Recensie

Tabula Scripta, een andere kijk op het ontwerpvak

Met Rewriting Architecture – 10+1 Actions/Tabula Scripta hebben architecten Floris Alkemade, Jarrik Ouburg en cultureel bemiddelaars Michiel van Iersel en Mark Minkjan een boek samengesteld dat niet makkelijk in een hokje past. Het is te lijvig voor een manifest, maar de inhoud is te ‘activistisch’ voor een doorwrocht, historisch/filosofisch gefundeerd ‘academisch’ betoog. Wat is het wel? Het is niet minder dan een poging om het vak te herijken.

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta heeft de ambitie om een lang genegeerde ontwerphouding (weer) vol in de spotlights te zetten: als praktijk maar ook als intellectuele en ethische agenda van het vak. Volgens Floris Alkemade, Jarrik Ouburg, Michiel van Iersel en Mark Minkjan is híer de noodzakelijke herpositionering van het vak te vinden.
Het lijvige boek opent met korte introducties die de ambitie van het boek framen. Ieder op hun eigen manier stellen de samenstellers in een korte (historische) analyse dat er een grote urgentie is om het architectonische ontwerpen te herijken. Door de huidige nadruk op ‘(beelden)productie’ is de positie van de architect geërodeerd en is ze tandeloos geworden om relevante, ‘echte’ bijdrage aan maatschappelijke opgaven van nu te leveren, zo stellen zij. Volgens de auteurs zijn echte bijdrage pas weer bij een andere positie mogelijk, en kan de architect pas dan zijn verloren status terugwinnen.

Na de introducties volgen elf hoofdstukken waarin 11 ‘actions’ worden voorgesteld en geïllustreerd aan de hand van interviews, essays en korte projectbesprekingen. Deze 11 ‘acties’ vormen de bulk van het boek. Door deze acties niet als een methodologisch samenhangend geheel te definiëren, maar via interviews en essays schetsmatig te illustreren, ontwijken de samenstellers bewust een ‘gesloten’ stellingname; er wordt niet gesteld ‘zo moet het’, ‘ontwerp zo’. De acties worden als kleuren op een schilderspalet gepresenteerd, als handeling met potentie, als ingrediënt van een ontwerppraktijk waarmee een grote rijkdom aan resultaten met verfijnde nuances te realiseren is.

De term tabula scripta uit de ondertitel verwijst naar een andere ontwerphouding ten opzichte van de context dan we gewend zijn. Deze andere houding zou de 11 acties voeden. De tabula scripta, het ‘beschreven oppervlak’ wordt nadrukkelijk tegenover de tabula rasa gezet, het lege blad. Dit lege blad is volgens Alkemade het gedroomde oppervlak waarop de (star)architect – het werk van de Superdutch-generatie wordt hier expliciet genoemd als voorbeeld – zijn ego kon laten gelden. Dit lege blad slaat niet alleen op een fysiek lege context – Alkemade verwijst naar het volbouwen van weilanden – maar vooral op een mentale leegheid; als een gebrek aan gevoeligheid of onvermogen om je als ontwerper te verhouden tot de gelaagde complexiteit van de bestaande contexten waarin we (nu) werken. Het lege vel papier is vooral lekker makkelijk, een comfortabele leegheid die het ontwerpen van gave architectuur niet in de weg zit.

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

De samenstellers beschrijven in hun boek geen methode maar een andere houding, gericht op de context maar ook hoe er ontworpen wordt. Ze beschrijven een andere ontwerppraktijk en sluiten daarmee naadloos aan op wat Kirsten Hannema in de A+U nummer 592 onder het ‘label’ Supernormal als ‘nieuwe’ Nederlandse architectuur duidde. Deze ‘andere’ architectuur wordt daarbij (ook) zowel als opvolger maar ook als tegenhanger van Superdutch architectuur gepositioneerd. En niet toevallig worden in deze A+U veel recente projecten getoond waarin een groot aandeel ‘omgaan met de bestaande werkelijkheid’ zit: hergebruik en transformatie.

