Voormalig bouwmeester en stadsontwerper Marcel Smets tekende het afgelopen jaar de essentiële inzichten uit zijn indrukwekkende praktijk op. Het compacte werk maakt een beheerste indruk, maar is tegelijk een genereuze en toegankelijke gids voor iedereen die de stad beter wil leren lezen.
Enkele weken voor de boekpresentatie van Fundamenten van het Stadsontwerp[1] (17/11) liet een bezoek aan de Weense buitenwijk Seestadt een bijzondere indruk op me na. De wijk is opgevat als een ‘stad in een stad’ naar een masterplan van Johannes Tovatt en zou na de geplande voltooiing in 2028 zo’n twintig duizend bewoners tellen. De ontwikkeling beslaat een oppervlakte gelijkaardig aan die van de historische binnenstad, en is een volledig publieke investering van vijf miljard euro. Rondlopen in Seestadt is een licht surreële ervaring, omdat een totaalproject van deze schaal haast een anachronisme lijkt. Wie geconfronteerd wordt met zulk hersteld geloof in de maakbare stad, onderwerpt deze stad automatisch aan een grondige lezing. Hoe werden deze straten, pleinen, bouwblokken en parken ontworpen, welke rol werd ze toebedeeld en hoe worden ze beleefd?
Seestadt mag dan weinig representatief zijn voor de gemiddelde hedendaagse stadsontwikkeling, de vragen die het oproept kunnen over elke stedelijke ruimte gesteld worden, en niet enkel door ontwerpers. Zo benadrukt ook Marcel Smets in Fundamenten van het Stadsontwerp. Op een kleine honderd pagina’s distilleert Smets twintig begrippenparen uit een indrukwekkende loopbaan als stedenbouwkundige, hoogleraar en Vlaams Bouwmeester (2005-2010). Als stadsontwerper was Smets verantwoordelijk voor onder meer de stationsomgeving in Leuven, de transformatie van Île de Nantes en verschillende herbestemmingen van haven- en industriegebieden. De ervaring van Smets in combinatie met de ronkende titel maken van het boek een statige, zij het minimalistische verschijning. Elk begrippenpaar beslaat slechts een viertal pagina’s en is geflankeerd door twee illustraties die hun principe schematisch verbeelden. Zoals Maarten Van Acker (Universiteit Antwerpen) tijdens de boekpresentatie suggereert, valt Fundamenten van het Stadsontwerp enigszins samen te vatten als een antithese van een andere recente fundamental, Koolhaas’ Elements of Architecture.
Het verlangen om de begrippenparen geflankeerd te zien worden met referenties, overvloedig beeldmateriaal en projectanalyses ligt voor de hand. Door ons dit te ontzeggen, lijkt Smets een zekere inspanning van de lezer en architect of stedenbouwkundige te verwachten. Maar wat wel wordt aangereikt, is daarom niet minder genereus: we krijgen nauwkeurige woordenschat, uiteenlopende metaforen en een rijk historisch substraat. Bovenal krijgen we een (uiterst toegankelijke) taal aangereikt, maar we dienen zelf de situaties op te zoeken waarin deze taal ons van pas kan komen.
Hoewel Smets een taalvaardigheid aanreikt om ook het groteske Seestadt beter te lezen, is het een misleidend voorbeeld om de opzet van het boek te illustreren. Het hedendaagse stadsontwerp, en ook Smets, schuwt het totaalproject. Zoals Els Vervloessem (Architecture Workroom Brussels) benadrukt tijdens de boekpresentatie, past Fundamenten van het Stadsontwerp in een brede traditie van beschrijvende stedenbouw: een discipline die ons beter leert kijken naar bestaande, historisch contingente situaties. De begrippenparen stralen eenvoud uit, maar slagen er wel degelijk in de stedelijke complexiteit te duiden. Begrippen als straat en weg, bijvoorbeeld, worden niet zonder meer tegenover elkaar geplaatst, maar representeren bepaalde functies en kenmerken (soorten verplaatsingen, aansluiting op maaiveld etc.) die in spanning staan tot elkaar, en als zodanig veelal tussenvormen voortbrengen. Straat en weg zijn geen eenvoudige categorisaties van de boulevard of de steenweg als vormelijke interventie, maar helpen hun ontstaansgeschiedenis en hedendaagse verschijning te begrijpen als (anti-)stedelijke fenomenen.
