Feature

Een niet-seksistische stad: nog altijd een droom

Ruim 40 jaar nadat architecte, stadshistorica en dichteres Dolores Hayden een tekst schreef met de titel What Would a Non-Sexist City Be Like? kunnen we deze vraag nog altijd niet beantwoorden met ervaring. Want ondanks dat Christine de Pizan al in 1405 een allegorische stad door en voor vrouwen beschreef in The Book of The City of Ladies zijn de meeste echte steden nog steeds gebouwd door en voor mannen.

Christine de Pizan’s Book of the city of Ladies. Via https://www.wdl.org/en/item/4391/

Op 27 februari kwam in Het Nieuwe Instituut (Rotterdam) een bijzonder gezelschap bij elkaar. Ter ere van het veertigjarig bestaan van Dolores Haydens essay was een bijeenkomst georganiseerd met ‘vrouwen van het eerste uur’ van de stichting Vrouwen Bouwen Wonen (VBW). Deze organisatie werd in 1983 opgericht en had als doel om de invloed van vrouwen op gebied van bouwen en wonen te vergroten.[1] Met deelnemers van alle leeftijden was het die avond voor ons – twee jonge feministische vrouwen, betrokken bij architectuur – speciaal om op deze manier een directe verbintenis te kunnen ervaren met de feministes van generaties voor ons. Natuurlijk zijn we ons ervan bewust dat veel van de mogelijkheden die wij nu als vanzelfsprekend ervaren, bevochten zijn door generaties voor ons. Maar om fysiek in dezelfde ruimte te zijn met mensen die zich al voor onze geboortes hard maakten voor onderwerpen als gelijke representatie, sociale veiligheid en het adresseren van structurele ongelijkheden in de samenleving én de stad, voelde als een extra aanmoediging om het lot in eigen hand te nemen. Dit soort intergenerationele solidariteit hadden we nog nooit ervaren.

Tegelijkertijd bleven we na de avond achter met gemengde gevoelens. De stappen die gezet zijn door generaties voor ons voelen als overwinningen en die vieren we graag, maar zoals in de woorden van mediacritica en onderzoekster Madeleijn van den Nieuwenhuizen: zijn het overwinningen of zijn het bizar late bijstellingen van een juridisch-politiek-sociaal systeem dat ons [vrouwen] als groep in de samenleving consistent heeft gekortwiekt?[2] Het maakt ons moedeloos dat feminisme nog steeds nodig is, dat een niet-seksistische stad nog steeds een droom is in plaats van alledaagse realiteit.

Hoe zou een niet-seksistische stad er nu uitzien?
In haar tekst What Would a Non-Sexist City Be Like? Speculations on Housing, Urban Design and Human Work[3] bekritiseert Hayden architecten en stedenbouwkundigen voor het impliciet toepassen van het ontwerpprincipe dat uitgaat van “a woman’s place is in the home.” Daardoor, stelt Hayden, staat onze ruimtelijke planning economische gelijkheid en vrouwenemancipatie in de weg. Het probleem is echter een paradox. Vrouwen kunnen hun positie in het huis niet verbeteren als hun economische positie in de maatschappij achterblijft, tegelijkertijd kunnen zij hun economische positie in de maatschappij niet verbeteren als hun verantwoordelijkheden in het huis niet veranderen. Een oplossing voor de vrouwenemancipatie is nodig voorbij de traditionele grenzen tussen het huishouden en de markteconomie (en tussen de private woning en de werkplek), aldus Hayden.

