Floris Alkemade is nu ruim vier jaar, sinds 1 september 2015, in functie als Rijksbouwmeester. In die periode heeft hij, gestaag en consistent, gewerkt aan een duidelijke visie die niet alleen de invulling van zijn positie, maar ook de rol van het ontwerp in onze samenleving bevraagt, aanscherpt én relativeert. Een visie die voortdurend geschraagd wordt door vaak bewonderenswaardig lucide lezingen, rake analyses en een serie prijsvragen. Het tweede Rijksbouwmeestercongres sloot aan in die groeiende rij van reflecties, adviezen en acties.
Floris Alkemade en het Atelier Rijksbouwmeester kozen voor de, op het eerste gezicht vrij pretentieuze, titel ‘The meaning of life’. Vooraf zou dat zomaar geïnterpreteerd kunnen worden als een poging om te reflecteren op de staat van ons koninkrijk, de wereld, of de rol van het vakgebied, gezien door de ogen van Alkemade en genodigde sprekers. Ook had de argeloze bij het lezen van die titel kunnen denken dat Alkemade wellicht zijn gram ging halen over het redelijk ontluisterende demasqué van de (spaak gelopen) samenwerking en dialoog tussen opdrachtgever, politici en architecten bij de transformatie van het Binnenhof. Een kwestie die hem, getuige de nu bekende informatie over het procesverloop en rolverdeling, zeker de nodige hoofdbrekens heeft gekost en nog zal gaan kosten. Het grijze, mistroostige en regenachtige weer rond de onverminderd aftakelende Scheveningse Pier waar het congres plaats vond, gaf daar overigens een passende en sferische context voor.
Creosote
Maar Alkemade hield wat de Binnenhofkwestie betreft zijn gemoed en gezicht in de plooi en zette, zoals wel vaker bij zijn lezingen, het werkelijke accent direct op scherp met een verwijzing naar een nadrukkelijk buiten de architectuur gelegen culturele referentie. In dit geval was dat de legendarische cinematografische productie van Monty Python, The meaning of life. Om precies te zijn, hij verwees naar de even beroemde als beruchte scene van de dinerende man – mister Creosote, gespeeld door Terry Jones – die zijn obesitas tot het uiterste voert en na het eten van nog een laatste ‘waffer-thin mint’ in het restaurant explodeert.
Voor Alkemade staat Creosote symbool voor onze samenleving en haar functioneren. Ons prevalerend economisch systeem is al eeuwenlang gericht op accumulatie en groei, op steeds meer tegen beter in. Zelfs wanneer zich een catastrofe of eliminatie van onderdelen aandient, zoals nu op ecologisch en klimatologisch gebied, prevaleert nog steeds de drang tot meer. De problemen en opgaven die het directe gevolg zijn van die ‘condition humaine’ zijn dermate groot en omvangrijk dat een defaitisme à la Creosote goed voorstelbaar en zelfs begrijpelijk is. Daarbij spelen andere ontwikkelingen noodzakelijk oplossingen en succesvolle veranderingen parten, zoals een groeiende tweedeling in de samenleving of het koppelen van klimaatambities aan een politieke kleur.
Het zijn deze ontwikkelingen die voor Alkemade juist een aansporing zijn om steeds opnieuw te bevragen welke antwoorden en keuzes kunnen werken en hoe veranderingen (wel) tot stand kunnen worden gebracht. Daarbij is kennis van de samenleving onontbeerlijk. Want alleen met een duidelijk beeld en idee van welke samenleving we zijn, en vooral willen zijn, kunnen doelgerichte stappen ondernomen worden en frustratie worden vermeden. Dat het ontwerp en de ontwerper daarbij onontbeerlijk zijn is voor de Rijksbouwmeester een uitgemaakte zaak.
Verantwoordelijkheid
Om zijn pleidooi kracht bij te zetten, en een verdere desintegratie van hoop en kansrijke oplossingen te voorkomen, richt Alkemade zich in zijn lezing op een aantal specifieke deelonderwerpen. Daarnaast gebruikt hij in zijn betoog een aantal ‘culturele’ referenties, variërend van Margret Thatcher (!) tot Constant Nieuwenhuys, om het aanwezige publiek een hart onder de riem te steken bij de confrontatie met de zich opstapelende problemen. Met het verwijzen naar die referenties voorziet Alkemade zijn én onze reflectie op de zin van het leven bovendien van een enigszins geruststellende historische achtergrond. Dat anderen eerder op details al hebben nagedacht en stappen hebben gezet biedt immers aanknopingspunten en daarmee wat meer vertrouwen in een betere afloop.
Wat de deelonderwerpen betreft is het voor Alkemade van belang om steden en de openbare ruimte vooraleerst te zien als een gebouwd resultaat van ons gedrag en afspiegeling van wie we zijn. Dat geldt, in nog overwegend negatieve zin, voor de huidige stad, maar óók bij het werken aan hoopvolle perspectieven. Als concreet voorbeeld noemde Alkemade de vele poortjes in de openbare ruimte (stations) die onwenselijke grenzen en scheidingen in het publieke domein aanbrengen. Maar hij had evengoed de groeiende aanwezigheid van camera’s in het publieke domein, of de verdringing van bepaalde inkomensgroepen op de woningmarkt kunnen noemen.
Een ander urgent deelonderwerp voor de Rijksbouwmeester is de vaak negatieve impact die veel goedbedoelde veranderingen hebben voor al kwetsbare groepen in de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de uitwassen van sociale segregatie in veel steden waar bestuurders tegelijkertijd de mond vol hebben van de inclusieve stad.