Door begrippen te koppelen ontstaat naast hun zuiver conceptuele betekenis een soort as tussen beiden, waarlangs we ons in de alledaagse, onzuivere stedelijke situaties kunnen oriënteren. Soms zijn deze assen verdienstelijk omdat de begrippen dicht bij elkaar liggen en zo een onderbelicht maar fundamenteel onderscheid situeren. Zo reikt Smets monument en icoon aan om ons te herinneren aan het onderscheid tussen collectieve betekenis en herdenking enerzijds, en citymarketing en individuele expressie anderzijds—alsook de manier waarop het ene voor het andere ingewisseld wordt door opeenvolgende generaties. Smets belicht daarmee een belangrijk verschil, maar benadrukt tegelijk dat beide fenomenen geen strikte, tegengestelde categorisaties zijn. Ook burcht en paleis wijzen op een weinig benadrukt onderscheid tussen imposante structuren die zich ontvankelijk en dienstbaar (burcht) dan wel afstandelijk en autoritair (paleis) tot stad en bevolking verhouden. Deze historische archetypes herinneren ook hedendaagse ontwerpers aan de verschillende houdingen die grote, prestigieuze projecten kunnen aannemen ten opzichte van hun omgeving en stadsbewoners.
Met de keuze voor een zo compact en toegankelijk mogelijke inleiding in het stadsontwerp ontzegt Smets zichzelf de ruimte om een echte agenda voor de hedendaagse ontwerper te formuleren. Niettemin geeft Fundamenten van het Stadsontwerp blijk van Smets’ persoonlijke accenten en waardering, zoals zijn aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van infrastructuur. Voor Smets symboliseert de archipel, dat hij koppelt aan eiland, de manier waarop een stad gestructureerd wordt door landschap en infrastructuur, die als ‘zee-engtes’ de tussenliggende, ordenende principes uitmaken. Deze invulling van het begrip onderscheidt zich fundamenteel van de manier waarop O.M. Ungers het toe-eigent in zijn bekende Die Stadt in der Stadt. Voor Ungers symboliseert de archipel een verzameling van onafhankelijke, architecturale objecten en stelt het hem net in staat afstand te nemen van de ordenende principes zoals infrastructuur.
Fundamenten van het Stadsontwerp is een oefening in terughoudendheid gebleken. Dat levert een toegankelijk boek op, maar betrekt het ook een breder publiek in de beginselen van het stadsontwerp? Het ontbreken van projectanalyses en een duidelijke agenda van Smets gaat gedeeltelijk ten koste van een urgentie en mogelijke toepassing voor de hedendaagse ontwerper. Smets’ nadruk op de stad als vormelijk en ontwerpmatig vraagstuk valt hoogstens als een impliciete agenda te lezen, door het te contrasteren met de onderzoekende, multidisciplinaire en participatieve benadering van stadsontwikkeling die vandaag de overhand heeft. Maar ook voor wie zich niet professioneel met stad en architectuur inlaat, zou het gebrek aan referenties en beeldmateriaal een drempel kunnen zijn om zichzelf met dit boek in te leiden.
Met begrippen als raamwerk-compositie, creator-curator en herinnering-vernieuwing werpt Smets wel degelijk een licht op de mogelijke positie en houding van de stadsontwerper. Maar deze niet-vormelijke begrippen, die de rol van beleving, geheugen en toe-eigening in het ontwerpproces duiden, hebben nood aan project-specifieke en concrete duiding opdat ze niet verworden tot holle buzzwords. Dat blijkt te meer wanneer Fundamenten van het Stadsontwerp wordt teruggekoppeld op Seestadt, waar verschillende collectieve en publieke ruimtes gelijktijdig en volgens dezelfde ontwerpprincipes werden ontwikkeld maar toch anders worden beleefd. De weerslag van cruciale factoren als gemeenschapsvorming, diversiteit en gemengd gebruik zijn veelal niet in een eerste oogopslag zichtbaar.
Smets houdt zelf de mogelijkheid voor aanvullingen in toekomstige uitgaven van het boek open. Eén daarvan werd tijdens de boekpresentatie gesuggereerd door Tom Avermaete (ETH Zürich), die opmerkt dat de rol van materialiteit een grote afwezige is in het boek. Smets erkent dit gebrek, en benadrukt dat het stadsontwerp wel degelijk een tactiele discipline is, die zich net door gevoel voor materiaal onderscheidt van stedenbouw. Smets reikt ons vooral een manier van kijken aan. Door begrippen te koppelen maakt hij een dialectische lezing van de stad mogelijk, waarmee complexe situaties inzichtelijk worden door de spanningen tussen strijdende krachten bloot te leggen. Met een nadruk op houding en inzicht, eerder dan een overvloed aan beelden en data, levert Smets een klein pleidooi voor het métier af.