In de zuidoosthoek van de Wieringermeer worden in een rap tempo akkers ingenomen door kassen en datacenters. De ontwikkelingen zijn exemplarisch voor wat beschouwd wordt als de ‘verdozing’ en ‘verrommeling’ van het landschap. Maar hoezeer de dozen op Agriport A7 ook lijken te breken met het Hollandse polderlandschap, in feite zijn ze niets minder dan een volgende stap in een onophoudelijk proces van intensivering van het grondgebruik dat de polder, en het Nederlandse achterland, sinds lange tijd kenmerkt. De meest fundamentele wijzigingen zijn echter onzichtbaar maar verdienen meer aandacht.
IJsbergsla
Het moet een bijzonder moment zijn geweest, ergens in het voorjaar van 2006. Naar het schijnt is er toen op één dag een slordige tweeduizend hectare grond in de Wieringermeer van eigenaar gewisseld, waarmee de basis werd gelegd voor Agriport A7, een bedrijventerrein voor agribusiness, glastuinbouw en datacenters.
Aan de wieg van deze ontwikkelingen stond het familiebedrijf Hiemstra, dat in de kop van Noord-Holland ijsbergsla teelde. Om rechtstreeks aan supermarkten te kunnen leveren, moest het aan strengere eisen voldoen. Omdat het ingewikkeld was om al hun locaties – voornamelijk kleine op- en overslaghallen in dorpen in de omgeving – hierop aan te passen, vroeg Hiemstra de gemeente Wieringermeer (nu Hollandse Kroon) of het samen met een transportbedrijf aan de A7 een hal mocht bouwen om hun activiteiten te bundelen. De gemeente stemde in op voorwaarde dat andere bedrijven zich ook op de plek konden vestigen. Hiemstra kreeg toestemming om het bedrijventerrein te ontwikkelen en zo werd de slakweker ontwikkelaar.
Een gunstig uitgangspunt was dat er voor een groot deel van de grond maar onderhandeld hoefde te worden met één eigenaar: de Rijksoverheid. En die wilde er maar al te graag van af. In de jaren dertig was de landbouwgrond inclusief de boerderijen in erfpacht uitgegeven om boeren in staat te stellen om te investeren in hun bedrijf en niet in de grond. Eind jaren tachtig werd een proces van privatisering in gang gezet, waarbij de Dienst der Domeinen als eerste de boerderijen afstootte. Om geld vrij te maken voor “meer blauw op straat”, ging aan het begin van deze eeuw onder VVD-minister Zalm van Financiën ook de grond in de uitverkoop. Vrij gemakkelijk kon Hiemstra zo het overgrote deel van de grond voor Agriport A7 verwerven, én tegen een gunstige prijs. Alleen over de boerderijen moest met de zittende boeren worden onderhandeld. In de kop van Noord-Holland kocht de slakweker nog een groot aantal boerderijen op om de boeren die hun bedrijf wilden voortzetten een alternatief te kunnen bieden. Zo voltrok zich in de polder een enorme, door private belangen gestuurde ruilverkaveling.
Omdat het de kleine gemeente Wieringermeer ontbrak aan organisatorische en financiële slagkracht werd Hiemstra gevraagd om zelf het bestemmingsplan voor het gebied op te stellen. Hoewel de gemeente hier nog wel op toezag, ontstond de opmerkelijke situatie waarin de eigenaar en ontwikkelaar van het gebied zelf de randvoorwaarden kon bepalen voor de ontwikkelingen. Dat de gemeente het initiatief omarmde had een reden: al jaren was ze op zoek naar een economische impuls voor het gebied dat door afnemende werkgelegenheid in een neergaande spiraal was beland. In juni 2006 stemde de gemeenteraad daarom ook unaniem in met het bestemmingsplan.