Het is volgens Alkemade de verantwoordelijkheid van enkelen om het welbevinden van velen te bewaken en te verbeteren. Met het citeren van William Butler Yeats’ ‘in dreams begin responsibility‘ bevestigt Alkemade zo en passant ook zijn persoonlijke drijfveer achter de thematische keuzes van de opeenvolgende prijsvragen die het Atelier Rijksbouwmeester inmiddels uitschreef; denk aan ‘Who Cares’, over nieuwe vormen van wonen, zorg en ondersteuning, of de open oproep ‘A Home away from Home’ voor nieuwe huisvestingsoplossingen voor asielzoekers en andere woningzoekenden.
Om te voorkomen dat we nu wegzinken in ‘bittere’ wanhoop, dan wel doorschieten in te hooggespannen verwachtingen, is bij dit alles een goed gedoseerd optimisme cruciaal. Door voortdurend te kiezen voor (varianten van) de collectiviteit die Aldo Van Eyck voorstond en tegen de desintegratie zoals beschreven door iemand als Michel Houellebecq, blijven we op de juiste koers. Alleen zo kunnen we blijven geloven in de effectiviteit van goede ideeën tegenover de vaak veel krachtiger status quo van minder goede condities. Volgens Alkemade vormen de combinatie van nauwkeurige analyse en kennis, gecombineerd met dat optimisme, het enige passende antwoord op de hamvraag of we sterk genoeg zijn om in onze eigen samenleving te leven. Je zou het een getemperd optimistisch realisme kunnen noemen.
Sociaal contract
Ook Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), schaarde zich in zijn bijdrage achter de opstelling en analyses van de Rijksbouwmeester. Maar hij problematiseerde vooral het aspect van de betrokkenheid van burgers bij (noodzakelijke) veranderingen nog sterker. De burger ligt nu, volgens hem, ‘als een verwarrend fenomeen op tafel’. Dat is om meerdere redenen zorgelijk, maar vooral omdat deze (gevoelde en concrete) situatie de afstand tussen bepaalde delen van de bevolking en beleid (en bijbehorende instituties) vergroot en vertrouwen in de laatste ondermijnt en wordt versterkt door het aanwakkeren van wantrouwen en de aanvallen op het politieke establishment door populistische partijen, belangengroeperingen en onbekenden. Het praten met een zo groot mogelijk deel van de bevolking is, volgens Putters, essentieel voor het voortdurend te vernieuwen sociaal contract.
De opgave, problemen, en de noodzakelijk aanpak, die door Alkemade onder meer met de prijsvragen worden geadresseerd, kun je gerust ingrijpend noemen. Putters noemt in dit verband de economische welvaart waar bestaande verdienmodellen niet langer als vanzelfsprekend kunnen worden beschouwd. Of de toenemende vergrijzing en de groei van eenpersoonshuishoudens, een ontwikkeling die een wissel trekt op solidariteit en zorgt voor vereenzaming en onthechting in de samenleving. Daarnaast zorgen ook het tanende vertrouwen in de democratische rechtsstaat en, niet in de laatste plaats, de nakende ecologische rampspoed voor onrust.
Evenals Alkemade beaamt Putters dat, willen we de deels onvermijdelijke ontevredenheid en irritatie die bij deze veranderingen zal ontstaan kunnen beheersen, enige zelfreflectie en kennis van wie en wat we als samenleving (willen) zijn onontbeerlijk is. Dat het daar in sommigen gevallen aan ontbreekt laten de recente crises en polarisering rond stikstof en PFAS zien. Zowel de wijze waarop mensen zich roeren, als hoe de politiek reageert en regeert zijn illustratief. Het draagvlak voor noodzakelijke veranderingen is veelal afwezig of op zijn best nogal versplinterd. Dan lijkt ‘dromen met inachtneming van verantwoordelijkheden’ plotseling wel een erg hachelijke politieke onderneming.
Therapeutisch
De aanwezigen moeten, zeker na de bijdragen van Alkemade en Putters, toch regelmatig een onrustig gevoel hebben gekregen. De sprekers gaven immers een open en bij vlagen verontrustend relaas van hun omgang met, en kijk op de huidige staat van de wereld. Maar van verontrusting, of urgentie was in de zaal weinig te merken, of het werd wellicht therapeutisch weg-geapplaudisseerd. De bijeenkomst had daardoor toch een wat onduidelijk en peinzend karakter. Dit ondanks de pogingen om, door de inbreng van Jeanne van Heeswijk (kunstenares), Abdelhamid Idrissi (Amsterdammer van het jaar 2018) en Yasin Torunoglu (wethouder in Eindhoven), een verbinding met concrete ervaringen en toepassingen te maken. Wie een situatie wil duiden en daar direct zelf én anderen naar wil laten handelen begeeft zich op glad ijs. De concretisering van de oplossing kan de scherpte van de voorafgaande analyse immers tenietdoen. Zo’n vaart zal het bij Alkemade niet lopen, hij opereert immers binnen een in tijd en reikwijdte beperkt mandaat. De meeste impact heeft, naast de concrete prijsvragen, ongetwijfeld het ongevraagd adviseren waartoe dit congres zeker ook hoort.
De film ‘The Meaning of life’ eindigt met de bedoeld obligate duiding, aangereikt in een gouden envelop, die (aan ons) wordt voorgelezen: ‘Try and be nice to people, avoid eating fat, read a good book every now and then, get some walking in, and try and live together in peace and harmony with people of all creeds and nations’. Zoiets, maar dan met veel meer urgentie, heeft Alkemade uiteindelijk ook voor ogen. Alleen wordt hij door de niet-filmische werkelijkheid gedwongen tot een veel meer minder vrijblijvende conclusie. Ja, er is nog hoop. Maar het wordt wel buigen of barsten. Of, om in de fictieve beeldspraak van mister Creosote te blijven, stoppen of desintegreren…