Recensie

De bloei en teloorgang van de Surinaamse Bruynzeelwoningen

Ala bigin abi en keba (Elk begin heeft zijn einde) zo luidt een Surinaamse odo (gezegde). De eerste publicatie toegewijd aan de in Suriname alom bekende houten woningen van Bruynzeel, is stiekem een groter verhaal over de verbinding van Suriname met het Caraïbische gebied en Nederland.

Concentratie Bruynzeelwoningen gebouwd voor werknemers van Billiton, Foto: Marte Wierenga, 2017

Concentratie Bruynzeelwoningen gebouwd voor werknemers van Billiton, Onverdacht / Type Boswa / pagina’s uit besproken boek / Foto: Marte Wierenga, 2017

Waar in Nederland wordt gedacht aan keukens als men Bruynzeel hoort, is het in Suriname een begrip voor moderne houten woningen gebouwd tussen 1950 en 1990. Alle Bruynzeelwoningen, waarvan er  24 modellen bestonden en naar schatting tientallen per model zijn gerealiseerd, werden aangeboden als bouwpakketten van op maat ‘gesneden’ houtmaterialen, nauwkeurig rekening houdend met efficiënt materiaalgebruik. Met behulp van een handleiding kon men zelf te werk gaan met het in elkaar timmeren van een woning. Een degelijk en betaalbaar huis was hierdoor in handbereik. Het succes van dit concept blijkt uit het aantal woningen die overal nog steeds in het land te vinden zijn en uit de betekenis die de Bruynzeelwoning heeft gekregen in het collectief bewustzijn van de Surinamers.

Boeken over Surinaamse geschiedenis, zoals ‘Bruynzeelwoningen in Suriname met herinneringen van Kees Tempelaar van Karolien Janssens, Marte Wierenga en Dirk Laporte, lezen soms als Surinaamse familiegeschiedenis. Het was een persoonlijk genoegen om het boek te lezen omdat ik in haast elk hoofdstuk wel een naam tegenkwam die ik kon linken aan jeugdvrienden, de buren, maar ook aan mijn eigen voorouders. Mijn overgrootmoeder was een van de nazaten van plantage La Prosperité, een houtplantage in het district Para. Na de afschaffing van de slavernij kochten haar voorouders, samen met acht andere families, de plantage van de plantage-eigenaar. De plantage is nog steeds in het bezit van de nazaten.
Vergeleken met de teelt van de cash crops als koffie en suiker, was hout minder in trek . Echter de houtproductie in Suriname was niet alleen bestemd voor de kolonie zelf, maar ook voor andere delen van het Caraïbische gebied. Al in de 17de eeuw was Barbados afhankelijk van Surinaams hout, want in hun drang naar suiker hadden de Engelsen het hele eiland van al haar hout beroofd. Met de komst van Bruynzeel na de Tweede Wereldoorlog werd de houtsector in Suriname voor het eerst geprofessionaliseerd.

Bruynzeel Suriname Houtmaatschappij was een dochterbedrijf van het in Zaandam gevestigde Bruynzeel NV.  Opgericht in 1947, vrijwel gelijktijdig met andere dochterondernemingen in voormalige Nederlandse wingewesten in Zuid-Afrika en Borneo,  had de BSH haar bestaan te danken aan de ondernemingsdrang van de zonen Bruynzeel en de wens van de Nederlandse overheid om de welvaart binnen de kolonie op te voeren. Na het verkrijgen van een houtconcessie ter grootte van 500.000 ha werd een fabriek opgezet voor het vervaardigen van timmerhout en plaatmateriaal.

Pagina's uit besproken boek, 24-25

Pagina’s uit besproken boek

Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, stortte het moederbedrijf in Zaandam zich op het ontwikkelen van noodwoningen in Nederland. De opgedane kennis over modulair bouwen van de Bruynzeel prefab woningen voor de slachtoffers van de watersnoodramp in 1953, spoorde BSH aan om zelf huizen te ontwikkelen voor de nijpende huisvestingsmarkt in Suriname. In en rondom Paramaribo werden voormalige plantages in rap tempo ontwikkeld tot woningbouwlocaties. Dit was een mooie kans om een afzetmarkt voor de producten van BSH te realiseren, met name ook voor het resthout -een overblijfsel van de standaardproductie- dat vanwege de afwijkende maten niet verkocht kon worden. Door zelf huizen te ontwerpen waarbij deze restanten een functie kregen (zoals verticale schroten in de gevels) konden ze verspilling tegengaan. Dit bleek een zeer succesvolle stap te zijn, alhoewel het succes zich concentreerde rond de middenklasse. Grootse sociale woningbouw projecten kwamen nooit van de grond.

