Architectuurwijzer laat ons in de tentoonstelling ‘Housing Apart Together’ binnenkijken bij 18 collectieve woonprojecten. De foto’s waarop mensen met lachende gezichten in de gedeelde tuinen te zien zijn, vormen een contrast met de lege tuinen van de privé villa’s die Vlaanderen typeren. Hoe komt het dat de Belg zo verknocht is aan zijn individuele woning? En is collectief wonen de alternatieve woondroom?

Haringrokerij, Antwerpen / Stramien / foto © Brecht Van Maele voor Architectuurwijzer
“Maar wat als ik een bloem wil en hij een boom?” Met die woorden schuift een vriendin mijn suggestie aan de kant. We zitten samen te keuvelen bij een glas wijn, wanneer onze woondroom ter sprake komt. Een gespreksonderwerp dat eigen blijkt aan onze leeftijd. Haar appartement is te klein en ze wil zo graag een eigen huis met een eigen tuin. De suggestie om een buitenruimte te delen met andere mensen wordt van tafel geveegd. De bloem die zich nog geen dag druk heeft gemaakt over de nabijheid van een boom, wordt voorwerp van een onoverkomelijk verschil. De bloem is natuurlijk zoveel meer. Ze wordt verheven tot beeld voor alle mogelijke, onuitgesproken en schijnbaar onoverbrugbare verschillen tussen haar en de ander.
Anno 2020 droomt, net als de vriendin, nog elke Vlaming van een eigen woning met een eigen tuin. Een baksteen werd in onze maag gemetseld door de jarenlange promotie van het woonbezit. De overheidssubsidiering voor iedereen die zelf een woning kocht of bouwde, maakte na WOII van het privébezit een ideaal. Vandaag komt deze droom in het gedrang door de realiteit. Het traditionele gezin maakt plaats voor nieuwe relatievormen: nieuw samengestelde gezinnen, LAT-relaties, kinderloze volwassenen, geregistreerd partnerschap, … Deze nieuwe relatievormen passen slecht binnen onze traditionele eengezinswoning. Tegelijkertijd slinkt de beschikbare ruimte on te bouwen zienderogen. Onze neus wordt gedrukt op het feit dat de impact van het wonen ‘op den buiten’ groot is. Riolering en elektriciteit zijn aanzienlijk duurder voor een afgelegen woning dan een woning in een dorp of stad. Het openbaar vervoer beschikbaar maken voor iedereen, overal, wordt veel complexer en onbetaalbaar. De auto blijft daardoor koning en zorgt voor extra CO2-uitstoot. Maar idealen verander je niet zomaar en onze traditionele woondroom woekert verder. De betonstop, die de versnippering van bebouwing moest tegengaan, wordt op de lange baan geschoven. De Vlaming blijft gebrand op zijn privé eigendom.

Drukkerij, Antwerpen / Collectief Noord / foto © Brecht Van Maele voor Architectuurwijzer
Binnen deze context gaat Architectuurwijzer (Genk) op zoek naar een alternatieve woondroom. Een uitwijkmogelijkheid voor het ideaal van het individuele woonbezit. Twee jaar lang verdiepte Architectuurwijzer zicht in collectieve woonprojecten in Vlaanderen en Brussel. De synthese van dit onderzoek wordt getoond in de expo Housing Apart Together. De tentoonstelling ging van start in de C-mine in Genk, om daarna door te reizen naar het STAM in Gent.
