Volgens architect Lyongo Juliana is de bubbel waar de meeste architecten in leven niet representatief voor de huidige samenstelling van Amsterdam. De wensen van de grootste groep Amsterdammers, mensen met een migratieachtergrond, worden vergeten. Een interview met Lyongo Juliana, sinds dit voorjaar Architect in Residence bij Arcam.
Lyongo Juliana groeide zelf op in Curaçao en studeerde Architectuur en Urbanistiek aan de Technische Universiteit Eindhoven. In 2010 begon hij een samenwerking met OZ en sinds 2017 leidt hij vanuit Amsterdam de Caribische tak van het bureau.
Anneloes de Koff: In een lezing die je onlangs gaf zei je: “Architectuur moet een cultuur faciliteren niet frustreren”. Gebeurt dit nu niet?
Lyongo Juliana: Ja en nee. Je moet het nuanceren. Als mij gevraagd wordt een woning te ontwerpen met aparte ruimtes voor mannen en vrouwen gaat dat tegen mijn principes in. Er zit een grens aan wat ik als architect een cultuur zou willen faciliteren. Ik zie het wel als mijn taak om een cultuur te begrijpen en te achterhalen wat de behoeften van de bewoners in bepaalde woonvertrekken zijn. Met het ontwerp van de woning faciliteer ik deze behoefte zo goed mogelijk opdat bewoners zich comfortabel voelen, maar daar zit een bandbreedte aan.
Die bandbreedte wordt ook bepaald omdat je hier woont.
Het is inderdaad deels cultuur gebonden, maar de rechten van mannen en vrouwen zijn dat niet. Die zijn internationaal vastgelegd, evenals de rechten van het kind. Laat ik een ander voorbeeld geven. Voor het ziekenhuis op Curaçao hebben we een grote centrale hal ontworpen met voldoende ruimte voor toevallige ontmoetingen. Anders dan in Nederland maakt men op Curaçao veel minder afspraken met elkaar. Je komt elkaar op straat tegen en praat dan gewoon even bij. Dat is een cultureel verschil dat je moet onderkennen om het vervolgens te kunnen faciliteren, dus dat doen we in de centrale hal van het ziekenhuis. Ook zag je dat er op Curaçao soms wel tien bezoekers rondom een bed staan. In Nederland is er een maximum aan het aantal bezoekers omdat dit niet goed zou zijn voor de patiënt. Als de patiënt nu wel behoefte heeft aan veel bezoekers en het zijn genezingsproces versnelt, wie zijn wij dan om te bepalen dat dit niet goed is voor de patiënt? Dat is de nuance die ik zoek.
Hoe faciliteer je andere culturen in een land waar bouwbesluit, budget en rendement van de belegger leidend zijn voor de woningbouw? Wat mist er in de typische Nederlandse woningplattegrond?
Door het veranderende zorgstelsel wordt er van de inwoners van Nederland verwacht dat ze mantelzorg verlenen. Onze woningen zijn hier niet op ingericht. Het is onmogelijk om een aparte opgang te maken waardoor we een oudere in huis zouden kunnen opnemen, of andersom. In sommige landen zoals bijvoorbeeld Zuid-Korea is er een aparte slaapkamer met badkamer direct naast de entree gesitueerd (zie het Archined-artikel Learning from Seoul: Eén plattegrond voor iedereen? van Andrea Prins). Deze kan makkelijk door ouderen of door kinderen gebruikt worden die gaan studeren, maar waarvoor op kamers gaan te kostbaar is. Net zoals nu in Nederland.
Maatschappelijke veranderingen zijn duidelijk zichtbaar, maar onze gebouwde omgeving is er totaal niet op afgestemd. En erger, in nieuwbouwprojecten wordt er geen rekening mee gehouden. De woningen voldoen dus al niet aan de wensen, behoeften, en maatschappelijke veranderingen voordat ze de tekentafel verlaten. Hoe trek je je schoenen uit in een hal van 1.30 meter breed? Hoe ontvang je bezoek als je anderhalve meter afstand moet houden in een krappe hal? Waarom willen bewoners een open of gesloten keuken? We associëren de gesloten keuken met allochtonen, terwijl we tot voor kort zelf ook allemaal een gesloten keuken hadden. Het gaat om de vraag die erachter ligt. We willen een gesloten keuken om geuren buiten te sluiten. Het gaat niet om het ontwerpen van een Marokkaanse, Surinaamse, Poolse of Turkse woning. We moeten ruimtes ontwerpen waar iedereen zich prettig in voelt.