Tomaten en paprika’s
De provincie was akkoord gegaan met de plannen op voorwaarde dat er ook zo’n veertig hectare vrij zou komen voor glastuinbouw. Bovendien stelde ze dat de bedrijven een minimale omvang moesten hebben van twintig hectare. Omdat geen enkele tuinder zich alleen in de polder wilde vestigen, werd uiteindelijk ruim vierhonderd hectare vrijgemaakt voor negen van oorsprong Westlandse telers van paprika’s en trostomaten die tot de grootste glastuinbouwbedrijven van de wereld behoren. In de Wieringermeer kregen zij de mogelijkheid om op relatief goedkope grond verder te groeien en hun productie, die door gebrek aan ruimte in het Westland inmiddels verspreid was over verschillende locaties, te centraliseren. Net als Hiemstra bood dat hen de kans om zo de veiling over te slaan en direct aan supermarkten te leveren.
De grootte van hun kassen varieert momenteel van 20 tot 140 hectare (= 280 voetbalvelden). Ter vergelijking: de gemiddelde grootte van een glastuinbouwbedrijf in Nederland is nog geen drie hectare. Moeiteloos voegden de kassen zich in het orthogonale poldergrid. De kenmerkende, in serie gebouwde polderboerderijen zijn deels gesloopt of liggen verweesd tussen waterbassins, installaties en andere voorzieningen voor de kassen. Op de schuine hoeken van kavels zijn waterbekkens gegraven om in extra waterberging te voorzien. Aan het grootste waterbekken zijn enkele villa’s gebouwd voor de managers van de bedrijven. Saillant detail is dat voor de huisvesting van het personeel van de kassen – overwegend arbeidsmigranten uit Oost-Europa – in de eerste plannen geen rekening was gehouden.
Elektrificatie van de polder
Ingrijpende wijzigingen in de infrastructuur waren nodig om de kassen op het gas- en elektriciteitsnetwerk aan te sluiten. Omdat de lokale netbeheerder hier niet in wilde voorzien, kregen de tuinders ontheffing om hun eigen netwerk op te zetten. Zo ontstond de Energie Combinatie Wieringermeer, een particuliere netbeheerder én energieproducent. Dat laatste behoeft misschien uitleg. Om hun kassen te verwarmen maken de tuinders gebruik van warmte-krachtkoppeling, kortweg WKK. Zo’n WKK-installatie is eigenlijk een kleine energiecentrale, waarin een gasverbrandingsmotor elektriciteit genereert. De warmte en CO2 die hierbij vrijkomen worden in de kas gebruikt voor de groei van de planten. Behalve duurzamer dan gasgestookte ketels, bieden deze installaties vooral ook een goed verdienmodel: tuinders kopen gas in tegen lage tarieven, en verkopen vervolgens een groot deel van de opgewekte elektriciteit terug aan het net. Als dat vervolgens op een grote schaal georganiseerd en geoptimaliseerd wordt, zoals in de Wieringermeer, dan kunnen energiekosten enorm worden gedrukt.
De investeringen voor deze infrastructuur waren echter niet gering, dus toen het elektriciteitsnetwerk zijn maximale capaciteit dreigde te bereiken en nieuwe investeringen noodzakelijk waren, werd actief gezocht naar een grote stroomafnemer. Zo verschijnt rond 2009 de naam Parthenon in beleidsdocumenten, codewoord voor Microsoft, dat aan de A7 een stuk grond heeft gekocht voor een datacenter. De Wieringermeer is een interessante locatie voor het bedrijf vanwege de ruime beschikbaarheid van goedkope grond, een gunstig klimaat — ook politiek en fiscaal — en een betrouwbare, grotendeels ‘groene’ energievoorziening, in tegenstelling tot Amsterdam waar capaciteitstekorten dreigen. En ondanks de grotere afstand tot de internetknooppunten in de hoofdstad, beschouwt het Amerikaanse bedrijf Middenmeer gewoon als buitengebied van Amsterdam.
