Afscheid nemen van de architectuur om de rest van zijn carrière te tonen wat de slagkracht van architectuur kan zijn. Dat is wat de Belgische architect Luc Deleu met zijn T.O.P. office sinds 1970 lijkt te willen doen. Vijftig jaar later blikken, jonge en oude collega architecten terug op het indrukwekkend oeuvre middels de tentoonstelling Future Plans bij het Vlaams Architectuurinstituut in Antwerpen en een gelijknamig boek. Jeroen Visschers las de publicatie en vroeg zich af of de terugblik tegelijkertijd ook een blik vooruit is op een wereld waarin architectuur en wereldstedenbouw – een begrip dat Luc Deleu introduceerde – de stekelige maatschappelijke uitdagingen bevraagt.
Veelstemmige voorstellen
Voor het boek Luc Deleu & T.O.P. office. Future Plans 1970-2020 kregen de samenstellers Peter Swinnen en Anne Judong onbeperkte toegang tot de archieven van T.O.P. office, het Antwerpse bureau opgericht door Luc Deleu en zijn vrouw Laurette Gillemot dat waanzinnig productief en vrij bewegend tussen de disciplines architectuur, stedenbouw en kunst al ontwerpend de wereld telkens opnieuw en anders probeert te beschouwen. Daardoor stonden Swinnen en Judong voor de ogenschijnlijk onmogelijke taak om uit al dat materiaal, variërend van ongebouwd werk, in de vorm van observaties vastgelegd op dia, schetsvoorstellen en installaties, tot architectuur in fysieke vorm, het substraat te destilleren. Ze kozen 63 werken die als gemeenschappelijke deler het vermogen bezitten om een ‘toekomstplan’ te zijn, of impliceren dat te zijn. Voor de publicatie nodigden ze vrijwel evenveel auteurs uit of selecteerden zij artikelen die deze werken duiden. Hierdoor ontstaat een intersubjectieve blik op het oeuvre die in haar veelstemmigheid begint te resoneren met T.O.P. office’s maatschappelijke agenda. Een agenda die parallellen vertoont met de wilskracht tot verandering op wereldschaal van architecten die zich evenmin lieten beperken door het keurslijf gedicteerd door hun professie, denk aan, Yona Friedman, Buckminster Fuller, Archigram en Superstudio.
Waar Swinnen en Judong spreken van ‘toekomstplannen’ om het werk te duiden, spreekt Luc Deleu zelf van ‘voorstellen’. Over de eerste werken van T.O.P. office zegt hij bijvoorbeeld: ‘Alles begon met een reeks voorstellen voor een nieuwe leefwijze en een fris stedelijk en maatschappelijk kader waarbinnen toekomstige stedenbouw en architectuur zich kunnen ontwikkelen’. Het begrip ‘toekomstplan’ is inderdaad een lastige omschrijving. Het woord ‘plan’ suggereert een uit te rollen blauwdruk maar de veelvormigheid van de vele voorstellen, suggesties, observaties en installaties sluiten een enkele handleiding die toegang geeft tot de toekomst uit. Vaak wordt het werk van Luc Deleu in een adem genoemd met begrippen als utopisme of idealisme. Zo wordt in publicaties over zijn Orbanistisch Manifest en de daarmee verbonden voorstellen voor stadsontwikkeling steevast gesproken over ‘utopisch-anarchistische stadsimplementaties’ en het idealisme van het werken aan en naar ‘manifesten’, maar nauwkeurig beschouwd scheren die begrippen utopie en idealisme langs de agenda van het werk heen zonder het te raken. Zeker, er is een utopisch moment zichtbaar in Luc Deleu’s werk. Immers, architectuur (en stedenbouw) impliceert altijd een hoop dat middels het ontwerp op een betere toekomst mogelijk is, hoe klein de verbetering tussen heden en toekomst ook is. Die montere en vaak vrolijke houding zien we in de wijze waarop T.O.P. office gevraagd en ongevraagd ons instrumenten voorschotelt die een nieuwe wereld mogelijk maken.