Waarom wordt er dan nu niet op die manier ontworpen?
Als je naar de Provada Real Estate Meeting gaat zul je zien dat hier voornamelijk witte mannen rondlopen. Dit zijn de mensen die voor een groot deel bepalen hoe Nederland eruit ziet. Als je naar het familieportret van Amsterdam kijkt komt de samenstelling niet overeen. Wanneer een deel van de samenleving niet wordt meegenomen in de besluitvorming mis je veel talent. Op het moment dat je beseft dat je in een bubbel leeft, zal je actief hier buiten moeten treden. Hetzelfde geldt voor vooroordelen, wanneer je je hier bewust van bent, kun je ze aanpassen. Het begint met het erkennen van het probleem, hier worstelen we in Nederland mee. Ik heb in samenlevingen gewoond waar ik tot de meerderheid behoorde en ook daar zijn vooroordelen. Het gaat erom dat je accepteert dat je die hebt, en dat je ze moet doorbreken.
Hoe kan de architect hier een rol in spelen?
De architect kan een rol spelen in het faciliteren van ontmoetingen. Wanneer er bijvoorbeeld wordt gesproken over hangjongeren, verdiep je in hun achtergrond. Zijn ze een misdaad aan het voorbereiden of pubers die vanuit hun cultuur elkaar ontmoeten op de hoek van de straat? Of hangen ze daar omdat het huis waarin ze wonen te klein is om vrienden te ontvangen? Misschien hebben ze niet eens een eigen kamer. Vergeleken met Spanje, Marokko of Curaçao bestaat er in Nederland nauwelijks een pleincultuur. We halen deze plekken vaak weg uit onze ontwerpen vanwege de wensen van opdrachtgevers uit angst voor mogelijke toekomstige problemen. Het is beter om te kijken wanneer hangjongeren werkelijk een probleem worden omdat er crimineel gedrag mee gemoeid is. Goede verlichting maakt een plek bijvoorbeeld al veel minder interessant om dingen te doen die tegen de wet zijn en creëert nog steeds een goede ruimte om elkaar te ontmoeten.
Voor een woningbouwcorporatie op Curaçao heb ik een appartementencomplex met 2/3 slaapkamerappartementen ontworpen. Deze woningen zijn gestapeld en geschakeld via een open trappenhuis waarvan de maat gebaseerd is op straten en stegen van historische Caribische steden. Deze ruime maat van 4800 faciliteert de ontmoeting en ontsluiting, de wind vrij kan waaien, en zorgt voor voldoende schaduw. Gestapelde woningbouw is geen gemeengoed op Curaçao en daarom moesten we het gebruik van openbare en semi-openbare ruimtes analyseren en hiervoor een nieuw concept aandragen.
Om een actieve bijdrage te leveren aan een inclusieve samenleving moet je je als architect bewust zijn hoe de demografische samenstelling van je werkveld eruit ziet. Je moet jezelf afvragen in hoeverre jij de wensen van de eindgebruiker kent en hiervoor eventueel een extra inspanning verrichten.
In de documentaire ‘Terug naar de Akbarstraat’ zie je hoe Felix Rottenberg na bijna twintig jaar terugkeert naar een gentrificerende multi-etnische wijk. De tweedeling is duidelijk zichtbaar. Hoe kijk jij hiernaar?
In de Akbarstraat wonen al een aantal decennia mensen met een migratieachtergrond. Het zijn allemaal Nederlanders. Er zit geen gradatie in het ‘Nederlandschap’, je bent het, of je bent het niet. We vormen samen de cultuur van Amsterdam. Er is niet een bepaalde groep die bepaalt wat de norm en de cultuur is. Als je als nieuweling in een wijk komt wonen is mijn advies om niet meteen te oordelen over de buren, maar proberen te begrijpen waarom ze iets op een bepaalde manier doen. Daarna zou je in gesprek kunnen gaan of het misschien anders kan omdat we daar dan allebei baat bij hebben.