In de herziening van het bestemmingsplan wordt gesproken van een “symbiotische koppeling” tussen kas en datacenter, die tot een lagere milieulast zou leiden door de uitwisseling van energie en restwarmte. In 2010, nog geen jaar later, volgt een nieuwe herziening van het bestemmingsplan. Microsoft wil haar serverpark fors uitbreiden. Ook het kassengebied wordt flink uitgebreid. Inmiddels is ook Google in het gebied neergestreken. Van de beloofde uitwisseling tussen kas en datacenter is overigens nog geen sprake. Anticiperend op het dichtdraaien van de Groningse gaskraan, maken de tuinders inmiddels voor een deel van hun warmtevraag gebruik van geothermie. Intussen voorzien de datacenters zich van ‘groene stroom’ doordat ze de volledige capaciteit van het nabijgelegen windpark – Nederlands grootste op land – hebben weten toe te eigenen.
Mansholts achtertuin
Op dit moment bouwt Microsoft twee nieuwe datacenters aan de overkant van de snelweg. Precies op deze plek staat de boerderij die ooit bestierd werd door Sicco Mansholt, de naoorlogse minister en Eurocommissaris van landbouw. Als een van de eerste pachtboeren wist hij in 1938 hier een stuk grond te bemachtigen. Voor akkerboeren als Mansholt vormde de Wieringermeer het ideale bouwland. Op basis van uitgebreid wetenschappelijk onderzoek was de vruchtbare zeebodem omgezet in een productief grondvlak. De architectuur van de polder ondersteunde dit. Een orthogonaal grid van kanalen, wegen, tochten en sloten voorzag in een uiterst efficiënte organisatie van het territorium, geschikt voor gemechaniseerde landbouw.
De Wieringermeer was bovendien het product van overheidsbeleid. Alles vond onder strenge overheidsregie plaats, van de drooglegging en ontginning, tot aan de bouw van de boerderijen en selectie van de boeren. Het vormde de apotheose van een ontwikkeling die sinds het midden van de negentiende eeuw in Nederland op gang was gekomen, gericht op het ‘nuttig’ maken van grond (en arbeidskracht) ten behoeve van de nationale welvaart; een geschiedenis die zeer gedetailleerd en beeldend is beschreven door Auke van der Woud in zijn meest recente boek. Het achterland ging op de schop omwille van zijn productieve potentieel. Een opeenvolging van crises vanaf het eind van de negentiende eeuw maakte het voor de overheid noodzakelijk om zich steeds meer met deze ontwikkeling, en die van de landbouw in het bijzonder, te bemoeien. Het vaak geprezen naoorlogse landbouwbeleid van Mansholt, dat tot een ongekende modernisering van de Nederlandse en Europese landbouw zou leiden, kent zijn oorsprong in deze tijd.
In Mansholts achtertuin zet de schaalvergroting door die onder zijn bewind zo’n enorme vlucht nam en die hij in de nadagen van zijn carrière, in het licht van toenemende voedseloverschotten en opdoemende milieucrises, tevergeefs probeerde bij te sturen. Waar de Wieringermeer destijds een lichtend voorbeeld was voor de ruilverkavelingen elders in het land, is het nu zelf onderworpen aan een grondige reconstructie. Net als toen wijken in dit proces kleine boeren voor de grotere. Niet alleen de akkerboeren zijn hieraan onderworpen. Ook onder de tuinders op Agriport hebben al fusies en overnames plaatsgevonden. Gevangen in een agro-industrieel complex zijn ook zij genoodzaakt om steeds verder door te groeien, om zo concurrerend te blijven in een globale markt.
Zone
De centrale overheidsregie van weleer heeft echter plaatsgemaakt voor een neoliberale vorm van governance en grondpolitiek. In het poldergrid, dat ooit een democratische ideologie representeerde, uitgaande van gelijke condities voor elke boer, is in feite een soort ‘speciale economische zone’ ontstaan, met een afzonderlijk energiegrid, een afgescheiden waterstructuur, en een speciaal bestemmingsplan dat voortdurend wordt aangepast om tegemoet te komen aan de wensen van de bedrijven binnen de zone. Om eventuele beperkingen van bestaande ruimtelijke regelgeving weg te nemen, is de Crisis- en Herstelwet door de Rijksoverheid in stelling gebracht, waarmee inspraak van buiten de zone ook grotendeels onmogelijk is gemaakt.
