Recensie

The Grand Projet, verstedelijking en kapitalisme uit de eredivisie

De Franse Grand Projets speelden tijdens de vormende jaren van Kees Christiaanse (Emeritus ETH professor en oprichter van KCAP) een grote rol. Het bracht hem er met mede auteurs Anna Gasco en Naomi C. Hanakata toe om voor het intercontinentale Zwitsers/Singaporese onderzoeksprogramma de titel ‘The Grand Projet’ te kiezen. Centrale vragen; hoe ontstaan megaprojecten, hoe worden ze gemaakt, wat is hun impact en wat kunnen we er van leren? Het onlangs gepresenteerde onderzoeksresultaat in boekvorm laat minutieus de opkomst van stedelijke megaprojecten zien als nieuwe wereldwijde typologie; de  eredivisie van verstedelijking en kapitalisme in de 21e eeuw.

overzicht grand projets

Overzicht Grand Projets / pagina’s uit besproken boek

Grand Projets
Dertig jaar geleden werden de door de Franse president Mitterand geïnitieerde Grand Projets zoals de uitbreiding van het Louvre, het Institute du Monde Arabe of Parc de la Villete door de architectuur criticus Paul Goldberger op puntige wijze beschreven in de New York Times[1] :“Express political will, monumental in scope, public in purpose, improve neighborhood conditions and to prove that there can be contemporary monumentality that is compatible with local socialist politics.Een eerste blik op het boek maakt duidelijk dat de tijden veranderd zijn en dat de auteurs de betekenis en definitie van de Grand Projets uit het tijdperk Mitterand grotelijks hebben opgerekt.

Het eerste hoofdstuk van het boek over the making and impact van contemporaine Grand Projets laat zien dat de 21e eeuwse projecten  grootschaliger en meerduidiger zijn. Ze zijn nog altijd primair bedoeld; to express political will en to improve local urban conditions maar getransponeerd van de architectonische naar de stedelijke schaal. Niet langer alleen public in purpose maar overwegend publiek/privaat en niet langer meer bedoeld to match contemporary monumentality with local socialist politics maar gericht op het verbeteren van het aangrijpingsvlak tussen steden en regio’s enerzijds en het mondiale 21e eeuwse kapitalisme anderzijds.

De in het boek geschetste opkomst van de stedelijke mega projecten loopt parallel aan de opkomst van het cognitieve kapitalisme zoals mooi beschreven in het werk van de Franse sociologen Yann Molier Boutang[2] en Francois Asscher[3]. Cognitief kapitalisme is de situatie waarin productiekracht is vervangen door inventiekracht, fysieke arbeid door cognitieve arbeid en waar cognitief kapitaal minstens zo belangrijk is als financieel kapitaal. Zoals we de afgelopen 20 jaar geleerd hebben floreert cognitief kapitalisme in een goed ontsloten metropolitane context. Je kan met recht zeggen dat de Grand Projets de eredivisie vormen op het snijvlak van hyper-verstedelijking en muterend mondiaal kapitalisme in de 21e eeuw.

Met een gewicht van 1700 gram een omvang van 640 pagina’s is het boek zelf ook een Grand Projet. Het boek is, met een veelheid aan auteurs, opgezet als een longform academische paper. De vertrouwde opzet van introductie wordt gevolgd door een theoretisch raamwerk, methodologie, casestudy analyses, resultaten en discussie. De massieve hoeveelheid informatie en hoofdstukken met een essayachtige opzet maken dat het geen boek is om in een keer lineair uit te lezen maar juist geschikt om in een zelf gekozen volgorde gedurende een langere periode te lezen en te bestuderen. De hoofdmoot van het boek bestaat uit 460 pagina’s met acht stedelijke mega projecten als case studies voorzien van gedetailleerde kwantitatieve en kwalitatieve toelichting en analyse.

La Défense Paris

La Défense Paris / pagina’s uit besproken boek

Case studies
De scoop van het onderzoek beperkt zich zonder veel toelichting tot Europa en Azië waar acht Grand Projects zorgvuldig en beredeneerd door de auteurs zijn geselecteerd: Marunouchi Tokyo, Lujiazui Shanghai, Westkowloon Hongkong, Marina bay Singapore, La Defence Paris, Hafenstadt Hamburg, Kingscross London and 22@ Barcelona.