Hoe is de situatie nu, veertig jaar later? De stad is nog steeds een seksistische plek: de meeste vrouwen hebben, net als mensen uit de LGBTQI+ gemeenschap, straatintimidatie meegemaakt.[4] Daarnaast zijn Nederlandse vrouwen koploper deeltijdwerken in Europa;[5] zwanger worden is nog steeds een obstakel voor carrière maken en de toegankelijkheid van kinderopvang heeft invloed op de emancipatie van vrouwen. De structuur van werk en privé, van het nucleaire gezin en een baan buitenshuis, houdt ongelijkheid in stand. Dit uit zich ook ruimtelijk. Een stad kan zo ingericht worden dat de emancipatie van vrouwen wordt verhinderd, of juist wordt vergemakkelijkt. Dat veiligheid wordt ervaren, of juist niet. Zoals Lia Karsten (onderzoekster Stedelijke Geografie, UvA) tijdens de avond zei, er is geen ruimtelijk determinisme, maar ruimtes kunnen wel faciliteren of juist beperken. En nog steeds betalen vrouwen de rekening van suburbanisatie: weg van de faciliteiten van de stad zetten mannen vaak hun carrières voort, terwijl vrouwen gaan freelancen.

Tijdens de avond in Het Nieuwe Instituut werd de discussie breder gevoerd dan enkel over steden ingericht voor vrouwen. Een niet-seksistische stad zou rust- en kolfruimtes moeten hebben, vooral in publieke gebouwen en bij werkplekken, maar een niet-seksistische stad zou ook veilige plekken moeten garanderen voor, bijvoorbeeld, sekswerkers, transgenders en etnische groepen, en toegang garanderen voor rolstoelgebruikers. Dirk van den Heuvel (verbonden aan het Jaap Bakema studiecentrum) stelde: “veiligheid, zowel buiten als binnen, voor allerlei groepen is één van de eerste opgaven.”
Haydens tekst voelt 40 jaar na dato nog steeds bijzonder relevant. En dat voelt pijnlijk: hoe komt het dat we nog steeds bezig zijn met de onderwerpen die VBW zo’n vier decennia geleden al aankaartte?

De noodzaak van institutionele steun
Het succes van VBW uitte zich aan het eind van de vorige eeuw onder andere in het meeschrijven aan de 5e Nota Ruimtelijke Ordening, vertelde een van de activistes in Het Nieuwe Instituut. In de nota was een hoofdstuk opgenomen over emancipatie en ruimtelijke ordening gebaseerd op de Emancipatie-Effect-Rapportage die beleidsvoorstellen moest toetsen op hun ‘gender-effect’. De nota is echter nooit in het parlement vastgesteld doordat het toenmalige kabinet (Kok II) in 2002 aftrad, acht jaar later werd door de nieuwe regering Rutte I het ministerie van VROM opgeheven. Ondertussen zorgde het opkomende neoliberale klimaat ervoor dat VBW niet in dezelfde vorm kon voortbestaan. Ben je eindelijk in de instituties beland, worden ze opgeheven!

Dat het voor ons zo’n nieuwe ervaring was om omringd te zijn met feministische architecten, heeft te maken met het verdwijnen van deze institutionele steun voor de vrouwenzaak in de afgelopen twintig jaar. Naast VBW stopte ook de afdeling Vrouwenstudies Bouwkunde van de TU Delft in de jaren 90, ver voordat wij aan onze studies begonnen. Door deze afwezigheid voelde het alsof wij het feminisme in architectuur helemaal zelf moesten ontdekken. Gelukkig is institutionele steun, samen met de hedendaagse feministische beweging, opnieuw groeiende. Één van de voorbeelden daarvan is dit evenement zelf.

