Recensie

The (World as a) Pavilion

Van de avant-garde kunstscene in Joegoslavië, die in de periode na de Tweede Wereldoorlog bloeide, is het Vjenceslav Richter die zich als architect internationaal kon meten. Onder Tito’s bewind ontwierp Richter naast de presidentiële villa tentoonstellingspaviljoenen die het jonge eigen land vertegenwoordigden op de wereldexpo’s. In 1958 op de wereldexpo in Brussel, die een slordige 40 miljoen bezoekers kende, was Richters paviljoen volgens ‘de kenners’ zelfs een van de mooiste. Zijn architecturale en artistieke inspanningen van eind jaren ’40 tot eind jaren ’90 leveren hem vandaag, een kleine 20 jaar na zijn dood, een tentoonstelling op in BOZAR.

Paviljoen voor de wereldtentoonstelling in 1958

Joegoslavisch Paviljoen voor de wereldtentoonstelling in 1958 / ©Zlatko Zrnec, Vjenceslav Richter Archive, MSU Zagreb

Voor ‘Focus On Croatia’ stond de culturele agenda van het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten in het teken van Kroatië, het laatst toetredende land tot de Europese Unie, dat in de eerste helft van 2020 de Europese Raad mocht voorzitten. BOZAR werkte samen het Museum of Contemporary Art Zagreb (MSU), om een ‘veelzijdig multicultureel programma met theater, muziek, dans, cinema en kunst op te stellen. Één van de highlights vormde de tentoonstelling ‘The World As A Pavilion’, een inkijk in het oeuvre van de veelzijdige architect-kunstenaar-Kroaat Vjenceslav Richter. ‘Pandemische’ issues (COVID-19) zetten een domper op de transeuropese feestvreugde. ‘The World As A Pavilion’ werd verlengd maar moest, met mondmasker, aangepast parcours en tijdsslot van een uur, bezocht worden.

Paviljoen – Vlinder
Het woord ‘paviljoen’ is afkomstig van het franse woord voor ‘vlinder’, weten de aan de muur gespijkerde blaadjes ons te vertellen. Une papillon/un pavillon; licht en luchtig, tijdelijk, fijngevoelig, wonderlijk. Het paviljoen is een structuur die vaak naar aanleiding van een event wordt bedacht en gebouwd, een ruimte die tussen architectuur en kunst staat. Het is in principe een maquette waarin je kan rondwandelen, die bovendien vaak zelf onderdak/podium aan andere kunstvormen verleent. Architectuur en kunst versterken elkaar, vormen een ruimte voor experiment, en laten een rondfladderend idee heel even en op een welbepaalde plek ‘landen’.

Op de zolderverdieping van BOZAR leren we Vjenceslav Richter kennen als architect, stedenbouwer, beeldhouwer, tekenaar, meubelontwerper, en grafisch vormgever. De verschillende creatieve ‘disciplines’ geven het ritme van de tentoonstelling aan, geordend volgens ‘schaalniveaus’; van stadsplan, via paleis- en paviljoenontwerpen, interieurs en stoelen tot aluminium totems, tekeningen van patronen en optische effecten, om te eindigen bij een 1 op 1 nagebouwd fragment van één van zijn paviljoenen.

Synthurbanism, Block Plan, 1963-64, Vjenceslav Richter

Synthurbanism, Block Plan, 1963-64 / Vjenceslav Richter / Vjenceslav Richter Archive, MSU Zagreb

Piramide – Paleis
De tentoonstelling begint met enkele grootschalige tekeningen in potlood en pen, ingekaderd opgehangen aan de muren. We zien doorsnedes van zogenaamde ‘Ziggoerat’-torens; een soort reusachtige afgeknotte piramides die binnenin werden uitgehold. Grote terrassen met vegetatie en trappenpartijen werden langs de binnenzijde aangebracht zodat diagonale zichtlijnen ontstaan. Een schematische tekening toont hoe een honderdtal Ziggoerats samen een ‘multifunctionele stedelijke structuur’ voor een miljoen mensen zou vormen. Volgens de bijhorende tekst werden ze ontworpen ‘op maat van de mens’, een beetje zoals Le Corbusier ook deed, lezen we, vijftien jaar eerder in Frankrijk. In de pen en potloodtekeningen zijn weliswaar geen ‘menselijke maat’ of elementen die enige vorm van stedelijkheid verraden te bespeuren. We krijgen een grof uitgezet idee voorgeschoteld dat ons zou moeten doen denken aan andere visionaire architectuur, maar dan zonder enige intentie om gebouwd te worden.