We komen uit een verzuilde maatschappij en daar hebben we de allochtonenzuil aan toegevoegd. We zouden meer vervlechting moeten zoeken zonder te bepalen dat autochtone Nederlanders bepaalde rechten verworven hebben en meer invloed kunnen hebben. Als architect kun je dit stimuleren door voldoende ruimte te ontwerpen voor een ongedwongen toenadering. Door bijvoorbeeld een galerij van 1.5 meter breed te ontwerpen worden we gedwongen door elkaars persoonlijke ruimte gaan. In een te kleine ruimte ben je continue bezig elkaar te ontwijken. Wanneer de galerij drie meter breed is kunnen we elkaar vrij passeren zonder een ongemakkelijk moment. Je moet investeren in bewustwording zodat mensen met elkaar gaan praten en kunnen aangeven dat ze het bijvoorbeeld fijn vinden als je je schoenen uitdoet bij de voordeur. In een stedelijke omgeving is dit niet gebruikelijk. Op het platteland, met meer zand en modder, wordt vies schoeisel vaak wel uitgedaan bij de voordeur. Wanneer je er op deze manier naar kijkt, trek je het los van de autochtoon/allochtoon discussie. Ik richt me hierop, probeer bruggen te bouwen en creëer historisch besef.
Er zijn een aantal succesvolle culturele wijken gerealiseerd zoals bijvoorbeeld Le Medi in Rotterdam. Toch wordt cultureel bouwen nog niet massaal toegepast. Hebben we iets aan deze pilots?
Het is goed dat deze initiatieven er zijn, maar het is niet de oplossing. Deze projecten gaan nog steeds uit van zuilen terwijl het om ruimtelijke kwaliteit en privacy gaat. Het gaat er niet om dat die boog Arabisch, Gotisch of Romaans is. Als architecten zijn we te weinig bezig geweest met het analyseren van de beleving van de gebruiker en teveel met het maken van iconische gebouwen. Hoe gaan we met elkaar interacteren in een semi-publieke ruimte? Deze ruimtelijke kwaliteiten en gelaagdheid in privacy kan je vertalen naar je woningplattegrond en stadsontwerpen. Deze manier van bouwen is mogelijk duurder, maar de vraag is wat we met, en in elkaar, willen investeren voor een betere leefomgeving.
Samen de woonruimte ontwerpen, zorgt ook meteen voor onderling sociaal contact.
Het kan ook meteen voor onenigheid zorgen. Vanuit de ontwerpers pleit ik voor een luisterend oor bij de eindgebruikers. Nu wordt er vooral gekeken of de woning marktconform is en voldoet aan het bouwbesluit. De minimumeisen in het bouwbesluit zijn de norm geworden. Dat is ook een cultureel aspect. In Nederland kan je opscheppen over hoe goedkoop je iets hebt gekocht of gemaakt. In het zuiden van Europa is dat ondenkbaar.
Het zo goedkoop mogelijk maken is een doel op zichzelf geworden. In de woningbouw is dit extreem, terwijl de verkoopprijzen stijgen. Als architect moet je blijven vechten voor esthetische kwaliteit zoals het ontwerpen van een mooie aansluiting. Dit hoeft niet altijd meer geld te kosten. Wanneer je dit aan de bouwer overlaat krijg je een ander resultaat.
Je zou eenzelfde houding aan kunnen nemen jegens de gemeente en de ontwikkelaar.
Probeer er samen uit te komen in plaats van te oordelen over elkaars standpunten. Doordat ik uit twee culturen kom en in veel landen heb gewoond, draag ik dit mee als een vanzelfsprekendheid. Rietveld heeft op Curaçao in de jaren 50 voor het Verriet Instituut een opvanghuis voor gehandicapte kinderen ontworpen wat nog steeds toonaangevend is voor moderne Antilliaanse architectuur. Hij is er maar een week geweest en had de gevoeligheid om meteen te begrijpen hoe de cultuur werkt en een gebouw te maken die de wensen van de gebruiker faciliteert. Rietveld toont hiermee aan dat het niet noodzakelijk is om je eerst jarenlang in een cultuur te verdiepen voordat je gebouwen kunt ontwerpen die er goed passen. Vraag je af wat mensen in hun woning willen doen en hoe, zonder er meteen een waarde oordeel aan te koppelen. Kortom, luister eerst goed naar de gebruiker en maak dan pas architectuur.