Kees Tempelaar, wiens opgetekende herinneringen in het boek zijn opgenomen, was werkzaam bij BSH van 1950 tot 1972, en speelde een essentiële rol in het ontstaan van de eerste woningen. Zijn herinneringen vormen dan ook het fundament van het boek, en geven een warm en rijk inzicht in zowel de praktische zaken binnen BSH, maar schetsen te gelijk ook een veel complexer beeld. De impact van BSH is veel omvangrijker dan ik had verwacht.

Nieuw voor mij was de rol die BSH speelde bij enkele belangrijke aangrijpende sociaaleconomische ontwikkelingen in Suriname en het Caraïbisch gebied. Bruynzeel voorzag de Suralco (Suriname Aluminium Company) , dochter onderneming van het Amerikaanse Alcoa, van tijdelijke barakkenkampen tijdens de aanleg van de Afokbakadam. Deze dam moest energie opwekken voor het verwerken van bauxiet tot aluinaarde, een grondstof van aluminium. De aanleg van de dam ging gepaard met aanzienlijk veel geweld tegenover de natuur. Een meer van 1,560 km2 ontstond en daarbij kwam een groot gebied van de voorouderlijke gronden van de Marrons, nazaten van Afrikanen die de plantages aan de kust wisten te ontvluchten, onder water te liggen. Enkele duizenden Marrons werden uit hun dorpen verdreven en opgevangen in armzalige transmigratiedorpen. De Marron gemeenschap ondervindt nog steeds ernstige nadelen op sociaal, cultureel en economisch vlak door het verlies van hun voorouderlijk grondgebied. Ik kon geen informatie vinden over wie de kleine hutjes in de transmigratiedorpen heeft verzorgd, maar Bruynzeelwoningen waren het niet. Het waren kleine houten schuren met daken van tarpoline.

Pagina's uit besproken boek, 56-57

Pagina’s uit besproken boek

Kees Tempelaar was actief in het vergroten van de afzet markt van Bruynzeel producten binnen het Caribisch gebied. Zo werden voor Grenada tijdelijke éénkamer woningen ontwikkeld na de ravage van orkaan Janet in 1955. Deze zogenaamde ‘Janet Houses’ staan nog zichtbaar in het landschap van het eiland, maar zijn inmiddels aan het verdwijnen, samen met de verhalen van de ravage waaraan de huisjes doen herinneren.

BSH zorgde ook voor onderdak voor de werknemers van Het Centre National d’Etudes Spatiales (CNES) bij de opzet van de lanceerbasis Kourou in Frans-Guyana. Een woning van het type De L die  eerst bestemd was als hotel voor bezoekers aan de nog te ontwikkelen lanceerbasis, werd op een gegeven moment het lokale bordeel voor de werknemers. Het realiseren van de basis ging ook gepaard met een groot onrecht. CNES onteigende grond van de Creolen, nazaten van de tot slaaf gemaakten. De oorspronkelijke bewoners die gewend waren in hutjes van palmbladeren te leven, kwamen nu in betonnen blokjes te zitten. Net als de Marrons lijden zij ook nog aan de consequenties hiervan. De Bruynzeelwoningen waren blijkbaar alleen bestemd voor de mensen in dienst van CNES.

Bruynzeelwoningen in Suriname. Met herinneringen van Kees Tempelaar leest niet lekker weg. De auteurs vallen vaak in de herhaling. Dit ligt deels aan de wijze waarop de structuur van het boek is opgebouwd – een terecht prominente positie voor de gedetailleerde  herinneringen van de heer Tempelaar, die regelmatig onderbroken wordt door nadere toelichtingen van de auteurs. Daarbij helpt het niet dat het boek niet geheel chronologisch is ingedeeld. Ik vermoed dat de auteurs graag het Nederlandse verhaal letterlijk op de achtergrond wilde plaatsen – pas tegen het eind aan wordt de Nederlandse oorsprong van Bruynzeel toegelicht.