Achttien gerealiseerde of geplande collectieve woonprojecten vullen de tentoonstellingsruimte. De tentoonstelling beslaat drie luiken: de architectuur, de beleving en de analyse. De scenografie ontworpen door het architectenbureau Voet en De Brabandere voorziet in een aantal lichte, houten structuren. Elk woonproject wordt getoond op een textielposter, hangend aan een standaard. Een kort beschrijvend tekstje met een catchy titel wordt vergezeld van plattegrond of isometrie en eventueel aangevuld met foto’s of beelden. Van een aantal projecten wordt de maquette als aparte entiteit op vier poten geplaatst. Je kan er van bovenaf op neer kijkt. (de architectuur) Door de tentoonstelling heen worden postergrootte foto’s getoond van het leven in de collectieve woonprojecten. Op televisieschermen vertellen de bewoners of bezielers over hun ervaringen. (de beleving) In het midden van de ruimte krijgt een tafel vorm als buitenmaatse gewestkaart. Rode vlekken wijzen op de volgebouwde gebieden. Vlaggetjes tonen de locatie van de projecten. Een beelddiagram, cirkeldiagram of schaaltekening tracht ons een aantal zaken te verduidelijken: ‘elk project heeft een andere schaal en andere gemeenschappelijke ruimtes’, gevolgd door een overzicht van alle projecten met een schematische weergave van het plan en dus hun omvang. Antropologe Ruth Soens spreekt vanuit haar eigen expertise op een ander beeldscherm over de manier van samenhuizen. (de analyse)
De meeste projecten die getoond worden zijn gestart vanuit een groep vrienden die samen op zoek gingen naar een toekomstige woonstede. Vaak vonden ze onderdak in een ruim erfgoedpand: De Haringrokerij (Antwerpen), Kasteel Boterberg (Kalmthout), Vierkantshoeve ter Beemt (Zingem), … Soms koos men er voor om collectief nieuwbouw neer te poten. Maar er zijn ook een aantal projecten die vertrekken vanuit een stads-of dorpsbestuur in samenwerking met een projectontwikkelaar, intercommunale of stadsbedrijf. Twee projecten springen in het oog: het woonzorgcentrum Mandana (Genk) en ’t Wisselspoor (Leuven). Het woonzorgcentrum Mandana zoekt collectiviteit vanuit een eigen insteek, namelijk het zorgaspect. In het algemeen beschikken zorginstellingen over een rijke geschiedenis omtrent het samenwonen en het delen van ruimte. ’t Wisselspoor in Leuven steekt er met kop en schouders bovenuit op het vlak van schaal: 52 stadswoningen met gemeenschappelijke en publieke functies op een perceel van 2.500 m². De collectieve tuin blijft in alle projecten de gedeelde ruimte bij uitstek. Binnen de grenzen van het gebouw deelt men een trappenhal, wasplaats en/of gastenkamer.

Brutopia, Brussel / stekke + fraas architecten / foto © Brecht Van Maele voor Architectuurwijzer
Housing apart Together toont een toegankelijke ‘best of’. Wie zoekt naar mooie collectieve woonprojecten vindt hier een opsomming. Zonnige foto’s, geduchte one-liners en blije gezichten. Scheurpapiertjes die je naar huis kunt meenemen om je eigen top drie op de ijskast te hangen. In een poging tot het promoten van de nieuwe woondroom, gaan de kritische blikken verloren en dreigt de tentoonstelling te eindigen in een goednieuwsshow. Het analytische deel van de expo durft weinig meer te doen dan weergeven en verduidelijken. Verder dan een open deur intrappen en bijvoorbeeld meegeven dat privacy van groot belang is in een gemeenschappelijk project, of dat de bewoners ‘geen hippies maar happies’ zijn, lijkt het niet te gaan.
“Wat als ik een bloem wil en hij een boom?” de vraag weerkaatst tussen de houten vierpoters in het STAM. Wanneer we de Vlaming een alternatief willen bieden op het individueel woonbezit is het van belang om deze vraag te kaderen. Louter terugvallen op de stimulans die er rond 1950 was vanuit de overheid voldoet niet. Er zijn een aantal dieperliggende sociologische aspecten die achter de vraag bloem of boom schuilgaat, die inherent deel zijn gaan uitmaken van onze samenleving. Het leven in onze westerse, geïndividualiseerde wereld zorgt er voor we minder en minder binnen een groepering opgroeien. De kerkgemeenschap slinkt, we verbinden ons niet langer aan een politieke partij en het kopen van een huis in dezelfde straat als je ouders is niet meer doorsnee. De systeem overkoepelende waarden, op schaal van de buurt, vallen weg. We krijgen een eindeloze keuze voorgeschoteld met wie we ons gaan vereenzelvigen en tot welke groepering we willen behoren. Deze ‘vrijheid’ brengt onzekerheid met zich mee. Een logische reactie zou zijn om op zoek te gaan naar sociale cohesie dicht bij huis. Waarom kan men deze dan niet vinden in het collectieve wonen?
