Vrijdag 26 maart neemt Michelle Provoost tijdens een online bijeenkomst de Grote Maaskantprijs in ontvangst. Setareh Noorani sprak met haar over déjà-vu’s en toekomstperspectieven.
Michelle Provoost, partner bij Crimson Historians and Urbanists en onder andere oprichtster van de Independent School for the City, is in 2020 onderscheiden met de Grote Maaskantprijs. De uitreiking van deze prijs vindt alweer bijna een jaar later plaats, in een turbulente tijd die gekenmerkt wordt door de coronapandemie, toenemende woningnood, en de klimaatcrisis. Bewegingen zoals Nederland Wordt Beter, Recht op de Stad en Voor14 roepen om een toegankelijke, inclusievere, solidaire stad; thema’s die zich als een rode draad door de activiteiten en activismes van Provoost weven. De Grote Maaskantprijs wordt gezien als een oeuvreprijs. Ze ontvangt het voor haar werk waarin “ze diepgaand onderzoek verricht naar de (mondiale) stad en maatschappelijke vraagstukken die in de gebouwde omgeving verankerd zijn”, aldus het juryrapport. Provoost beschouwt de prijs dan ook als een aanmoediging en oproep tot reflectie: “op een bepaalde manier legt het mijn eigen plannen onder een vergrootglas”.
Ik sprak Michelle Provoost over uitgangspunten en déjà-vus. Een gesprek tussen twee generaties over onderwerpen die terugkomen in onze praktijken, over duidelijk activistische standpunten in de architectuur en stedenbouw, maar ook over het breken met ongezonde tradities van het kapitalisme.
Setareh: Er is bijna een jaar verstreken tussen de bekendmaking en het daadwerkelijk ontvangen van de Grote Maaskantprijs. Is de betekenis van het ontvangen van de prijs veranderd?
Michelle: “Toen ik het bericht ontving dat de Grote Maaskantprijs aan mij was toegekend, was ik vooral erg blij. Die eerste opwinding is inmiddels voorbij. Op een bepaalde manier is het ontvangen van zo’n prijs confronterend. Het dwingt je na te denken waaraan je die prijs te danken hebt en welke verantwoordelijkheden zo’n prijs met zich meebrengt.”
Setareh: “Dit laatste lijkt mij heel belangrijk in een tijd waarin systemen onder een vergrootglas liggen”.
Michelle: ”De Maaskantprijs is natuurlijk bedoeld voor reflectie. Je ziet steeds meer mensen oproepen tot verandering en er bestaan allerlei ideeën voor vernieuwing. Ik vraag me af: hoe kan ik daaraan een bijdrage leveren? Hoe kan de sfeer in de richting van vernieuwing die nu bestaat ook daadwerkelijk tot iets leiden?
De Independent School for the City, een onafhankelijk post-academische opleiding met een kritische en activistische benadering van de stad die Crimson en ZUS in 2018 hebben opgericht, is een poging daartoe. Je werkt daar met mensen die al zijn afgestudeerd, een aantal jaar beroepspraktijk achter zich hebben en de beperkingen daarvan zien. Zij willen hun horizon verbreden. Het zijn zoekers, zoekers naar alternatieven.
We bevinden ons in een tijd die, volgens mij, om andere thema’s, andere manieren van werken, andere uitkomsten, en andere communicatie vraagt. De Maaskantprijs voelt als een oproep om deze zoektocht voort te zetten.”
Setareh: “De prijs kan inderdaad gezien worden als een oproep tot vernieuwing, een aansporing tot nadenken over hoe we verder kunnen gaan, maar de prijs is ook bedoeld voor reflectie. Neem bijvoorbeeld de gevechten om gelijkwaardigheid, woonrecht, en eerlijke (minimum)lonen… Ben je dat, in de bijna dertig jaar dat je werkzaam bent als Crimson Historians and Urbanists, niet al eerder tegengekomen?”
Michelle: “Er zijn zóveel hedendaagse ontwikkelingen die een déjà-vu zijn van de jaren ‘70, de tijd waarin ik kind was, maar die ik nu ook bestudeer. In die jaren zijn een aantal innovaties bedacht met een kortstondig leven. Innovaties die vanaf de jaren ‘80, eerst door de toen heersende economische crisis en daarna door de veranderde politieke wind, de kop in zijn gedrukt. Alle discussies die we nu hebben, over participatie, of het openen van de wereld van bouwen en wonen voor andere groepen, het creëren van diversiteit, ook in het woningaanbod, betaalbaarheid van wonen, zijn terugkerende thema’s. De emancipatoire aspecten van architectuur en stedenbouw hebben altijd de interesse gehad van Crimson. Dat die emancipatie altijd bevochten moet worden, is een minder fijn déjà-vu.”