Pagina's uit besproken boek, 46-47

Pagina’s uit besproken boek

Het is zeer begrijpelijk en een mooi gebaar om de Surinaamse inzet te willen benadrukken, maar dit gaat niet alleen ten koste van leesbaarheid. Het is ook een gemiste kans om juist meer inzicht te bieden in de band tussen ‘moederland’ Nederland en de kolonie. Men wilde een verhaal vertellen van eigen kunnen en eigen productie, en dat komt ruimschoots tot zijn recht -met Surinaams hout en voornamelijk Surinaamse kunde en mankracht, werd de Surinaamse middenklasse voorzien van betaalbare woningen die voldeden aan de eisen van het warme, vochtige klimaat. Echter was Nederlands kapitaal hiervoor nodig.

Het beeld van een afhankelijke bevolking die niet in staat is zichzelf te ontwikkelen is een (neo)koloniaal beeld en moet terecht bestreden worden. Maar daarvoor moet juist de rol van Nederland niet genegeerd worden. Integendeel, dat Surinamers tot de dag van vandaag nog moeten worstelen voor een waardig leven is niet ondanks Nederlands inzet, maar dankzij Nederlandse onverschilligheid. Nederland heeft nooit echt geïnvesteerd in de Surinamers. Het ging altijd om een minimale inzet om zoveel mogelijk grondstoffen te exploiteren. Bruynzeel, toen de grootste particuliere werkgever na de Suralco, was op dit punt juist een uitzondering. Terwijl Suralco bij haar vertrek uit Suriname alleen verschroeide aarde achter liet, wonen nog steeds vele Surinamers in Bruynzeelwoningen.

De teloorgang van BSH wordt in het boek beknopt verteld. In een klein land, slachtoffer van turbulente wereldmarkt, en een nog broeierige politieke situatie, kon het bedrijf moeilijk het hoofd boven water houden. Vanaf de jaren negentig ging het bergafwaarts waarbij het uiteindelijk in 2005 de deuren moest sluiten. Het enigste wat nog is overgebleven zijn de woningen.

Pagina's uit besproken boek, 178-179

Pagina’s uit besproken boek

De huidige staat van de Bruynzeelwoningen varieert van ruïne tot liefdevol onderhouden. Summier, vergezeld van kiekjes en anekdotes doorspekt met Surinaamse uitspraken en stopwoorden voor een couleur locale, worden de aanpassingen van een aantal woningen toegelicht die door de bewoners zelf werden aangebracht. Jammer genoeg wordt de kans gemist om een wat uitgebreidere reflectie te bieden over een aantal bijzondere Bruynzeel woningen. Jozefweg 3, in Paramaribo aangepast door architect Arie Verkuijl die ooit student van Aldo van Eyck is geweest, is een voorbeeld van wat een Bruynzeelwoning kan zijn. Meer bewustzijn over de vele mogelijkheden van deze zogenaamd eenvoudige houten woningen zou misschien tot meer waardering kunnen leiden.

Soms had ik het gevoel dat wat diepgang ontbrak, zoals de nadere toelichting van de sociaal-economische situatie van het land, van de alarmerende situatie van de huidige Surinaamse houtsector, maar dat is te vergeven. Wat ontbreekt aan context wordt goed gemaakt met de rijke hoeveelheid aan informatie. Janssens, Wierenga en Laporte zijn zich duidelijk bewust van het belang van toegang tot informatie, en dat dit niet altijd vanzelfsprekend is in Suriname, en hebben een groot deel van hun bronnen online beschikbaar gemaakt. Hierdoor wordt een weg gebaand voor jonge Surinamers om zich te verdiepen in hun eigen recente geschiedenis.

Aan de achterkant van het boek wordt het aangeprezen als “het eerste maar ook meteen definitieve boek over de Bruynzeelwoningen”. Ik hoop echter dat dit niet het laatste woord over de Bruynzeelwoningen zal zijn, maar de aanzet voor verdere kritisch onderzoek en een inspiratie voor een nieuwe (oude) aanpak op de nog altijd actuele woningnood.

Enkele gerelateerde artikelen