Dat de projecten die Hannema in ‘haar’ A+U aanduidt al een kleine tien jaar in de pijplijn zaten, geeft aan dat er niet iets ‘ontdekt’ is, maar dat een al langer bestaande ontwerppraktijk nu (pas) een te duiden samenhang blijkt te hebben. De vele voorbeelden in Rewriting Architecture gaan vaak nog veel langer terug en laten zien dat de ‘nieuwe houding’ altijd al aanwezig is geweest, zij het niet op de (beeldenrijke) voorgrond. De spotlight wordt op een ander deel van de praktijk gericht. Ergens dringt de vergelijking zich op met de recente (absurde/pijnlijke/vervreemdende) ’ontdekking’ van OMA/Rem Koolhaas dat er buiten de metropolen nog een hele wereld te ontdekken is. Is dit werkelijk een ‘nieuw’ inzicht of worden nu (eindelijk) een stel (intellectuele) oogkleppen afgeworpen?

Naast de interviews en essays die de acties omschrijven wordt de nadruk op een andere ontwerppraktijk geduid aan de hand van voorbeeldprojecten. Ze komen van geestverwanten met vooral veel input uit België , zo worden onder andere architecten  de vylder vinck tallieu, 51N4E en Xavier de Geyter geïnterviewd. Aangevuld met projecten van en interviews met Lacaton Vassal, Atelier Bow-Wow, Sam Jacob, Assemble en Elemental hebben de samenstellers een parade van hedendaagse (maar wel relevante) smaakmakers bijeengebracht.

De Nederlandse inbreng is beperkt en bestaat grotendeels uit projecten van studenten van de Academie van Bouwkunst Amsterdam en projecten uit de praktijk van Jarrik Ouburg (HOH architecten) en Floris Alkemade (onder eigen naam, uit zijn samenwerking met Xavier de Geyter en uit zijn tijd als partner bij OMA). In vergelijking met de andere projecten, lijken de ‘eigen’ voorbeelden soms mager en geforceerd. Het kan niet anders dan dat de samenstellers zich hiermee als actieve proponenten van ‘hun’ houding willen framen. IJdelheid lijkt hier soms voor inhoudelijk gewicht te zijn gegaan.

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

Als lezend geven de samenstellers de kunstenaars, architecten en activisten een ruim podium waarop hun sensitiviteit voor de plek, de mensen en complexe situaties waarin ze werken zichtbaar worden. In hun praktijk worden deze niet tot een paar gelikte schema’s gereduceerd maar worden ze zoekend en luisterend, samen met vele anderen afgetast. De complexiteit wordt omarmd, verkend en in ontwerp-handelingen omgezet.
Tegenover de rechttoe-rechtaan bakstenen blokkendozen en/of het krampachtige spierballen vertoon van architectonische iconen die nu de bouwproductie domineren, is de alledaagse en bescheiden elegantie van de gepresenteerde projecten op een ontwapenende manier radicaal en provocerend. En verleiden daarmee, prikkelen en dagen je uit.

Er dringt zich alleen ook een dilemma op. Een dilemma dat ook door de samenstellers wordt gezien, want betekent van binnen uit de werkelijkheid werken, niet ook dat je die werkelijkheid in ieder geval in eerste instantie ‘klakkeloos’ accepteert? Waar blijft dan het kritische moment, welke idealen voeden het vak dan nog? Wat bereik je met bescheidenheid?! Is de gepropageerde bescheidenheid werkelijk positief bedoeld of is het, bij de geconstateerde marginalisering van de architectuur, een manier om de eigen machteloosheid met mooie woorden te accepteren?

