Feature

Learning from Seoul: Leve de optimalisatie?

De openbare ruimte: een en al verzorgdheid. De woningbouw in Zuid Korea: een geoliede machine. Een maatschappij gericht op voorspelbaarheid. Maar de Koreaanse cultuur kent een onderstroom: mak, oftewel de liefde voor het informele.

zicht op Seoul

 

Een van de groene buitenwijken noordelijk van Seoul. Deze wijken en hun villa’s dienen vaak als filmsets. Op de achtergrond de binnenstad. / foto Andrea Prins

Voorin is het donker. Langs een deco-plant, een fluweel-zacht verlichte wand en een paar lome treden glijdt de blik de ruimte in. Daar, helemaal achter voor een helder belicht raam, zien we het silhouet van een lopende vrouw. Twee hondjes volgen haar op de voet. De vloer glimt. Dit is een still uit de veelgeprezen Koreaanse film ‘Parasite’ waarin regisseur Joon-ho Boon twee Seoulse woningen toont: van een rijk en van een arm gezin. Onwillekeurig dacht ik bij het zien van de chique villa aan Huis Wittgenstein, niet zozeer door stijl- of ruimtelijke overeenkomsten, maar door de haast bezeten wil tot perfectie. Logicus, filosoof en ex-basisschoolmeester Ludwig Wittgenstein ontwierp vanaf 1926 aan het Weense woonpaleis voor zijn zus en hemzelf. De mythe wil dat hij zelfs dragende bouwdelen liet afbreken en opnieuw liet optrekken tot het interieur tot op de millimeter klopte. Wittgenstein had een obsessie met exactheid. Filmregisseur Boon, zou je kunnen zeggen, heeft een obsessie met het centraal perspectief. Zelfs een quasi achteloos schuin geplaatste stoel staat exact op de juiste plek. Jaren geleden, toen ik als praktiserend architect kampte met de min of meer slordige uitvoering van mijn ontwerpen, keek ik vol ontzag naar dit soort volkomenheid.

Toen ik afgelopen zomer in Seoul rondzwierf, viel me steeds weer op hoe goed alles ‘op orde’ was. De openbare ruimte: verzorgd. Hier geen scheefgezakte stoeptegels als Stolperfallen in de trottoirs. De metro: technisch het nieuwste model, schoon én op tijd. De mensen: tiptop verzorgd en gekleed. De befaamde wijk Gangnam wemelt dan ook niet alleen van hippe winkels maar ook van schoonheidsklinieken. Tien procent van alle Zuid-Koreanen laat zich volgens Vanessa Vu’s artikel ‘Groter, gladder, Gangnam’ vanuit esthetische redenen opereren. Bij jonge vrouwen zou dat 33 procent zijn. In de gespannen wedstrijd om sociale status denkt men zich geen onvolmaaktheid te kunnen veroorloven, schrijft Vu. Zelf-optimalisatie is het toverwoord, evenals obsessie met personal branding; non-conformisme is out.

lantarenpaal met reclame voor een nieuwbouwproject

Branding in het openbare groengebied: aan alle lantarenpalen opeens reclame voor een nieuwbouwproject / foto Andrea Prins

Een van mijn home stays in Seoul had zó als filmset kunnen dienen. Het eengezinshuis ligt op een groene, steile helling noordelijk van het centrum. Mijn gastgevers, een modeontwerper en architect, hadden het zelf ontworpen. Alle kamers zijn fraai geproportioneerd. Bij voorbeeld het gastendomein dat volgens het open plan principe bedacht is. In één langgerekte kamer met een doorlopende vloer liggen een slaap- en een zit-werk-ruimte. Als ruimtelijk tussenelement is er een eenvoudige witte boekenkast met gesloten zij- en achterkanten. De lange zichtlijnen werken prachtig. En: niks geen latjes, afdekprofielen of plinten. Eén schaduwvoeg meandert door de hele kamer: de voeg tussen kozijn en wand loopt door als voeg tussen vloer en wand. Het is allemaal gekund ontworpen en foutloos uitgevoerd. In dat opzicht staat het huis geheel in de traditie van Wittgenstein. Pas toen ik er al een paar dagen woonde, drong het tot me door dat de boekenkast dubbele achterwanden had. Met deze schuifpanelen kon je slaap- en zitgedeelte van elkaar scheiden. Daarna werd het een spel van me om elke dag een nieuw verfijnd detail te ontdekken.

Vóór mijn verblijf in dat huis had ik al in twee andere woningen gelogeerd, beide gelegen in  stadsuitbreidingen ver buiten de binnenstad. Deze grootschalige uitbreidingen bestaan uit eindeloze rijen langwerpige flatgebouwen (‘Learning from Seoul: Is dit de toekomst?‘) met veelal hetzelfde woningtype (‘Learning from Seoul: Eén plattegrond voor iedereen?‘). De volmaaktheid van deze gebouwen ligt op een ander vlak, de slabs zijn een voorbeeld van geoptimaliseerde massa-productie en uitgekiend verdienmodel ineen. In Zuid-Korea zie je het resultaat van een ontwikkeling die ook in Nederland terrein wint: het reduceren van de woning tot gestandaardiseerd product met een voorspelbare winst voor bouwer, koper en wederverkoper. Creatieve experimenten verdwijnen. Alleen het overbekende biedt de zekerheid van een forse return-on-investment. ‘Topproject’ volgt op ’topproject’: branding viert hoogtij. Het blijft een merkwaardig paradox: branding – zowel als personal branding alsook in de woningbouw – leidt niet tot variatie maar juist naar meer van steeds hetzelfde.

onderaanzicht dakconstructie

Het onderaanzicht van de dakconstructie van een hanok, dat hergebruikt is als commercieel gastenverblijf / foto Andrea Prins

