Onlangs organiseerde de Amsterdamse Kunstraad in samenwerking met architectuurcentrum ARCAM een tweede publieksavond over de wenselijkheid van een Amsterdamse Stadsbouwmeester. Na een eerste bijeenkomst in 2018 werd het idee door Kunstraad verder op sleeptouw genomen en besproken met verschillende belanghebbenden. In het Compagnietheater kwam een klein en select gezelschap samen om kennis te nemen van de voortgang van het project.
Felix Rottenberg, in zijn functie als bestuursvoorzitter van de Amsterdamse Kunstraad, trapte de avond af door te recapituleren wat de bijeenkomst 2018 had opgeleverd en welke stappen er sindsdien werden genomen. Dat leverde een relaas op van achtereenvolgende meningen, wensen, veel overleg, erkenning van gewijzigde tactieken, en veranderde opstellingen bij zowel de Kunstraad als bij andere betrokkenen in het vakgebied en politieke Umfeld. Dat Rottenberg en zijn Kunstraad een andere koers en tactiek hanteren dan de tijdens de toch wat tumultueuze en rommelig verlopen avond in juni 2018 werd figuurlijk bekrachtigd door de antroposofisch aandoende illustraties die gemaakt waren om de nieuwe inzichten ten aanzien van het onderwerp te presenteren. Geheel in lijn met die grafische stijl kreeg het publiek bestaande uit usual supects zoals een aantal gemeenteraadsleden, een handvol stadsbouwmeesters uit andere steden en vertegenwoordigers van organisaties die ook om de ruimtelijke kwaliteit van Amsterdam geven, een holistisch profilering van de stadsbouwmeester voorgeschoteld. Het accent van de profilering van de stadsbouwmeester lag nadrukkelijk op samen, in teamverband en aansluiting zoeken bij andere belanghebbenden.
De toon werd daarmee gezet. Het dwingende karakter van de aanvankelijke opstelling van de Kunstraad ten tijde van de vorige bijeenkomst had plaatsgemaakt voor een meer adaptieve en meebuigende houding. Zo dacht de Kunstraad in 2018 bijvoorbeeld nog haar eigen advies snel te kunnen concretiseren door Eric Luijten in zijn functie als voorzitter van de Amsterdamse Commissie Ruimtelijke Kwaliteit nadrukkelijk als Spitzenkandidaat op het schild te hijsen. Naast de zachte verbeeldingskracht van de PowerPoint werd nu ook op andere punten juist moeite gedaan om de scherpe randjes van het onderwerp af te halen in een, mogelijke ultieme, poging om zoveel mogelijk argumenten tegen de komst van een stadsbouwmeester weg te nemen of af te zwakken. Op deze avond moest en zou vooral een positieve en constructieve grondtoon klinken. Het leverde een aangename avond op. Misschien wel té aangenaam.
Luwte
Feit is dat het dossier stadsbouwmeester van Amsterdam er nog steeds een is van aanvullen, aftasten en bijwerken. In 2017 werd het idee van een stadsbouwmeester door de Kunstraad op de kaart gezet met hun advies ‘De stad is nooit af’. Het idee werd vervolgens omarmd door een aantal politieke partijen en in het staande collegeakkoord opgenomen. De relatief lang durende aanloop van drie jaar zou (ook) een teken van zorgvuldigheid kunnen zijn. Een weelde in een wereld waar politieke beslissingen steeds vaker worden voorgekookt en doorgedrukt via snelle tweets, mediaexposure en het opjutten van de goegemeente met dreigende scenario’s en ramptijding. Die emotie is bij de eventuele invulling van deze functie grotendeels afwezig. De eerste publieksavond van Rottenberg en consorten benaderde de staat van rumoer en debat misschien nog het meest. Maar dat was dan deels weer onbedoeld omdat men die avond juist probeerde snel te scoren.
Een ontwikkeling in de luwte dus, en mogelijk op kousenvoeten. Daarvoor is ook de opdracht van de Amsterdamse Kunstraad aan journalist Floor Milikowski om een essay te schrijven illustratief. Voor dat essay, getiteld ‘Op zoek naar een stadsbouwmeester?’ sprak Milikowski met een aantal direct en indirect betrokkenen uit het toekomstige werkveld van de gewenste stadsbouwmeester. Een, wederom, aangenaam en plezierige tekst waarin argumenten voor én tegen de aanstelling van een dergelijk persoon de revue passeren en waar door sommige geïnterviewde personen, niet wars van enige trots, wordt gesproken over de ruimtelijke traditie, huidige kwaliteiten en toekomstige opgaven van de hoofdstad. Het is duidelijk een boekje dat de geesten op een prettige wijze in de richting van een besluit moet masseren.
In het nawoord probeert Rottenberg de diverse voorzetten uit het essay in te koppen met de constatering: ‘Net als de Rijksbouwmeester zal hij of zij moeten beschikken over een budget, een klein team en een horizon van zeven jaar’. Om die concreetheid direct te laten volgen met de erkenning van de gevoeligheid van het onderwerp en de duidelijke wensen van veel verschillende partijen om hun stempel op de planning van de stad te willen drukken. Het nawoord wordt tenslotte besloten met de retorische vraag wie de urgente kwesties, die elkaar in de stad beïnvloeden, op basis van een algemeen en gedeeld belang gaat agenderen.
Maar juist aan een eenduidige en beslissende beantwoording van die vraag lijdt de discussie over een Amsterdamse stadsbouwmeester. En, zo moet gevreesd worden, zal een eventueel aan te stellen stadsbouwmeester in functie ook in de uitvoering van dat agenderen gaan lijden. De moeizame totstandkoming van deze positie zegt namelijk veel over het, deels gestolde, krachtenveld waarin zij of hij actief gaat zijn. Maar ook over het gebrek aan daadkracht en gevoel van echte urgentie bij diegenen die de persoon moeten aanstellen, de politiek. Ondertussen loopt de groei en metamorfose van de stad onder invloed van een veelvoud aan actoren, ambities, noodzakelijkheden en wensen ‘gewoon’ door. Afhankelijk met wie daarover gesproken wordt verloopt dat proces goed, twijfelachtig tot slecht.