Na stedenbouw neemt de eerste ‘schaalverzakking’ plaats. We komen in de wondere wereld van maquettes, mock-ups, schaalmodellen. Kazimir Ostrogović en Vjenceslav Richter ontwierpen in 1962 een villa voor de toenmalig maarschalk Josip Broz, ‘Tito’, die vandaag nog steeds als presidentieel verblijf dienst doet in Kroatië. Een houten wedstrijdmaquette, enkele schetsen en een complex ogend parketontwerp van Richters hand vullen de kamer. Hoe villa Zagorje er in real life uitziet wordt ons onthouden. Net zoals bij de Ziggoerats bevinden we ons in de verbeeldingswereld van de architect –voorgeschoteld door de curator- zonder reëel ankerpunt of alternatieve invalshoek.

“Het verlangen van de mens om zijn kennis in de micro- en macrokosmos te bevestigen en te verifiëren door interplantetaire reizen, legde aan het denken van de hedendaagse mens de technische taak op de zwaartekracht meester te worden. De inspanning van astronauten staan in de belangstelling van de emoties van de mensen van vandaag. De raket die het heelal wordt ingeschoten is het symbool van deze verlangens”[1]

Brochure Joegoslavisch Paviljoen Expo '58

Brochure Joegoslavisch Paviljoen Expo ’58

Vjenceslav Richters paviljoen voor de wereldtentoonstelling in 1958 was in de toenmalige architectuurpers misschien wel het meest bejubelde. Het is echter niet het gebouwde paviljoen, maar zijn initiële wedstrijdmaquette een 70 meter hoge mast waaraan een de structuur voor een paviljoen wordt opgehangen die op alle BOZAR posters prijkt.

Richters ontwerp won, met als voorwaarde dat hij zijn raketmast en kabels zou vervangen door een conventionele structuur met fijne kolommen. De tekst aan de muur vertelt ons dat de architect zelf nooit helemaal vrede had met het uiteindelijk gebouwde, goedkopere compromis, ondanks alle lof die het kreeg. De papier-kartonnen compromis-maquette, die recent oogt, staat op een tafel pal voor de raket-poster, onder een dikke plexiglazen stolp. De tekst aan de muur, getiteld ‘Richters Spaceshuttle’ komt uit een hoofdstuk over het Joegoslaafs paviljoen dat Mil De Kooning schreef in 2012, voor het boek ‘Moderne Architectuur op Expo 58’. De Kooning brengt het werk van Richter daar zo precies in beeld inclusief Joegoslavische geschiedenisles dat de curatoren niet anders konden dan enkele van zijn bewoordingen letterlijk te citeren, en  hem als guest author in de credits van de tentoonstellingsbrochure te vermelden. Ook in dit artikel kunnen we niet anders dan voor de beschrijving van het paviljoen op Mil De Kooning beroep te doen:

“[De constructie] bestaat uit een  een regelmatig rooster van vijftien stalen kolommen die een stalen gebinte dragen. De visuele impact van de dragende structuur wordt tot een minimum herleid: balken blijven onzichtbaar en kolommen worden niet als koker- maar als slanke kruisprofielen opgevat, die zoveel mogelijk in de tentoonstellingswanden worden  geïntegreerd. […] Ze lijken haast te zijn opgespannen meer kabels dan kolommen.” en verder: “Wat de architectuur kwijtgespeeld is aan krachtpatserij, heeft ze gewonnen aan een veel grotere, intrinsieke zeggingskracht”.

Dit is de plaats waar de tentoonstelling aan ‘kleur’ had kunnen winnen. Het Joegoslavisch paviljoen op de Brusselse wereldtentoonstelling vormt immers een uniek raakpunt tussen de architect en het Brussel waar vandaag zijn tentoonstelling plaatsvindt. Het paviljoen net als alle paviljoenen, ideeën, maquettes, tekeningen en foto’s hier in Bozar wordt gepresenteerd als losstaande vonk van genialiteit, zonder omgeving of realiteitswaarde, die de abstracte wereld van Richter zouden doen aarden. Want het is net in real life dat het Joegoslavisch paviljoen tot leven komt en boeiende, onverwachte verbindingen legde. Het wordt gepresenteerd als vliegende schotel, maar eigenlijk stond het in een soort conceptueel ‘maquettedorp’ in de Internationale Wijk. De grofweg 40 miljoen bezoekers van de expo konden vanop de tweede verdieping bij ‘buurlanden’ als Portugal (langs oostkant) en Zwitserland (aan zuidzijde) binnenkijken. Het had haar succes te danken aan haar elegantie en eenvoud, net omdat het zo’n contrast vormde tegenover de manifest-bouwsels zoals het centraal op de site gelegen atomium en vlakbij het paviljoen van Belgisch Kongo, met haar koloniaal dorp waarin échte Congolezen, in hutjes, manden vlochten, of wat noordelijker, waar de Verenigde Staten en USSR hun ideologische strijd via Sputnikmaquettes en Coca-Cola flesjes uitvochten.

