Superstudio is een groep architecten die eind jaren 60 en in de jaren 70 wereldberoemd werd, niet door te bouwen, maar door het verspreiden van hun ideeën, verpakt in iconische collages en tekeningen. Hun ‘Superarchitectuur’ steeg op in Firenze, vloog de hele wereld over, en landde recentelijk in het CIVA in Brussel. ‘Superstudio Migrazioni’ verkent via tentoonstelling, boek, podcasts en live streams het beeldend denkwerk dat SUPERSTUDIO op de kaart zette.
De fysieke tentoonstelling in het Centrum voor Stad, Architectuur en Landschap (CIVA) bestaat uit de vele werken die het Parijse Centre Pompidou aankocht in 1999, werken uit de archieven van Superstudio zelf, aangevuld met de schetsboeken van Superstudio stichter Adolfo Natalini. Deze analoge werken komen bekend voor; het werk van Superstudio werd in de jaren 60 en 70, maar ook in de volgende decennia veelvuldig verspreid en gepubliceerd via tijdschriften, boeken, en tentoonstellingen. Vandaag worden de beelden nog steeds gretig geconsumeerd op het internet. Het CIVA vormt als het ware de harde schijf waar deze grijsgekopieerde originals nog tot 16 mei, in the flesh te bezichtigen zijn. Ik kreeg een rondleiding van curatrice Emmanuelle Chiapone-Piriou die me als alwetende verteller door de rijkelijk geïllustreerde tijdslijn van Superstudio gidste. De historica-curatrice-architecte is nota bene ook redactrice van de driedelige boekenset die parallel met de expo wordt uitgegeven. In deze publicatie bevinden zich tal van essays en interviews, een beeldenindex en brieven. Digitaal worden ons podcasts en livestreams aangeboden met superstudio-specialisten en –geliefden, die de analoge materie weer tot leven wekken en omvormen tot onuitputtelijke energiebron voor een gesprek zonder einde. Het hele gebeuren wordt opgedragen aan pas overleden stichtende Superstudio-leden, Adolfo Natalini en Christiano Toraldo Di Francia. Geen mooier afscheid dan de deuren van Superstudio-archieven wijd open te zetten om een nieuwe generatie architecten en denkers wegwijs te maken in een rijke verzameling denkwerk en beeldmateriaal, om ons daarna te laten verdwalen in alle mogelijke lezingen en interpretaties van het werk. Superstudio is dood, lang leve Superstudio!
De grote verzameling Superstudio werken wordt in CIVA op traditionele wijze, chronologisch geserveerd. In de eerste ruimte getiteld ‘Origini’ wordt vroeg werk van de individuele leden vergezeld door werk en publicaties van tijdgenoten. Ontwerpen van gelijkgestemde architecten, politieke pamfletten, wetenschappelijke publicaties, postmoderne geschriften en krantenknipsels van historische gebeurtenissen schetsen een wolk aan invloeden en prikkels waarin Superstudio werd gevormd. Hierna volgt het levensverhaal van Superstudio in dertien hoofdstukken, verdeeld over een reeks kamers. Hier en daar treffen we een werk van een bevriende architect met wie architecturale theorieën werden uitgewisseld.
Het is een nogal onderweldigende tentoonstellingswijze om een bureau voor te stellen dat tijdens zijn tien jaar durende bestaan behoorlijk creatief en theatraal is omgesprongen met (zijn) geschiedenis. De collage ‘Compagni di viaggio’ toont ons de ‘reisvrienden’ van Superstudio aan het begin van hun geschiedenis in 1968, geknipt en geplakt onder een monumentale poort. Adolfo Natalini en Roberto Magris staan er zelfs twee keer bij. Ook figureren de architecten en hun geliefden te pas en te onpas als gebruikers of toevallige passanten in hun eigen beelden en films. Gedurende tien jaar wordt hun ‘levensreis’ zo parallel gedocumenteerd aan hun architectuur. Elke tentoonstelling of publicatie was voor Superstudio een kans om hun vorige werken en narratieven te recycleren, verknippen en herwerken in iets nieuws, een nieuw verhaal met nieuwe titel, maar met dezelfde personages. Architectuur, mens en natuur als antagonist, protagonist en figurant verwikkeld in een hartstochtelijk Italiaans drama. Superstudio gebruikt (super)architectuur als middel om de mythes waarop onze samenleving is gebaseerd keer op keer tot nieuwe visuele hoogtepunten te drijven, én om het eigen levensverhaal in scène te zetten. In de tentoonstelling wordt al het werk op historisch correcte wijze gerangschikt, een techniek die niet alleen monotoon overkomt, maar ook elke mogelijkheid om tot een nieuwe climax te komen in de kiem smoort.