Nadere beschouwing van de case studies maakt duidelijke wat de auteurs zien als gemene delers en basis karakteristieken van de Grand Projets. Een centrale (of op afzienbare termijn centraal gelegen) locatie, meer dan 4 miljoen vierkante meter aan gebouw-oppervlak, een dichtheid van tenminste FSI 4.0 en een gemengd programma met substantiële delen voor wonen, werken, voorzieningen en (groene) toeristische recreatie. De ambitie om te voorzien in beeldbepalende programma’s en projecten, te voorzien in onderscheidende architectuur en architectonische landmarks en te voorzien in upgrading van de stedelijke infrastructuur, met de overstijgende ambitie om de stad in haargeheel vooruit te brengen. Een omvattend narratief met een dominant thema zoals de sprong over de rivier (Shanghai), een nieuw hart of schakelstuk voor de stad (Londen, Parijs), de stad naar het water brengen (Hamburg, Hong Kong) of het creëren van een nieuwe hub voor het eigentijdse kapitalisme (Barcelona, Singapore, Tokyo).

Er tekent zich tussen beide continenten een grote variatie af in schaal, interne logica, management, operatie, verschijning en couleur locale van de Grand Projets. De cases in Europa, “het oude continent”, hebben onvermijdelijk een zware historische component met het integreren van, en aansluiten op, bestaande gebouwen en stadsweefsels. Het 22@ district in Barcelona volgt vrij nauwkeurig de logica van Cerda’s  Eixampla en sluit naadloos aan op de omgeving. Aziatische cases zoals Kowloon West en Marina Bay zijn gepland en gebouwd op nieuwe landaanwinningen langs het waterfront en vormen zoals Kowloon West een discontinuïteit in het stadsweefsel met een autonome ruimtelijke opzet.

Elke case is opgezet volgens een streng methodologisch pad waarbij langs historische tijdslijnen de politieke condities en besluitvorming, planvorming en conceptontwikkeling, de implementatie procedures, ontwikkel en bouw- processen en de oplevering en receptie van het gebied beschreven worden.  Het grootste en meest indrukwekkende project is waarschijnlijk Lujiazui Shanghai gestart rond 1990, dat door de auteurs met veel gevoel voor de Chinese werkelijkheid wordt beschreven en geanalyseerd. De beroemde sprong over de Huangpu rivier, die met zijn gebouwen tot 700 meter hoog, het ultieme symbool is geworden voor de opkomst van China als mondiale economische supermacht. De ontwikkeling van Lujiazui deed menigeen versteld staan omdat met de introductie van de marktwerking sterke politieke sturing niet werd losgelaten en het oog strak gericht bleef op de nationale ambities (wat in wezen voor alles geldt in China waar het autoritaire kapitalisme zo’n beetje is uitgevonden zoals mooi beschreven wordt door Ian Buruma[4]).

Lujiazui werd een vaak herhaald model voor de vroege Grand Projets in de Chinese context (China is natuurlijk wereldkampioen in Grand Projets), met de kenmerkende focus op auto’s in plaats van mensen en de toepassing van ruime plots met grote autonome gebouwen die niet interacteren met de omgeving terwijl de voordelen van een meer gemengde geïntegreerde benadering  met een menselijke schaal reeds lang bekend waren. De auteurs doen de terechte constatering dat de Chinese wens tot verfijning en internationaal design in Lujiazui primair tot uitdrukking komt in de architectuur van een beperkt aantal gebouwen.

De uitvoerige en gestandaardiseerde benadering van de cases plus het uitmuntende beeld en kaart materiaal stellen de lezer in staat om diepgaande kennis van de projecten op te doen. De belofte die de ondertitel van het boek in zich draagt, Understanding of making and impact of urban megaprojects wordt hier royaal waargemaakt.

Lujiazui Shanghai

Lujiazui Shanghai / pagina’s uit besproken boek

 

Quotes
De essays die de reeks aan case studies inleiden en afsluiten, benadrukken de multidimensionale complexiteit van de megaprojecten. Leidende thema’s zoals de begrenzing en indeling, de modellering en conceptontwikkeling, de planmethodiek en uitvoeringsdocumenten, de stedelijke versnellers en landmarks, centraliteit en ontsluiting, en uiteindelijk de resultaten en conclusies worden hoofdstuks-gewijs, stap voor stap gefileerd. Het is voornamelijk in deze essays dat de lezer door scherpe observaties en formuleringen over de realiteit van plannen en bouwen aan megaprojecten confronteert wordt met de eigen opvattingen en denkprocessen. Ik noem er vier die mij persoonlijk raken:

Het begint al in de inleiding waar wordt gesteld  dat “The retorical attention to social issues is present in many recent large scale projects; however the potential these projects have in responding to real urban problems is seldom actualized” (P 23.) Dit citaat is in wezen de moeder aller stedenbouwkritiek, het verwijt dat de sociale ambities gebruikt worden om een project doorgang te verlenen en dat vervolgens na implementatie en oplevering geconstateerd wordt dat nou net de doorslag gevende sociale ambities niet verwezenlijkt zijn.

