna opgaand in het landschap, van dichtbij massief en leesbaar tot in de details.

Reading between the Lines kunstwerk Gijs van Vaerenbergh

Spread uit het boek / Reading between the Lines / Gijs van Vaerenbergh / foto Filip Dujardin

Installaties
De ontwerpers noemen hun projecten bij voorkeur voorstellen (proposals) die op zoek zijn naar opdrachtgevers ergens in de ruimte tussen kunst en architectuur. Op een paar uitzonderingen na – het Hoekgebouw bijvoorbeeld (geen plaatsaanduiding) waar met spiegels een ontbrekende hoek van een kloostercomplex wordt aangevuld – is het boek voornamelijk gevuld met al of niet gerealiseerde, al of niet tijdelijke site-specifieke installaties. Dat heeft ook een praktische reden zoals de ontwerpers in een afsluitend interview met redacteur Nuijsink ruiterlijk toegeven. Ruimtelijk onderzoek geeft meer vrijheid en leidt sneller tot resultaat dan een architectonische opdracht. Maar wie zal zeggen hoeveel tijd en inzet ermee gemoeid waren het project Arcade in het polderlandschap bij het Vlaamse dorp Kruisbeke te realiseren ? Het blijft in de doorsnede die het boek is onderbelicht. Het gerealiseerde werk is er niet minder om. Hier wordt een archaïsch element uit de architectuur, de boogvorm, gebruikt om de pijn van een door een verhoogde dijk verstoord uitzicht op de polder te verzachten. Een zigzag sculptuur van vijf stalen platen met daarin bogen uitgesneden is loodrecht in de dijk gedrukt om in de wandeling wisselende ervaringen op te roepen. De doorsnee ontpopt zich tot een troostrijk gebaar.

Arcade kunstwerk van Gijs van Vaerenbergh

Arcade / Gijs van Vaerenbergh / foto Filip Dujardin

Monogram # 2. Soliloquy
Een poging te ’infiltreren in de wereld van Anouk Vogel’ zo noemt redacteur Cathelijne Nuijsink haar observaties in het afsluitende essay van Monogram #2. Tijdens intensief verblijf in Vogels atelier merkte ze dat de ontwerpster vaak hardop met zichzelf in gesprek is. Veertien fragmenten daarvan werden als tekstdialogen in kleiner formaat tussen de beeldpagina’s opgenomen . Ook ontdekte Nuijsink hoe het atelier zelf een spiegel is van Vogels innerlijke wereld. Zo koestert ze er een enorme reizigerspalm vanwege de sculpturale en ruimtelijke kwaliteiten. Catalogi en inspiratieboeken liggen overal open voor directe raadpleging. ’Ofschoon op papier landschapsarchitect heeft Anouk het hart van een kunstenaar ’ stelt Nuijsink vast. Net als Gijs van Vaerenbergh werkt Vogel bij voorkeur met opdrachtgevers waar ze affiniteit mee heeft. Planten zijn haar belangrijkste materiaal, niet ter decoratie maar ter resonantie met Vogels innerlijke wereld. Ergens noemt ze haar werkwijze een vorm van speleologie, je weg zoeken in een grot, als metafoor van ronddolen in je brein. Tekenen is voor haar een manier om in contact te komen met haar onderbewuste.

Spread uit het boek / Speelhuislaan Bench / Anouk Vogel / foto Jeroen Musch

Dromend, dwalend en tekenend bedrijft Vogel een vorm van ’omgekeerde archeologie’. En dus van omgekeerde wetenschap: niet ter reconstructie van hoe iets was maar hoe het zou kunnen worden. ’Ik kan geen planten ontwerpen’ zegt de ene stem in de zevende dialoog Protagonisten. ’Maar ik kan ze selecteren’ repliceert de andere. Zo ontstaan de minikwekerijen in haar atelier, die doen denken aan archeologische excavaties en botanische tuinen. Maar er vindt steeds die omkering plaats waarbij zowel de muren als het plantenmateriaal zijn geabstraheerd tot ’gevonden vormen’, klaar om te worden ontgonnen in de verbeelding. Een voorbeeld daarvan is de in samenwerking met architect Anne Holtrop ontworpen tuin voor het Nationaal Paviljoen van Bahrein op de Wereldtentoonstelling in Milaan van 2015. De verwantschap van Holtrop met Vogel is evident, getuige ook het door Holtrop in een lezing gehanteerde begrip van een mogelijke architectuur: ’De logica van de architectuur is toegevoegd aan – of eerder- ingeplant in de geleende vorm.’[1]

Spread uit het boek, Archeologies of Green, model Bahrein Paviljoen Expo

Spread uit het boek / Archeologies of Green, model Bahrein Paviljoen Expo, Milaan 2015 / Anouk Vogel en Anne Holtrop / foto Anne Holtrop

’We hebben abstractie nodig om natuur te begrijpen’. Met deze uitspraak van een oud-leraar verklaart Vogel haar fascinatie voor het fenomeen van de ommuurde tuin. Ze realiseert zich dat haar werk als landschapsarchitecte balanceert op de rand van vertrouwdheid en vervreemding; het leven en de kunst. En ze beseft dat vooral in de blik van het kind deze ambivalentie is opgeheven. Intrigerend is de foto van een project uit 2013 van een jongetje dat naar de begroeiing van varens staart aan de voet van drie bomen die met hun stammen loodrecht door een gat in het dak van een museale ruimte steken. De schaduwen van het gebladerte boven zijn achter de rug van het kind zichtbaar op de wand. Plato’s grot? Het kind is echter gebiologeerd door het levend groen binnen. Vogels gevoel voor dergelijke ambivalenties inclusief momenten van twijfel over het vak landschapsarchitectuur maken het volgen van haar innerlijke dwaaltochten te midden van foto’s en tekeningen van eigen werk tot een belevenis .

Enkele gerelateerde artikelen