Naast de gestroomlijnde woningbouw is er in Seoul nog een tweede, weliswaar kleinschalige, ontwikkeling gaande. Zij betreft de omvorming van traditionele Koreaanse huizen naar woningen met hedendaags wooncomfort en zelfs nieuwbouw van dit oude huistype. Deze hanoks bestonden in diverse soorten en maten, afhankelijk van het klimaat en de welstand van de bewoners. Han-oks, letterlijk de ‘huizen van de han, de Koreanen’, zijn hofhuizen: het woonhuis of de woonhuizen en de bijgebouwen liggen rondom een binnenplaats. Naar de straat toe is er een poort. Wanden en daken van hanoks hebben een houten draagconstructie. Hun wanden bestaan uit leem, de daken uit stro (in het noorden) of dakpannen (in het zuiden). De vloer ligt enkele decimeters boven het maaiveld. Er waren boerenhoven hanoks en paleis hanoks, en in alles ertussen.
Sinds het begin van de twintigste eeuw werden de oude huizen massaal afgebroken. Hanoks – ook die van  welvarende mensen – zijn klein, men woonde dicht op elkaar en het toilet was buiten het huis. Mensen kozen voor een comfortabelere nieuwbouwwoning  Eigenlijk is het verbazingwekkend dat nog op best wel veel plekken in de Seoulse binnenstad groepjes van hanoks te vinden zijn.

Mede door de geleidelijke herwaardering van hanoks is er opnieuw aandacht voor drie begrippen, die nauw met Koreaanse kunst- en cultuuruitingen samenhangen: toji, ‘de verwevenheid met een plek’; bium, ‘ongedefinieerde leegte’ en mak, ‘ontbrekende finesse’. Mak betekent eigenlijk ‘grof’ of ‘vulgair’, legt architect Byoungsoo Cho in zijn artikel ‘Imperfection and emptiness’ uit, maar als Koreaans esthetisch concept is het ook te begrijpen als ‘niet geheel af’. Makgeolli, bijvoorbeeld, is een alcoholisch rijstdrankje: de troebel-ongeraffieneerde, niet echt smakelijk uitziende, maar lekkere tussenfase bij het maken van de sterke drank soju.

Gerelateerd aan gebouwen vertaalt architect Cho mak met ‘imperfect’ of ‘informeel’. Kolommen, balken en planken van traditionele hanoks zijn krom en variëren van afmeting. Dat is niet  omdat hanoks erg lang meegaan – door vuur en oorlog zijn er maar weinig ‘echt’ oude gebouwen – of omdat men de middelen niet had om het hout netjes recht te krijgen. Het is  omdat men de informele uitstraling van natuurlijke materialen met hun onvolkomenheden wilde koesteren. Gebruikssporen werden op de koop toe genomen. Want het niet-perfecte, vond men, stond in eenklank met het Confuciaanse besef van nederigheid en vergankelijkheid. Vandaag zouden we misschien zeggen: tijdelijkheid.

Hergebruikte hanoks in Seoul. De oude draagstructuur bepaald ondanks de min of meer chique inbouw nog steeds het informele karakter van de gebouwen. Rechts onder het project van Jiyou Architects / foto’s Andrea Prins

De waardering voor imperfectie en veranderlijkheid reikt verder dan interesse in historische concepten en komt ook in de hedendaagse ontwerppraktijk tot uitdrukking. Architecte Hae-Kyoung Song van Jiyou Architects liet me een van haar revitalisatie-projecten in het centrum van Seoul zien: een hanok verbouwd tot hedendaags woonhuis met drie kamers, een badkamer en een toilet, allemaal gelegen rondom een binnenhofje. Het zijn mensen uit de middenstand – dus dezelfde groep die ook in de flatgebouwen woont – die het oude woongevoel in een eigentijdse en comfortabele vorm herontdekken. Song gaat het trouwens niet alleen om het redden van cultureel erfgoed – de gebouwen en de fijnmazige stedenbouwkundige structuur – maar ook om de herontdekking van traditionele bouwtechnieken. Elders in Seoul worden hanoks hergebruikt als winkels, restaurant en cafés.

Waar leidt dit allemaal naartoe? In eerste instantie was ik geïntrigeerd door een tegenstelling: de perfecte efficiëntie van de huidige Koreaanse massawoningbouw en de op berekenbaarheid gefocuste maatschappij aan de ene kant en aan de andere kant het cultureel verankerd begrip mak, dat juist het imperfecte, niet geheel afgeronde en nonchalante als kwaliteit ziet. (Met barre leefomstandigheden heeft het begrip niets te maken. Het arme gezin in ‘Parasite’ woont in een souterrain-woning. Het is er overvol, rommelig. Vanuit het raam kijk je naar de voeten van voorbijgangers op straat. Dit is niet het nonchalante mak, maar de onberekenbare ‘imperfectie’ die armoede met zich meebrengt. Regisseur Boon filmt deze wanorde trouwens met hetzelfde perfecte centrale perspectief waarmee hij eerder het glimmende interieur van het rijke gezin in beeld bracht.) Daarnaast drong zich nog een aspect op de voorgrond. De geperfectioneerde woningen zijn doelgericht ontworpen en bovendien veelzijdig bruikbaar maar ze zullen altijd woningen blijven. Dat geldt ook voor het perfecte huis van de modeontwerper en de architect. De imperfecte hanok-woonhuizen kunnen in een voortdurend proces van interpretatie en herinterpretatie steeds iets anders worden. Ze staan voor creativiteit met een open einde. Dat maakt het concept mak ook buiten Zuid-Korea denk-waardig.

Enkele gerelateerde artikelen