Als vanouds
Ondanks de onbetwistbare urgenties, tekortkomingen en schade die door die stedelijke ontwikkeling heen lopen is het ruimtelijk spanningsveld echter in de basis niet anders dan normaal. Elke periode uit de geschiedenis van de stad laat zich immers kenschetsen door tegengestelde krachten, machtsuitoefening en strijd om aandacht voor bepaalde groepen of functies. Anders gesteld, er zijn altijd winnaars en verliezers. Waarbij de verliezers vaak al bij voorbaat bekend zijn omdat er geen gelijkwaardig strijdtoneel is.
Die nuchtere constatering kan veel van het krakeel rond de Amsterdamse stadsontwikkeling enigszins relativeren. Het zou ook goed zijn die relativering, in grotere mate dan nu het geval is, toe te passen op de onverminderd onbestemde invulling en verwachtingen van de positie van stadsbouwmeester. Een voor de hand liggende eerste vraag die daartoe gesteld kan worden is of er dingen misgaan in de gebieden waarop een stadsbouwmeester actief zou worden. Denk aan ruimtelijke segregatie, verdringing van bepaalde bewonersgroepen, instabiele woningmarkt, implementatie van klimaatmaatregelen in de bouw. Het antwoord daarop is waarschijnlijk nog een redelijk unaniem ‘ja’. Maar het antwoord op de vraag of die problemen erger of ingrijpender zijn door het ontbreken van een stadsbouwmeester is al een stuk twijfelachtiger. En het antwoord op de vraag of die dingen echt beter zullen gaan of zelfs opgelost worden bij de aanstelling van een stadsbouwmeester moet, met enige nuchterheid en realiteitszin, toch ‘nee’, of op zijn best ‘misschien’ zijn.
Hobby
De functie van stadsbouwmeester, hoe die ook ingevuld wordt, loopt zo op voorhand averij op. De voorspelling van een functioneren ‘in limbo’ – een staat van twijfelachtigheid, ongedefinieerde meerwaarde en tijdelijkheid – is niet eens zo ver gegrepen. De stadsbouwmeester wordt immers tegelijkertijd klemgezet als vermalen tussen verwachtingen en idealen. Enerzijds zijn er de (te) hooggespannen verwachtingen van de voorstanders. Zij wijzen op het ‘succes’ en invloed van stadsbouwmeesters in andere steden. Die opereren daar in verschillende hoedanigheden, variërend van adviseur van wethouder, aanjager van het stilgevallen debat tot luis in de pels van lokaal, ruimtelijk beleid.
Anderzijds zijn er de sceptici die weinig tot niet geloven in de meerwaarde van persoon en/of functie. Zij wijzen op, bijvoorbeeld, de vaak al trage processen op ruimtelijk gebied en zien de toevoeging van nóg een stem als onwenselijk. Ook betwijfelt deze groep sterk of een stadsbouwmeester überhaupt wel van enige invloed kan zijn in het krachtenveld van politieke, economische en financiële machten. Een stadsbouwmeester kan in hun ogen niet meer zijn dan een ceremoniële functie die voor de bühne agendeert en kwesties ter sprake brengt. Men voorziet eigenlijk vooral een stadsbouwmeester in de rol van roeptoeter.
De waarheid ligt waarschijnlijk en uiteindelijk in het midden; in een compromis, een salonremise. In die ‘polder-status’ ligt het bijna onvermijdelijke lot van een Amsterdamse stadsbouwmeester. Haar of zijn positie, meerwaarde en agenderende kracht ontbeert simpelweg een daadwerkelijk gevoelde urgentie. Daarmee staat het natuurlijk iedereen vrij, van Kunstraad tot wethouder of gemeentelijke dienst om te pleiten voor en wensen naar een stadsbouwmeester. Maar in alle gevallen, zo moet gevreesd worden, zullen de benoemde, mankerende aspecten en het latente stad-als-hobby-gehalte van de functie groter zijn dan menigeen nu wil beseffen.
Urgentie
Daarmee is de kous echter niet af. Want de verwikkelingen rond de beoogde aanstelling en gemeende noodzaak van een stadsbouwmeester zouden zomaar en ongewenst de aandacht kunnen afleiden van de daadwerkelijke opgaven en de politieke verantwoordelijkheid daarop te handelen. De wens voor een stadsbouwmeester zou verward kunnen worden met de wens om iets aan urgente opgaven te willen doen. Dat is onwenselijk. Want waar het rond de stadsbouwmeester aan urgentie ontbreekt is dat zeker niet het geval bij veel stedelijke opgaven. Die zijn stuk voor stuk urgent. Het politieke bestuur en het ambtelijk apparaat zijn, voor en samen met de inwoners, de actoren waarop vertrouwd moet en kan worden: ankerpunten. Bij hen ligt de werkelijke macht en verantwoordelijkheid voor een evenwichtige en zo goed mogelijke stedelijke conditie. Kritisch gevolgd door bewoners, debatten en pers en periodiek getoetst bij verkiezingen. Vanuit die opdracht wordt liefst zo standvastig en koersvast als mogelijk (samen)gewerkt met alle partijen die actief zijn in de stad. Dáár liggen zowel focus als opgaven. En het verbeteren van die operationele taak is een onverminderde en dwingende opgave en verantwoordelijkheid. Het aanstellen van een stadsbouwmeester is dat niet.