De Triomfboog
De manier waarop de instrumenten werken, is vaak niet in een enkele beschrijving te duiden. Bekendheid genieten Deleu’s vele ‘monumentale’ projecten met havencontainers. Zijn eerste project in die serie was in Neuchâtel waar hij in 1983 drie containers opstelt als een grote triomfboog, een welbekende architectonische typologie. De havencontainer roept associaties op met de rauwe verschijningsvorm van havensteden zoals de thuisstad van T.O.P. office, en is in zijn vormgeving geheel afgestemd op efficiënte stapeling, schakeling en mobiliteit. Net zoals architectuur is de container verbonden met ordening en het proces van ordenen. De triomfboog in Neuchâtel brengt echter deze ogenschijnlijke logica van de ordening aan het stotteren. De twee verticaal geplaatste containers vormen twee zuilen waarop de derde container rust. Echter de horizontaal geplaatste container lijkt te zweven, de twee andere containers nauwelijks aan te raken. Het figuur dat ontstaat is a-tectonisch doordat slechts de hoeken van de container ongemakkelijk rusten op de ondersteunende zuilen.
Daarmee wordt de bouwkundige logica van de architectuur van de triomfboog ondermijnt. Gelijktijdig wordt de relatie tussen triomfboog en infrastructuur aan het wankelen gebracht, de verhouding tussen monument en de stad en de betekenis ervan. Waar de ongemakkelijk constructie verliest aan zekerheid, wint het aan betekeniskracht. Immers het maakt plots allerlei interpretaties en associaties los. Die methode om de interpretatie van onze gebouwde omgeving te ontdoen van een vast fundament en te laten wankelen, zet de deur open naar veel meer duidingen en lijkt de receptuur te zijn waarmee T.O.P. office architectuur inzet. Omdat die methode in alle 63 projecten toegepast wordt, zijn de vele beschouwingen in het boek divers; er is niet één enkele lezing. Het boek vormt zo een catalogus aan mogelijke beschouwingen – vaak in de vorm van persoonlijke observaties, verhalen en associaties – van het omvangrijke oeuvre.
Methode
Een andere blik die Deleu ons biedt is gericht op onze leefomgeving. Spiegeling, symmetrie, verdubbeling en de opzettelijke verstoring hiervan vormen veelal de methodes waarop T.O.P. office onze maar al te vertrouwde blik destabiliseert om ruimte te maken voor nieuwe handelingsperspectieven. Het daagt eenieder uit die betrokken is bij de vormgeving van onze leefomgeving, van architecten en stedenbouwkundigen tot beleidsmakers en gebruikers. Centraal staat het geloof dat een andere toekomst mogelijk is, dat de belofte van de toekomst al besloten ligt in het heden. Dat maakt zijn werk, hoewel vaak geassocieerd met het werk van Buckminster Fuller, Friedman en Constant Nieuwenhuys, anders. Het gaat namelijk niet om een verbeelding van de toekomst of om een toepassing van ‘future technology’, zoals bij bovengenoemde ontwerpers. Bij Deleu zijn de betekenissen van voorafspiegelingen van mogelijke toekomsten geen toekomstvisies, maar ‘werkelijke’ projecten als potentiële toekomstplannen die anderen in staat stellen de toekomst tot uitvoer te brengen.
In een poging om de praktijk van T.O.P. office te duiden wordt naar enkele andere hedendaagse publicaties verwezen die spreken over ‘ontwerpend onderzoek’. ‘Ontwerpend onderzoek’ zoals dat in de ontwerpwereld vaak begrepen wordt, heeft het karakter van ontwerpmatig handelen en denken: het zet de verbeeldingskracht van het ontwerp in om mogelijke toekomsten aan het heden te ontvreemden. De vraag is of het begrip ‘ontwerpend onderzoek’ recht doet aan de praktijk van T.O.P. office. Ik ben van mening dat het tekort doet aan het dubbelzinnig kritisch karakter van die praktijk.
Kritiek
Als Deleu in 1979 De Laatste Steen van België legt, is dat een kritiek op de bouwdrift in België en blijkt het startpunt te zijn van wat later het Orbanistisch Manifest zal gaan heten. Met de steen beschouwt Deleu België als voltooid. Toenemende mobiliteit en communicatie zou een nomadische levensstijl mogelijk maken als tegenhanger van een sedentaire levensstijl die vooral meer gebouwde vierkante meters nodig heeft. Daarmee markeert de steen ook de kritische houding van T.O.P. office ten opzichte van de nalatenschap van het modernisme. Met name het modernisme dat staat voor een ongebreideld geloof in de toekomst dat bereikbaar is met planmatig uitbreiden, uitbouwen, vernieuwen en verbeteren. Interessant is hoe Deleu in zijn kritiek refereert naar het werk en de houding van Le Corbusier als icoon van het modernisme en deze dubbelzinnig tot uitdrukking brengt. Luc Deleu past een methode van verstoring toe door spiegelingen, verdubbelingen, rotaties toe te passen zodat het in de interpretatie van de plannen lijkt of de middelen van Le Corbusier ingezet worden tegen een modernistische planningsdoctrine.