In 1966 presenteren Superstudio en Archizoom, nog zo’n Florentijnse avant-garde, de tentoonstelling ‘Superarchitettura’ die later zou bekend komen te staan als de oorsprong van de Radicale Periode in Italië. In een kunstgalerij in het stadje Pistoia installeren ze een houten kijkdoos, gevuld met amorfe houten lichamen die kleurrijk zijn beschilderd om zo een zomers Popart landschap te creëren dat doet denken aan verpakkingen waspoeder en tv reclames uit die tijd. ‘Superarchitectuur’ is de architectuur van ‘superproductie, superconsumptie, de supermarkt, superman en superbenzine’. Wanneer het meubelbedrijfje Poltronova het aandurft om de ontwerpen in productie te nemen als echt meubilair –funky tafellampen en beklede schuimsofa’s- kan elk interieur worden gesupercharged. De beloftes van ‘Superarchitettura’, namelijk massaproductie en –consumptie, worden in de vorm van superinterieurarchitectuur waargemaakt. Het is veelzeggend dat de vroege radicale architecten in Italië hun superarchitectuur enkel kunnen uitwerken in een interieur, maar waar anders kan de progressieve architect experimenteren, in een stad die leeft in haar volmaakte verleden?
Voor Superstudio wordt architectuur een intellectuele bezigheid, en dient ze ‘de continue productie, uitwerking en transmissie van ideeën’. De tentoonstellingstitel ‘Superstudio Migrazioni’ refereert naar die transmissie van ideeën die reizende tentoonstellingen en publicaties voortbracht, waarbij de beelden als autonome objecten ideeën doen migreren. De titel werd ontleend van het werk ‘Migrazione O il Volio’ uit 1969, waarbij een vlucht zwart geschilderde vogels opstijgt tegen een grijze lucht. Een Italiaanse firma benaderde onder andere Superstudio voor het ontwerpen van patronen, om te drukken op plastic laminaat en vervolgens meubels mee te verpakken. In die reeks patroonexperimenten zit ook het eerste lege grid, een screenprint van Chinese inkt op wit karton. De reeks leidt tot de eerste onderzoeken naar ‘Neutralizzazione’. De witte tegels van het ‘Superficie Neutra’ verlossen het ontwerp van de ruis van expressie en materialiteit, tot enkel zuivere intentie, ratio, overblijft. De anonimiteit van deze architectuur zet zich door binnen de Superstudio. Nooit wordt vrijgegeven welk groepslid verantwoordelijk is voor welk werk, consequent met hun zoektocht naar neutraliteit in de architectuur en autonome beelden. De entiteit Superstudio onteigent het werk van de maker en maakt de weg volledig vrij voor boodschap en betekenis, voor pure ratio. Heerlijk paradoxaal verwerft Superstudio bekendheid om de zoektocht naar anonieme architectuur, architectuur zonder architect.
In 1970 maken ze hun bekendste werken. Fantastische tekeningen en fotomontages tonen de ‘logische schoonheid’ van een monolitisch ‘monument’ dat de aarde overwoekert. Il Monumento Continuo is een gebouw op planetaire schaal, de superarchitectuur zelf als protagonist, dat zich voortplant door ongerepte landschappen en mensgemaakte metropolen doorploegt. Het monument brengt een nieuwe ruimtelijke orde die grenzen negeert en enkel richting en zwaartekracht kent. Het is de proliferatie van de autonoom geworden architectuur, die geen architecten meer lijkt nodig te hebben om ruimte te consumeren en te vervangen door witte pixels. Ook Manhattan, de belichaming van de moderne metropool, wordt opgeslokt door het doorlopende monument dat het bestaande stratenpatroon als een dikke glazuurlaag overdekt en een nieuw grid introduceert. Het platte dak vormt een vrij veld, wolkenkrabbers worden in atria ‘gebundeld’, een herstructurering die een New New York schept. ‘Keep in mind that they were being ironic’, disclaimt curatrice Chiapone-Piriou.