“Examining a society through the lens of its megaprojects might tell us something about its ambitions, dreams and disputes” (P. 13).Hier moet ik aan Nederland denken (niet met cases in het boek vertegenwoordigd) waar grootschalige stedelijke interventies zwaar aan populariteit hebben ingeboet door de crash van 2008, de toenemende maatschappelijke ongelijkheid, en de tendens om elitair overstijgend denken te verafschuwen en de middenklasse met bijhorende wensen en opvattingen centraal te stellen. Een mooi voorbeeld is hier de Zuidas in Amsterdam, een klein Grand Project dat door journalisten en opiniemakers als Bernard Hulsman[5] of Ewald Engelen[6] bij voortduring beschimpt wordt terwijl de stedelijke en Rijks overheid vijfentwintig jaar na de start van het project nog immer nut en noodzaak discussies voeren over de integratie van de infrastructuur die de crux van de interventie vormt.

“Grand projets lie at the intersection of global hierarchies and local networks”. (P.610)  Dit is een hele letterlijke en effectieve beschrijving van mijn dagelijkse woon- en werkervaring in down-town Shanghai waar vele mondiale merken, ondernemingen en burgers zijn geland in grand projets die de textuur van het historisch stratenpatroon doorsnijden. In deze directe en soms hardhandige confrontatie van global en local ontstaat schoksgewijs verbinding tussen de dynamiek van het mondiale kapitalisme met de vaste en langzaam evoluerende patronen van het dagelijks leven in de stad Shanghai.

“Grand projets spatial regulatory plans must both define and fix essential spatial elements that guarantee spatial quality and identify flexible parameters within a set of clear rules to allow for adaptive yet coherent planning” (p. 598). Dit is feitelijk de crux van het boek waarin veel van de geaccumuleerde inzichten en wijsheden tot uitdrukking komen. Hier verschijnt een glimlach op mijn gezicht omdat deze quote ook zo uit het PR materiaal van KCAP tevoorschijn zou kunnen komen en zou kunnen uitmonden in de KCAP slogan: “Flexible planning, Distinct architecture.”

22@ Barcelona

22@ Barcelona / pagina’s uit besproken boek

Intellectual digestion

Voor een boek dat gemaakt is met deze mate van inzet, overzicht en informatie dichtheid hebben geforceerde pogingen tot kritiek of snelle wijsneuzigheid mijns inziens niet heel veel relevantie. Het boek kan gezien worden als een platform voor observatie dat niet probeert om meningen op te dringen maar dat uitnodigt en stimuleert om eigen vragen te stellen of om zelf conclusies te trekken. Misschien zijn er kritische beschouwers die zich afvragen of Christiaanse er als hoofdauteur goed aan doet om zijn eigen commerciële werk (Hafenstadt Hamburg) op te nemen in een op wetenschappelijke leest geschoeide studie om vervolgens de daar ontwikkelde werkwijze in de conclusies op te nemen. Persoonlijk zou ik daar niet te zwaar aan te tillen. Ook als Hafenstad niet door KCAP ontworpen was, zou het een waardevolle case study zijn en zou het zeker niet uit de toon vallen bij de zeven andere uitgekozen voorbeelden.

Misschien is de geopolitieke invalshoek van het boek wel de grootste verrassing. Het is echt opmerkelijk dat de auteurs het niet nodig vinden om uit te leggen of te verantwoorden dat de opkomst van een mondiale project-typologie op het snijvlak van kapitalisme en verstedelijking exclusief wordt beschreven aan de hand van voorbeelden uit Europa en Azië met sporadisch een verwijzing naar (de nog altijd zeer invloedrijke) Amerikaanse theorie en praktijk. Dit gaat ver voorbij aan de praktische beperkingen van een Zwitsers Singaporese samenwerking. Zijn de auteurs onder invloed van contested modernity zoals beschreven door Martin Jaques[7]? Heeft Amerika z’n aantrekkingskracht verloren? Is de toekomst van de stad een Euraziatische toekomst? Of zijn de auteurs misschien van plan om een tweede editie te maken waarin wel Amerikaanse case studies worden opgenomen?

Naar zo’n tweede editie zou ik zeker ook uitzien!

Enkele gerelateerde artikelen