Recensie

Hergebruik ceci n’est pas une solution

De tentoonstelling ‘Life Under A Cherry Tree’ van het Brusselse ontwerpbureau Rotor die momenteel in La Loge te zien is, zoomt in op een reeks bouwmaterialen die gered konden worden van de sloophamer, maar niet van de afvalberg.

installatie tentoonstelling life under a cherry tree van rotor

foto Lola Pertsowsky

DISCLAIMER. Volgend artikel maakt vreemde sprongen. Eerst en vooral omdat de tentoonstelling Life Under a Cherry Tree is gemaakt door het Brusselse multidisciplinair ontwerpcollectief Rotor[1]. De tentoonstelling is zelf nogal droog van opstelling en lijkt terughoudend in het leveren van een duidelijk standpunt. Bij gebrek aan een hapklaar groot verhaal geleverd door Rotor zelf, zal elk artikel dat een bijdrage wil leveren aan het discours, speculatieve interpretaties moeten maken. Dit alles om te melden, dat het zou kunnen dat bij een eigen bezoek aan de tentoonstelling in La Loge u tot de conclusie kunt komen dat de auteur van deze tekst over een rijke fantasie beschikt. Tot zover deze disclaimer.

installatie tentoonstelling life under a cherry tree van rotor

foto Lola Pertsowsky

La Loge is een tentoonstellingsruimte gevestigd in een voormalige art-deco tempel van de vrijmetselarij in het zuiden van Brussel. Sinds 2012 wordt hier hedendaagse kunst, architectuur en theorie getoond onder een alziend oog, ontdaan van driehoek en stralen, dat tevens het logo is van de organisatie. Het La Loge-oog is voor deze tentoonstelling versmolten met (of gegijzeld door) het zogenaamde ‘Groene Punt-logo’. Het in Europa alomtegenwoordige logo wordt doorgaans – verkeerd – geassocieerd met recycleerbaarheid van de verpakking waarop men het aantreft. In tegenstelling tot het ‘echte’ logo voor recycleerbaarheid, de Mobius-driehoek gevormd door drie pijlen, geeft Het Groene Punt aan dat “de producent van de verpakking een financiële bijdrage levert aan de selectieve inzameling, sortering en recycling van afval”. Het is dus enkel en alleen een financieringssymbool. Je kan het net zo goed op een onmogelijk te recycleren verpakking terugvinden. Het logo toont aan dat recyclage vandaag nog steeds een praktijk van goodwill is. Wie het niet erg vindt om bij te betalen, hoeft niet te recycleren, laat staan te hergebruiken. Zo raakt het niet-nader toegelichte logo van de tentoonstelling één van de kernthema’s van de tentoonstelling.

Life Under A Cherry Tree is als titel afkomstig uit de publicatie Cradle to Cradle van Michael Braungart en William McDonough (London: Vintage, 2009). De kersenboom, als genereus producerend organisme dat op wonderlijke wijze leven geeft aan tal van andere dieren, planten, micro-organismen en hun processen wordt in dat werk aangehaald als metafoor voor een circulaire economie. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft, net als vele Europese grootsteden, het concept van circulaire economie enthousiast omarmd, lezen we op de geplastificeerde tentoonstellings-handout. De implementatie van dit concept wordt, aldus de tekst, keer op keer gepresenteerd aan de hand van grafische modellen met vette pijlen die complexe processen abstraheren, of nog te ontwikkelen business modellen moeten voorstellen. Net als in Het Groene Punt-logo is het de pijl die het idee van vooruitgang propageert. Maar welbeschouwd wordt blind vertrouwen gevraagd in de volgende hoogtechnologische ontwikkeling die de reddende oplossing zal brengen. In dit verhaal is het Rotor die werkt met ‘salvage and re-use’, de low-tech praktijk die her te gebruiken bouwmaterialen redt van de vuilnisstort en ze opnieuw op de markt brengt.