Misschien biedt socioloog Anthony Giddens hier wel een antwoord. In zijn boek Modernity and Self-identity (1991) spreekt hij over ontologische veiligheid – de menselijke behoefte aan zekerheid, stabiliteit en routine. We reproduceren wat we kennen, waar we mee vertrouwd zijn, om te komen tot een situatie waarin we weten wat zal volgen. De ander, de onbekende, kan deze stabiliteit doorbreken. Je weet niet wat hij of zij wil en als gevolg daarvan zou jouw ontologische veiligheid in gedrang kunnen komen. Groeit door de onzekerheden van de moderne samenleving onze angst voor het verlies van die ontologische veiligheid? Gaan we ondanks alle share-diensten collectiviteit meer en meer mijden? Het gebouw dat eens een deel van haar perceel teruggaf aan de publieke ruimte wordt nu ommuurd met hoge hekken. De jonge Vlaming zont nog liever in haar met Bekaertdraad omkooide tuin dan na te denken over een alternatief.

Woonzorgcentrum Mandana, Genk / Oscar architecten / foto © Brecht Van Maele voor Architectuurwijzer
Een tweede vraag die onvermijdelijk naar voor komt: is collectief wonen het alternatief dat we zoeken? Onze individuele woondroom bedreigt de open ruimte, de ecologische impact is groot. Maar de overtuigingskracht van ecologie blijft gering en de individuele wooncultuur blijft doorgaan zoals weleer. Zelfs het cohousen heeft vaak nog veel te weinig betekenis wanneer we spreken over ons milieu. Zijn een groot deel van de voorbeelden die op de tentoonstelling hangen niet juist ontstaan vanuit een soort nostalgie? Een afkeer van de hedendaagse woonwijken waar niemand zijn buren nog kent en er geen gemeenschapsgevoel meer bestaat? Daarnaast blijken vele projecten geen haalbaar alternatief voor de grote meerderheid. Peggy Totté (Architectuurwijzer) wijst ons er achteraf zelf op in een artikel in De Tijd (Een beetje lief en leed delen, 17/01/’20 ). Door het financieringsmodel blijft cohousing iets dat gedragen wordt door hoogopgeleide blanke mannen en vrouwen. Daar waar de nood het hoogst is voor een verbetering van leefkwaliteit vinden mensen hun weg niet naar de zonnige beeldjes en de lachende foto’s in de tentoonstelling. Het is aan ons om ten alle tijden kritisch te durven kijken naar deze mooie voorbeelden.
Het is natuurlijk verre van evident om de gelaagdheid van collectieve woonvormen te vatten in een tentoonstelling. Een organisatie als Architectuurwijzer handelt vanuit een eigen context, de Vlaamse context. Een omgeving waar innovatie omtrent vernieuwende woonvormen nog in haar kinderschoenen staat. Wat is dan de opzet van de tentoonstelling? De tentoonstelling is niet bedoeld voor de architect, ruimtelijk planner of stedenbouwkundige die graag wil bijleren of tot vernieuwende inzichten wil komen. De tentoonstelling kan de bezoeker die de deur op een kier had open staan voor vernieuwende woonvormen misschien overtuigen, maar of ze de Vlaming met een individuele woondroom rechtsomkeer kan laten maken is nog maar de vraag. De waarde van de tentoonstelling ligt dan ook voornamelijk in het beschikbaar maken van de informatie omtrent collectieve woonvormen, op een toegankelijke manier, én uiteraard alle bijhorende publicaties. (A+, Knack, De Tijd, … ) Om zo voor het eerst in het hoofd van de middenklasse Vlaming het collectieve woonzaad te planten.