Setareh: “Op welke wijze speelt emancipatie een rol in je eigen carrière als architectuurhistorica? ”
Michelle: “Toen we, Ewout Dorman, Ernst van der Hoeven, Wouter Vanstiphout, Cassandra Wilkins en ik afstudeerden aan de Rijksuniversiteit Groningen besloten we een bureau te beginnen. Op deze wijze namen we afstand van de toen traditionele rol van architectuurhistorici: iemand die in dienst is van een museum, een instantie, of een architect. We wilden zelfstandig zijn, onze eigen koers bepalen en niet afhankelijk zijn van mensen met een toevallige vraag. Wij vonden dat we vanuit de architectuurgeschiedenis een brede blik hadden op de totstandkoming van stad en hoe deze functioneert. En ook in de positie zijn om de vraag en opdrachtgever te bekritiseren. Rem Koolhaas was toendertijd een grote inspiratie voor ons.
Net als architecten vroegen wij ons af hoe we ons konden inzetten voor de toekomst van de stad. We onderzochten hoe we geschiedenis hiervoor konden inzetten; geschiedenis stopt niet bij het heden, die kan je ook doortrekken. In het neoliberalisme bestaat vaak zo’n gratuite manier in de omgang met geschiedenis: geschiedenis is place making, het is een mooi plaatje dat je vervolgens kan vermarkten. Waar wij bij Crimson in geïnteresseerd zijn, is juist de gelaagdheid van de stad: bijvoorbeeld hoe op verschillende plekken in het Rotterdamse stadscentrum de grootschalige structuren van de modernistische wederopbouw ‘gesaboteerd’ worden door de kleinschalige projecten van de jaren ’70, waardoor onbegrijpelijke situaties ontstaan zijn. Die lagen zijn vaak in conflict met elkaar – de een haalt een stukje weg van de ander. Symbiose ontstaat niet vanzelf. De contradicties zeggen iets over de stad als weerspiegeling van de ideeën op dat moment. Bij de Independent School for the City gaat het nog steeds over die complexiteit. Wat dat betreft zijn we in dertig jaar niet veel opgeschoten. De slogan van veel van onze onderwijsprogramma’s is ook making the invisible visible.”
Setareh: “Om door te gaan op neoliberale vermarketing. De Independent School for the City is begonnen als autonome plek vanuit het zelforganiserende dat duidelijk de hands-on mentaliteit bij Crimson reflecteert – een mentaliteit waarvan jij de hedendaagse valkuilen ook hebt besproken in je essay Bottom Up is Not Enough, dat verscheen in de Harvard GSD publicatie ‘Ethics of the Urban’. Zelforganisatie wordt namelijk ook vaak overgenomen door neoliberaal beleid dat ‘ondernemende burgers’ aanmoedigt, terwijl het voorzieningen en subsidies tegelijkertijd uitholt.”
Michelle: “Vijf jaar geleden ergerde ik me ontzettend aan het proces dat je omschrijft. We hebben een periode gehad waarin burgerinitiatieven werden gestimuleerd van hogerhand. Neem het idee van de Participatiemaatschappij, dat werd óók misbruikt als place making. Zodra er ‘waarde’ gecreëerd werd, dan werd zo’n gebied, straat, of gebouw overgenomen, afgebroken en herontwikkeld. Zogenaamd met de inspiratie van zo’n voorgaand project, maar in werkelijkheid is het dan gewoon weg. Kijk naar een project zoals dat van het collectief Stad in de Maak dat in het Rotterdamse Oude Noorden langdurig leegstaand vastgoed programmeert en activeert en er nieuwe vormen van commoning, cohabitatie en werken uittest. De financiële constructie is slim bedacht: met het onderhoudsbudget van de wooncorporaties doen zij projecten. Als je kijkt naar de hoeveelheid energie die erin gaat, dan wil je dat het initiatief permanent wordt! Maar voor hen is die stap naar het bestendigen onmogelijk te maken, uiteindelijk komen ze in een markt terecht waarin ze moeten concurreren met gevestigde marktpartijen, waarbij de gemeente toch de voorkeur geeft aan de hoogste bieder. Als we het hebben over diversiteit in de bouwwereld, dan kunnen daar de grootste stappen gemaakt worden. De democratisering van het bouwproces is een emancipatieproces; ik doel onder andere op het toelaten van de niet-professionele partijen aan de tafel, in mijn ogen vertegenwoordigen zij een grote waarde.”