installatie tentoonstelling life under a cherry tree van rotor

foto Lola Pertsowsky

De tentoonstelling zoomt in op een reeks tweedehands bouwmaterialen die gered konden worden van de sloophamer, maar niet van de afvalberg. Rotor tekende een route door het tentoonstellingspand die ons in een lus, van gelijkvloers, naar kelder, en weer naar gelijkvloers leidt. Het parcours leidt langs zestien installaties bestaande uit afgedankte bouwmaterialen en tekstfragmenten die van onder belicht worden met werfverlichting. Zo zigzag je in de kelder door een woud van connectivity columns, aluminium kabelgoten met stroom- en netwerkaansluiting, ontworpen om de verbinding te maken tussen netwerkkabels boven een verlaagd plafond, en het workstation van de kantoorbediende eronder.
De stapels tentoongestelde bouwmaterialen voelen door de spooky verlichting en casual opstelling verweesd aan, vergeten. Ze worden telkens bijgestaan door een aan de muur geplakte notitie die getuigt waarom ook dìt materiaal bij de afbraak van (kantoor)gebouwen wel gered maar niet hergebruikt kon worden. De redenen zijn uiteenlopend maar de verhaallijn is duidelijk en voorspelbaar. Over waarom technologische vooruitgang in de vorm van zuinige LED verlichting het einde betekent voor elk tweedehands TL verlichtingsarmatuur. Ook de drie bidets die we getorend in de kelder aantreffen worden niet hergebruikt in onze toiletpaper society. De stapel stoffige tapijttegels lijdt aan imagoschade, en de asbesthoudende golfplaat tegen de muur kampt met gezondheidsproblemen.

De straightforward opstelling van materialen en tekst geeft de tentoonstelling een oprecht en geloofwaardig karakter. Het voelt alsof je in een loods staat waar het outdated tweedehands bouwmateriaal doelloos stof vangt. De struikelblokken van hergebruik; conventie, economische haalbaarheid en voortdurende technologische vooruitgang, worden in La Loge tastbaar gemaakt.

foto Lola Pertsowsky

Aan een uiterst nauwe wenteltrap kunnen we (met moeite) een citaat van Brussels succesvolste kantoorgebouw-architect Michel Jaspers lezen:

We will then demolish our current buildings, that will have become obsolete, without regret. Such an evolution will undoubtedly be a radical answer to another developmental need. The excavators of today and tomorrow will replace what fires, earthquakes or wars did in the past.” (Michel Jaspers, architect, translated from Journal Bâtiment, May-June 2005)

Het citaat wordt door Rotor niet toegelicht, maar prikkelt de verbeelding. Jaspers verheft de big business van afbraak en bouwwoede nog net niet tot het goddelijke, wel tot het natuurlijke. Het consumeren van gebouwen wordt verwrongen en verkocht als cultureel product op zich; vernieuwing als alternatief voor hergebruik. Vandaag is Jaspers met architectenbureau Jaspers & Eyers aangesteld voor de transformatie van het voormalige WTC1 kantoorgebouw naar een mixed-use woon- en werktoren. Het project belooft een prototype te worden voor de herontwikkeling van de Noordwijk als bruisend stadsdeel. Het mag niet verrassen dat het Rotor met hun spin-off aannemersbedrijf Rotor Deconstruction was die de gedeeltelijk te slopen toren mocht leeghalen. Bouwelementen van verlichting tot marmeren vloeren zijn in bulk te koop op de Rotor DC webshop.
Door het koppelen van de mentaliteit van de bouw-business (via het aangeboden citaat) aan de rol die Rotor speelt in Brusselse bouwwereld, kunnen we raden naar de interne dilemma’s in het bureau. Door het vertegenwoordigen van hergebruik en circulariteit riskeert Rotor te worden ingezet – gebruikt te worden? – om een project een duurzame en milieubewuste uitstraling te geven. Anderzijds moet Rotor deze kansen grijpen om zichzelf gunstig te positioneren in elk groot bouwproject dat de Noordwijk nog te wachten staat, om zo duurzaamheid en afvalvermindering zo hoog mogelijk op de ladder van prioriteiten te krijgen.

De sterkte van de tentoonstelling is dat het uitgerekend Rotor is, dé praktijk die salvage and re-use in Brussel ontwikkelde en rendabel maakte, die ons vandaag vertelt dat salvage niet de gehoopte oplossing is. “It is a way of moving forward”, lezen we in het statement op het einde van het tentoonstellingstraject. Hergebruik is common sense en kan op veel algemeen begrip rekenen van alle betrokkenen. Het tekent een ruimte af waarin we kunnen werken aan het opstellen van écht duurzame argumenten en knowhow, zonder de circulaire economie als stokpaardje te gebruiken om ons consumptiegedrag te relativeren en goed te praten.

De bezoeker wandelt bezorgd maar iets bewuster weer naar huis. Moest La Loge in Brussel Noord liggen, dan zou de wandelaar in de donkere silhouetten van kantoorgebouwen niet het tweedehands bouwmateriaal van morgen zien, maar torens gestapeld afval. Hoelang zou het duren voor ook de torens die op dit moment op Brusselse ontwerptafels liggen, die vandaag innovatie propageren, hun bijdrage leveren aan onze wegwerpcultuur?

Enkele gerelateerde artikelen