In Rewriting Architecture wordt het niet letterlijk zo gezegd, maar de samenstellers prikken in feite de mythe door dat de architect de macht zou (willen) hebben om puur met de kracht van zijn/haar geniale ontwerp de wereld de juiste richting op te kantelen. Ze erkent de feitelijke machteloosheid niet uit gelatenheid, maar uit pragmatisch idealisme. Het laat een houding zien die ondanks de feitelijke machteloosheid toch middelen in handen heeft om verandering te bewerkstelligen.

De samenstellers gaan helaas niet uit van eigen kracht en kunnen de verleiding niet weerstaan om ‘hun’ houding af te zetten tegen het directe verleden: ze is niet de Superdutch houding. Dat is mooi als een soort puberaal afzetten tegen de vorige generatie, maar maakt het betoog niet sterker. De Superdutch generatie ontwerpen nu vooral winkelcentra, wolkenkrabbers en speeltjes voor sjeiks. Het mag toch wel duidelijk zijn dat hun claim – die van zelfbenoemde opvolgers van de radicale idealen van de avant garde uit het begin van de twintigste eeuw –  leeg is geworden? Door de Superdutch generatie tot de maat der dingen te verheffen, vergelijken Alkemade c.s. appels met (verrotte) peren.

spread uit Rewriting Architecture -10+1 Actions/Tabula Scripta

Met Rewriting Architecture wordt geen generatieconflict benoemd maar een architectuur beschreven met een vocabulaire dat er altijd al was, maar waarmee de koppen de afgelopen decennia niet geschreven werden. Rewriting architecture verschuift de blik, herschikt de prioriteiten en benoemt zo niet een nieuwe maar een andere agenda. Die andere agenda wil niet reflectief/kritisch óver de realiteit denken en dat in architectuur representeren, maar er concreet onderdeel van zijn en er aan bijdragen. Als een historische pendule lijkt het discourse zich in de architectuur van het universele en generieke weer op het lokale en specifieke te richten.

Hoe mooi, nobel en ‘noodzakelijk’ deze ambitie is, het blijft onduidelijk hoe deze verschoven blik de stap zet van ‘intellectuele ambitie’ naar daadwerkelijk tastbare vermindering van ongelijkheid, aan echte betaalbaarheid, aan reële klimaatadaptatie, zoals in de introducties wordt gesteld. Worden woningen goedkoper om in te wonen door vanuit de beschreven houding te ontwerpen? Worden ze beter geïsoleerd of bieden ze meer ruimte voor stadsnatuur? Worden ze sneller/meer Nul-op-de-meter?
Meer nog dan te overtuigen dat deze andere houding een ‘betere’ manier is om deze sociaal-maatschappelijke ambities waar te maken, is Rewriting Architecture een oprechte oproep om als architecten je met een nieuwsgierige, open houding tot de opgaven waar je aan werkt te verhouden. Ze bepleit een middenweg tussen het zwart-witdenken, met aan de ene kant  ‘dwangmatig’ alles ter discussie stellend avant-gardisme, en aan de andere kant een verstikkend doodknuffelen van wat er al is. Beide houdingen kunnen, ongeacht de architectuur, een energetisch label A hebben, betaalbaar kan zijn (of vaak toch niet), en met een groendak en wat obligate nestkasten het vinkje ‘natuurinclusief’ krijgen. Voorbij de labels en vinkjes bepleiten de samenstellers een actieve, betrokken praktijk waarin er grijstinten te ontdekken zijn en de kritische reflectie op welke grijstint de meest wenselijke is al doende wordt bepaald. Niet alleen het product heeft waarde, maar de praktijk zelf heeft waarde.

De ‘echte’ impact op de leefomgeving laat zich zo in andere grootheden uitdrukken dan we gewend zijn. Geen revolutie maar evolutie. Geen shock-and-awe architectuur maar intelligente guerrilla. Door bottom-up, vanuit wat Ouburg in zijn inleiding ‘het moeras’ van de realiteit’ noemt, te werken, kan architectuur meer zijn dan een cynisch commentaar vanaf de culturele zijlijn, maar kan ze weer een actieve stem in de maatschappij zijn.

Enkele gerelateerde artikelen