Setareh: De ‘seat at the table’ draagt dan ook bij aan de zelfvoorzienendheid en het kunnen bieden van alternatieven, weg van speculatie.”
Michelle: “We hebben geleerd van Stad in de Maak. Met de Independent School hebben we een andere, pragmatische en ook hyperrealistische keuze gemaakt. De Independent School zit in een van de panden die deel uitmaken van het Schieblock-complex, een ontwikkellocatie naast Rotterdam Centraal Station. Wij zijn van plan ons eigen pand te kopen omdat we alleen zo het unieke netwerk van kunstenaars, architecten en vormgevers kunnen behouden. Door het in eigendom te hebben, houd je de normale winstverwachtingen buiten de deur en blijven de huren voor de andere bedrijven die in ons pand zitten, laag. We doen dus mee in het spel met de heersende krachten en we hebben daar bewust voor gekozen – het is de enige manier hoe je onafhankelijk kunt blijven!
Setareh: “Dan is het bedenken van alternatieven voor de toekomst, als we het hebben over de oproep van de Maaskantprijs, je oeuvre tot nu toe en je reflectie daarop, een interessant aspect van je carrière.”
Michelle: “Wat ik leuk vind en ook zou willen blijven doen, is het schetsen, het vertellen en laten zien van toekomstmogelijkheden. Dat kan op verschillende manieren: door het creëren van een fact on the ground, het aankopen van zo’n pand bijvoorbeeld. In Hoogvliet hebben we lang geleden met WiMBY! cohousingprojecten helpen realiseren. Dit soort projecten hebben in de tussentijd een enorme vlucht genomen. Het gaat erom dat je ideeën daadwerkelijk uittest in de praktijk.
De afgelopen dertig jaar gaat onze maatschappij steeds meer over productie, efficiëntie en kwantiteit, wat zich ook vertaalt in consumentisme. Het wieltje moet draaiende gehouden worden, en het moet steeds sneller gaan. Het idee van groei zit heel diep in onze vezels. Óók wat dat betreft zijn de jaren ‘70 heel interessant, want daar zit groei op een andere manier in het maatschappelijk vertoog. De studie van de jaren ’70, het begin van de ecologische beweging, de stadsvernieuwing, de participatie- en emancipatiebewegingen laat een wereld zien met heel andere idealen dan de kwantitatieve benadering. Een ideaal van minder maar beter. Méér kwaliteit, ook van gesprekken, van relaties, maar ook van werk en reflectie; in plaats van de onderstroom van kapitalistische groei. De grenzen van kapitalistische groei zijn al een hele tijd geleden bereikt, het is een gevoel dat steeds breder wordt gedragen.”
Setareh: “De uitdaging is dan ook om die onderstroom los te laten en ons te bewegen naar posities van rijkheid, gelaagdheid en zoals Willem Schinkel het noemt, woekering, los van het opgelegde schaarstedenken.”
Michelle: “Ongelijkheid is een van de grote thema’s die spelen in Rotterdam. Daarnaast bestaat de schrijnende ongelijkheid op globale schaal, dat heb ik met mijn werk voor het International New Town Institute kunnen zien. We hebben sinds de Industriële Revolutie zélf onze omgeving verwoest en vervuild. In Ghana of Kenia zitten ze met effecten van klimaatverandering die ze niet zelf hebben veroorzaakt – wij hebben dat gedaan! Weer zitten ze met onze problemen opgescheept! Het koloniale systeem is er nog steeds, maar in andere vormen. De zogenaamde vrijhandel houdt de globale ongelijkheid in stand. Dáár hebben we het niet over. Het is moeilijk om die discussie over hedendaagse ongelijkheid op gang te brengen. Klimaatverandering is bijvoorbeeld ook een reden voor mensen om te vluchten, zij worden hier goudzoekers genoemd. Dat vind ik ontzettend moeilijk te verteren! Aan de ene kant zijn we verbonden met de hele wereld, maar onze blik is kleiner geworden.
Dat zie je ook in de architectuur en stedenbouw: het buitenland is een wingewest, daar kan je opdrachten krijgen. En de opdrachten zelf worden niet gezien als culturele opgave en een mogelijkheid om te reflecteren op onze positie in de wereld. Zelf was Hugh Maaskant iemand die met opzet weinig aan reflectie deed. Hij was een bouwende architect, dienend aan de maatschappij. Hij maakte gebouwen, de beschouwing daarover liet hij aan andere mensen over. En dat is de reden dat hij die prijs instelde, omdat hij het belang van reflectie zag. Ik denk dat dat nu nog steeds belangrijk is.”