Veertig jaar later
Alhoewel veel van de onderwerpen die VBW vanaf de jaren 80 aankaartte nog steeds relevant zijn, is de context veranderd. Praktijken zoals bewonersparticipatie, wandelen, alledaagsheid en aandacht voor sociale veiligheid waar emancipatiebewegingen zoals VBW vaak als eerste mee experimenteerden, zijn nu deels hip of zelfs mainstream geworden. Dat mensen de oorsprong ervan niet meer kennen, is onderdeel van het succes ervan, vertelde academica Lidewij Tummers tijdens de avond. En de samenleving ziet er nu heel anders uit dan veertig jaar geleden: we leven inmiddels in een diverse en gedigitaliseerde samenleving.
Tegelijkertijd heeft de hoop die spreekt uit sommige publicaties uit de jaren 80 zich niet waargemaakt. In de publicatie Vrouwen en de Stad (1986) wordt opgemerkt dat misschien het “tij gekeerd is”: zo’n 40% van alle bouwkundestudenten was in 1986 vrouw.[6] Nu de genderbalans onder bouwkundestudenten in Delft al zo’n 40 jaar gelijk is, is het niet meer vol te houden dat de emancipatie vanzelf voltooid wordt. Want waar zijn dan de vrouwelijke hoogleraren, en waar al de vrouwelijke architecten die – als ze begin jaren 90 afstudeerden – nu op het hoogtepunt van hun carrière en masse partner bij architectenbureaus zouden moeten zijn?[7]

Veertig jaar later is het vooral duidelijk dat een niet-seksistische stad er niet vanzelf komt: we zullen hem zelf moeten bouwen. En dat doen we niet alleen met vrouwen, maar allemaal samen en met aandacht voor verschil. In 1991 introduceerde hoogleraar en burgeractiviste Kimberlé Crenshaw het begrip intersectionaliteit, wat aanduidt hoe onderdrukkingsstructuren zoals migratieachtergrond, klasse, handicap, de kleur van je huid, gender en seksualiteit allemaal bijdragen aan de specifieke moeilijkheden die mensen ervaren. Alleen door, zoals architect en onderzoeker Setareh Noorani die avond stelde, “solidair te zijn door de intersecties heen” kunnen we op weg naar een inclusieve stad.

Zal de niet-seksistische stad over veertig jaar misschien wél realiteit zijn? Wij hopen dat onze droom ooit uitkomt. We hopen dat het een vanzelfsprekendheid zal worden voor de generaties na ons dat een stad niet belemmert, maar veiligheid en vrijheid biedt voor alle lichamen. Het schrijven van dit artikel plaatst de avond in Het Nieuwe Instituut in ieder geval in het institutionele geheugen van Archined. Hopelijk zet het aan tot denken en handelen en is het over veertig jaar een historisch gegeven zonder enige relevantie.

 

Noten:
Voor een actuele architectonische interpretatie van De Pizans werk, zie Penelope Haralambidou’s werk https://domobaal.com/exhibitions/112-20-penelope-haralambidou-01
[1] Vrouwen Bouwen Wonen streefde naar emancipatiegerichte veranderingen in beleid en praktijk van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Om dit te bereiken organiseerde ze studiebijeenkomsten en lezingen, en publiceerde ze tijdschriften en brochures.
[2] Van Den Nieuwenhuizen sprak dit uit tijdens haar speech op de Women’s March 2020. Ze is op Instagram actief met het mediakritische account @zeikschrift.
[3] Dolores Hayden, “What Would a Non-Sexist City Be Like? Speculations on Housing, Urban Design and Human Work,” Signs 5, no. 3 (1980): 170–87.
[4]  Zie https://straatintimidatie.nl/veelgestelde-vragen/
[5] In Nederland werken vrouwen gemiddeld 26 uur per week, en mannen 36 uur. 73,8% van de werkende vrouwen werken in deeltijd, tegenover 23% van de mannen. Zie CBS, 2019 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/03/verschil-arbeidsdeelname-mannen-en-vrouwen-weer-kleiner en Charlotte Boström’s artikel in Vrij Nederland (september 2019) https://www.vn.nl/waarom-nederlandse-vrouwen-nog-steeds-massaal-parttime-werken/
[6] Vrouwen en de Stad (1986) door Lisl Edhoffer, Heidi de Mare en Anna Vos vanuit de afdeling Vrouwenstudies Bouwkunde van de TU Delft.
[7] Zie onder meer de open brief aan TU Delft Bouwkunde decaan Peter Russell van de Architecture Affinity Group of TU Delft Feminists en zijn reactie op deze brief.

Enkele gerelateerde artikelen