Zo ontdek je in het ontwerp dat Deleu maakte voor de Hollainkazerne in Gent Le Corbusier’s Unité d’Habitation liggend op haar zij. Beelden uit Le Corbusier’s Chandigarh zijn terug te vinden in de De Onaangepaste Stad (waarvan in Future Plans delen zijn opgenomen). Altijd zet Deleu de zaken op zijn kant. De dubbelzinnigheid schuilt in de door Deleu vaak uitgesproken hommage aan Le Corbusier en de tegelijkertijd gedestabiliseerde of verstoorde inzet van typologieën zoals de Unité of modernistische theorievorming van Le Corbusier.
Het plan Octopus, onderdeel van De Onaangepaste Stad, vormt daar een illustratie van. De ordening van de woonblokken op een schaal van Le Corbusier’s Plan Obus in Algiers worden hier doorsneden, verbogen en onderbroken tot ze samen met de infrastructuur een complex, ambigue te duiden figuur gaan vormen. Lezen we hier een commentaar op de stedenbouw van Le Corbusier of zien we de inzet ervan voor een duurzamere toekomst? De verhouding van Octopus tot het maaiveld, slechts in de abstractie van een luchtfoto aanwezig, doet vermoeden dat gezocht wordt naar een andere omgang met de letterlijk schaarse Aarde. En hier is het de ‘future’ uit ‘future plans’ die aan de orde komt.
Mens en Aarde
De omgang met de ‘mens’ en de ‘Aarde’ vanuit de gedachte van schaarste is een centraal thema van het Orbanistisch Manifest. In de begeleidende tekst bij de tentoonstelling schrijft Luc Deleu: “Buckminster Fuller leerde mij wat leven is op Ruimteschip Aarde.” De steeds groter wordende schaal van de opeenvolgende projecten uit De Onaangepaste Stad laten steeds meer grondoppervlak vrij. Deleu spreekt van een stedenbouwkunst op planetaire schaal. Geconfronteerd met het hedendaagse vraagstuk van toenemende schaarste en de uitputting van de Aarde krijgen de Future Plans plots een extra betekenislaag. Dan gaat het niet om het tot uitvoer brengen van deze plannen, maar tot het stellen van de vraag of de inzet van de methode van T.O.P. office – de verstoring van de bestaande ordening van onze leefomgeving om daaruit nieuwe startpunten aan te ontlenen – ons vooruit kan brengen, weg uit de wurggreep van ongebreidelde groei en honger naar meer.
Open einde
De publicatie in pocket formaat met dito papier en bindwijze geeft geen enkelvoudige duidingen van het werk van T.O.P. office, maar biedt aanleidingen om de archieven van Deleu & T.O.P. office nader te bestuderen om op zoek te gaan naar beroepshoudingen waarmee we de leefomgeving van de toekomst tegemoet kunnen treden met een zelfde soort monter optimisme en vrolijkheid die het werk van T.O.P. office kenmerkt. Dan is het ook bijzonder prettig dat de projectbeschouwingen die vaak een tot twee pagina’s beslaan, door hun open karakter eerder aanleiding vormen voor verdere eigen interpretatie, dan dat het hermetische reflecties zijn die elke betekenis of associatie buiten het aangeboden raamwerk uitsluiten. Dat open karakter sluit volgens mij perfect aan op de wens van Deleu & T.O.P. office zoals Swinnen en Judong dat optekenen voor een vrije wereld die wacht om bewoond te worden op een zeer persoonlijke en daarmee inventieve wijze. Ook de lezer van Future Plans zal het boek moeten lezen vanuit een zeer persoonlijke belangstelling en de beschouwingen op persoonlijke en inventieve wijze zélf moeten voortzetten.