Door deregulering en decentralisatie zijn bevoegdheden en verantwoordelijkheden versnipperd over verschillende overheden. In het geval van Agriport leidt dit tot een situatie waarin de Rijksoverheid actief stuurt en bemiddelt, terwijl de verantwoordelijkheid over de ruimtelijke ordening en de energiehuishouding bij lagere overheden ligt. Zo is het uiteindelijk de kleine gemeente Hollandse Kroon die, ten overstaan van grote multinationals, beslist over zaken waarvan de implicaties veel verder reiken dan de grenzen van de zone of haar gemeente alleen.
In de tussentijd breidt de zone Agriport A7 verder uit. Door de nieuwe economische activiteiten stijgen grond- en pachtprijzen en komen boeren in de omgeving steeds verder in de knel en zien geen andere uitweg dan uiteindelijk plaats te maken. Dankzij de aandacht van onder meer NRC Handelsblad en tv-programma’s als Zondag met Lubach en De Hofbar klinkt er nu ook kritiek vanuit de lokale en landelijke politiek, en worden er voor het eerst vragen gesteld of deze ontwikkelingen gewenst zijn vanuit het algemene belang.
Verrommeling en verdozing
Hoezeer met de nieuwe activiteiten ook een abrupte breuk met de geschiedenis lijkt te ontstaan, in feite is het slechts een volgende stap in een voortdurend proces van intensivering van het grondgebruik dat de polder vanaf het begin heeft gekenmerkt. Alleen is nu de bodem zelf losgelaten en fungeert het enkel nog als grondvlak. Waar ooit aardappelen en suikerbieten in de volle grond stonden, staan servers en tomaten en paprika’s boven de grond, in volledig gecontroleerde en geconditioneerde binnenruimten. De dynamiek van de seizoenen en vruchtwisseling, en het verschil tussen dag en nacht, hebben plaatsgemaakt voor het onophoudelijke ritme van ‘jaarrond’ produceren en ‘99,9999% uptime’, gedicteerd door een 24-uurs economie.
Met het loskomen van de grond zijn de nieuwe economische activiteiten ook zichtbaarder geworden, en dat stuit op steeds meer verzet. Agriport is in die zin exemplarisch voor wat beschouwd wordt als de ‘verdozing’ en ‘verrommeling’ van het landschap. Echter, de dozen op Agriport zijn enkel de driedimensionale manifestatie van de geoptimaliseerde landbouwkavel en bouwen voort op het extreme rationalisme en economisch denken dat ten grondslag lag aan het ontwerp van de polder.
Los daarvan, is het nog wel productief om dit soort ruimtelijke constellaties in landschappelijke termen te duiden? Het idee van een landschap veronderstelt een buiten waarvan het met een zekere afstand kan worden aanschouwd, gevat en ingekaderd. Maar bestaat dat buiten nog wel? Glasvezel heeft van de Wieringermeer Amsterdam-Noord gemaakt. De polder is nog meer dan het al was, onderworpen aan de logica van de stad.
De datacenters en kassen zijn hier de directe, en meest in het oog springende weerslag van. Minder zichtbaar, maar veel fundamenteler zijn de veranderingen die zich in of onder de grond hebben voltrokken. Hoewel losgekomen van de bodem, zijn de nieuwe activiteiten nog steeds in verregaande mate door hun grondvlak bepaald, door wijzigingen in eigendomsverhoudingen, ruimtelijk-juridisch kaders en de infrastructuur. Ze vormen niet alleen de rechts- en bestaansgrond van de nieuwe ontwikkelingen, maar bepalen ook onder welke voorwaarden ze plaatsvinden, wie er toegang tot heeft, en hoe uiteindelijk maatschappelijke baten en lasten worden verdeeld. In de zoektocht naar een omgang met de transformatie van het achterland, die nog maar net goed en wel op stoom is gekomen, is, meer dan voor de dozen alleen, aandacht nodig voor de condities waaronder ze tot stand komen.