In datzelfde jaar 1970 bezoekt architect Rem Koolhaas (OMA) het atelier van Superstudio in Firenze. Hij wisselt er ideeën uit en onderhoudt daarna een briefwisseling met Adolfo Natalini. ‘Wonderful days are coming for architecture, be prepared’, schrijft Natalini. De uitspraak vormt de titel van een interview met Koolhaas, opgenomen in de tentoonstellingspublicatie door Veronique Patteeuw. Koolhaas vertelt in het interview dat hij niet zeker weet of hij nu fan was van het werk van Superstudio, of vooral geïntrigeerd door zijn eigen interpretatie ervan. En inderdaad, een vroeg OMA werk als ‘Exodus, or the voluntary prisoners of architecture’ (1972) valt zowel qua inhoud als in vorm te koppelen aan het werk van de Italiaanse radicalen. Architectuur wordt gepersonifieerd en handelt als maatschappijvormende autoriteit die het leven met ijzeren vuist in de juiste baan leidt. Volgens Koolhaas bestond er altijd verwarring in zijn persoonlijke lezing van het Superstudio-werk, omdat het niet duidelijk was of Superstudio maatschappijkritiek leverde in de vorm van prikkelende beelden, of positief ingesteld was en geloofde in de kracht van de architectuur en diens rol in een maakbare samenleving. Gaat het om een executie van de architect, een geloofsbelijdenis aan de architectuur, of beide? De architect is dood of de architect is god?
Stel dat we in 1970, op het moment dat Superstudio met potlood, schaar en lijm hun dictatoriale structuren op Manhattan projecteerden, even terugvliegen naar Brussel. Het in 1967 goedgekeurde Brusselse ‘Manhattanplan’ was daar toen in volle uitvoering. In de Noordwijk werden eerst dertienduizend gezinnen onteigend om daarna het 530.000 vierkante meter strekkende stadsdeel te slopen. Dit om plaats te ruimen voor de aanleg van twee zestig meter brede Superhighways die dwars door Europa snijden en in Brussel aan het Noordstation zouden kruisen. Aan de monumentale verkeerswisselaar zouden acht van de tachtig geplande kantoortorens gebouwd worden. Immense voetgangerplateaus zouden dertien meter verheven boven begane grond de torens verbinden. Het continent-grote auto-monument lijkt wel de namaakversie van een Monumento Continuo, maar dan voor New Brussels, hoofdstad van Europa. Volksprotesten, de petroleumcrisis in 1974 en algemene budgettekorten boorden het Manhattanplan de grond in. Tientallen herzieningen waren nodig, getekend door dezelfde architecten, om slechts een klein percentage van de beloftes in te lossen die werden vooropgesteld. En dat tegen het dubbele van de aangekondigde prijs.
Dit mag dan een geschiedkundige sidenote zijn, het is er wel eentje die het werk van Superstudio bevrijdt uit de gefixeerde, platgelopen paden van de gecanoniseerde architectuurgeschiedenis, en kruist met de Brusselse. Ze had het Superstudio-interieur bij CIVA binnenstebuiten kunnen keren en de stad kunnen ontmaskeren als fictieve constructie die maatschappelijke modellen formaliseert en in stand houdt. Het werk van Superstudio, opgevoerd als supermetafoor die de gemaaktheid én maakbaarheid van onze mythische stad viert, als een parel van een megastructuur. Tegelijk bloedserieus in de vertegenwoordiging van de kapitalistische mechanismen waarmee architectuur op het hoogste beleidsniveau wordt ingezet om Nieuwe Orde te scheppen, en daarbij de stadsbewoner tot machteloze figurant, als een plastieken maquettemannetje, te reduceren.
De tegenstrijdige persoonlijkheden binnen Superstudio versterken elkaar, maken de praktijk, ónze praktijk, niet eenduidig maar complex. Ze weerspiegelt zowel de moderne megalomanie als hedendaagse achterdochtigheid en zelfs afkeer van de bouwpraktijk en haar architecten. De zo gezochte hedendaagsheid van Superstudio zit in die portrettering van de bipolaire architect, verstrengeld in een haat-liefde verhouding met de architectuur die zich voordoet als oplossing voor de problemen die ze zelf veroorzaakt. De ene collage, tekening of maquette is de liefdesverklaring, de andere tekst verklaart haar de oorlog. I hate being an architect. It’s awesome.