Interieur van het Joegoslavisch Paviljoen, Expo '58

Interieur van het Joegoslavisch Paviljoen, Expo ’58 /  ©Rika Devos

En wist je dat het Richterpaviljoen vandaag nog steeds bestaat? “Na Expo 58 werd het Joegoslavische paviljoen in Wevelgem (BE) gereconstrueerd, waar het nog steeds als middelbare school dienst doet.” Op de online brochure werd het zinnetje uit de tekst geschrapt, op de tentoonstelling kon het er wel nog bij. Voor het onwaarschijnlijke verhaal erachter konden we gelukkig opnieuw terecht bij het boek van Mil De Kooning. Het ‘bouwkundig lesje’ van de Joegoslaven werd na de Expo te koop aangeboden in de krant, en opgekocht door een priester uit het West-Vlaamse Wevelgem. Die bouwde het open paviljoen samen met zijn broer-architect om tot klaslokalen. In 2018 vierden Expo 58, het Joegoslaafs Paviljoen, én het Sint-Pauluscollege dat erin gevestigd zit hun gedeelde zestigjarig bestaan. Het college organiseerde voor die gelegenheid, in samenwerking met Kroatische Richter-deskundigen een grote tentoonstelling met lezingen en rondleidingen, over de architect en diens werk. Een heus verjaardagsfeest, waarbij studenten, kunstenaars, docenten, muzikanten en Kroaten Vjenceslav Richters werk konden aanschouwen in zijn tot school omgebouwde Expo 58 paviljoen. De drie maquettes op één plek; de gefotografeerde raket en papieren paviljoen tentoongesteld binnenin het nu zestig jaar bestaande schoolgebouw; a world in a pavilion!

Expo op zolder
De aflopende ‘schaalniveaus’ van ‘The World As A Pavilion’ houden na twee-derde van de tentoonstelling op. De eindbestemming; schaal 1 op 1; ware grootte. We zien collages van paviljoen-interieurs uit de jaren 60, Richters meubelontwerpen uit de jaren 50, kunstwerken uit de jaren 70. Het zo ‘vernieuwende’ of ‘radicale’ werk bevindt zich wel ongeveer binnen eenzelfde schaal, maar verder kunnen we geen andere belangrijke verbindingen of ideologische ‘lijnen’ meer volgen. De tentoonstellingsteksten proberen het getoonde werk wel te kaderen en te lokaliseren in een Zagrebse kunstscène, maar het is een moeilijk volgbaar verhaal, mede door de niet-chronologische opstelling van het werk. We springen van bij het begin voortdurend heen en weer tussen werk uit jaren ’50, ’60 en ’70, waardoor we noch een helder overzicht over het werk van Richter, noch inzicht in de jonge republiek Joegoslavië krijgen, waar hij als architect en kunstenaar zo belangrijk was. De categorisering per ‘kunstdiscipline’ die de tentoonstelling structureert benadrukt de hoge experiment-waarde en de multi-getalenteerde persoonlijkheid van Vjenceslav maar staat inzicht in de artistieke ontwikkeling van de architect en diens omgeving in de weg.

‘The World As A Pavilion’ draait meer om het werk van Richter dan om de wereld. Het verzameld werk en het brede interesseveld van de architect staan centraal en worden gepresenteerd als de katalysator en ruimte waarbinnen met kunst en architectuur vrij geëxperimenteerd kan worden, maar in de tentoonstelling zelf is er van dat optimisme of die opwinding niets te merken. Er lijkt geen groter contrast mogelijk met de world expo’s waar Richter als architect internationaal het meeste indruk achterliet.

Sint-Pauluscollege, Wevelgem / ©Gereserveerde rechten

Nog vlak voor het exit-bordje lopen we door een stukje paviljoen dat op de Triënnale van Milaan in ’63 de eerste prijs haalde, en hier als tentoonstellings-outro een gangetje uit houten latjes vormt. Het werd speciaal voor deze tentoonstelling in het laatste kamertje van de tentoonstelling nagebouwd, getuigen de pas gezaagde bleekhouten latten, die we kunnen ruiken dóór ons mondmasker. Leuk, ook al schiet van het zo geprezen lichtspel en de visuals die het paviljoen z’n prijs opleverden niet veel over. De structuur staat symbool voor de tentoonstelling die wel beelden genereert maar deze niet weet ‘in te kleuren’, het behoud van afmeting maar downscaling van de atmosfeer; van een kleurrijke wereld van paviljoenen en vooruitgangsgedachten naar een zolderverdieping vol oude verzamelobjecten. Vjenceslav Richter is de vlinder die over vijf decennia heen langs alle culturele velden passeerde en nu, in de vitrinekast aan ons wordt tentoongesteld.

Gerelateerd artikel