De architect-kunstenaar Jacques Moeschal zag het tijdens zijn leven groots en futuristisch. Overtuigd van het potentieel van de auto ontwierp hij menige monumentale sculpturen die hij langs autostrades neerpootte. Eenvoudig van vorm, en ergens tussen pop-art en minimalisme laverend in, zijn het kathedralen van sculpturen. In Bozar overziet een tentoonstelling de erfenis van deze pionierende, doch ietwat miskende gigant.

Signals # Zellik, 2021 / Jacques Moeschal / foto Kasper Akhøj
Belgen zijn autoliefhebbers, met 5.888.589 stuks in augustus 2020 op een bevolking van 11,46 miljoen. Werknemers wordt al snel een wagen onder hun zitvlak geschoven als extraatje, in plaats van een abonnement op het openbaar vervoer. Het levert op de belastingbrief bovendien een enorm fiscaal voordeel op!
Mijn wagen, mijn vrijheid? De Belgische liefde voor de voiture resulteert ook in flink wat miserie. Dagelijks staat de ring rond Brussel vol en stinkend stil. Die files brengen uiteraard luchtvervuiling mee. Alleen al in Brussel stierven 950 mensen in 2018 door de slechte kwaliteit. Naast verkeersagressie en ongevallen, sterven in België jaarlijks bovendien ongeveer 650 mensen op de weg, een veelvoud daarvan is voor het leven verminkt.
Over bovenstaande en van al die zorgwekkende cijfertjes lezen we (gelukkig?) niks bij Bozar in Brussel, maar ze spelen gedurende de tentoonstelling wel in mijn achterhoofd. Op de tentoonstelling over Jacques Moeschal zijn immers nogal wat kilometers wegdek te zien, in foto’s, maquettes en meer. De kunstenaar-architect-beeldhouwer Jacques Moeschal (1913-2004) was bij zijn leven een fervente auto-fan en een groot deel van zijn werk lijkt het vrijheidsbeeld te eren dat we ook vandaag nog in autoreclames steevast door de strot geramd krijgen. Maar dat is slechts ten dele waar. Moeschal leefde ten eerste in een ander tijdperk gekenmerkt door een onbegrensd geloof in de maakbaarheid van de samenleving. Ten tweede wilde hij de zaken voor de automobilist vooral ‘aangenamer maken’. Eerst opgeleid als architect en later als beeldhouwer aan de Brusselse Koninklijke Academie voor Schone kunsten, staat Moeschal geboekstaafd als een pionierende ‘kunstenaar-architect’ op het gebied van ‘snelwegkunst’.

Jacques Moeschal tijdens de realisatie van Signal Mexico, 1968 / foto uit archief Jacques Moeschal
Hoewel veel van zijn werken op het netvlies van zowat elke Belg gebrand staan, is zijn naam bij het grote publiek onbekend. Alle lof voor de curatoren Angelique Campens en Architecture Curating Practice om deze visionair op te diepen, te onderzoeken en dermate uitgebreid te documenteren dat de tentoonstelling lijkt op een oeuvre complète. Met deze tentoonstelling plaatsen zij Moeschal eindelijk in het spotlicht dat hij tijdens zijn leven moest ontberen. Hoewel hij in de publieke ruimte werkte en zijn arbeid door iedereen gezien kon worden, was het museum in zijn tijd toch een andere ruimte. Zijn werk had indertijd misschien meer wat van een ornament, een illustratie of een versiering, terwijl het vandaag de dag wel de status van ‘echte kunst’ wordt toegedicht.
Moeschal realiseerde heel wat sculpturen in de publieke ruimte van Brussel. Wanneer ik door de expo struin, verbaas ik me keer op keer hoeveel werken ik van hem ken. Ze zijn er immers. Gewoon, in mijn dagelijkse leven en zijn in de stad. Toch had ik nooit vermoed dat deze ornamenten van zijn hand waren! De sculptuur/ fontein aan de Zuidertoren, de metalen beelden aan de Naamsepoort op de Brusselse ring, het stalen embleem van de – momenteel in verbouwing verkerende – Parking 58, de muursculptuur De Negen Provincies, zo zichtbaar van het administratief strand bij Pacheco: allemaal van hem! Aan de hand van wel duizenden documenten – schetsen, technische tekeningen, foto’s, maquettes, schaalmodellen van sculpturen, televisiereportages en dies meer – wordt hier een bijzonder coherent en compleet beeld opgehangen van een van België’s ietwat vergeten helden. Doorheen de tientallen zalen is er ook tekst, heel veel tekst, kilometers tekst; een tentoonstelling als een boek.

Licht sensor, Negev, Israël / Jacques Moeschal / Untitled (JM01) / foto Barney Kulok, 2019
“La route est le signe le plus frappant du degré du civilisation d’un pays (1)” schrijft Moeschal in 1959 in zijn ongepubliceerde rapport/ manifest Routes des Hommes. Is het daarom dat hij in zijn leven tientallen betonnen monumentale sculpturen aan de rand van snelwegen in voornamelijk België, maar ook in Mexico en Israël realiseerde? Moeschals Signalen maken deel uit van het publieke erfgoed. “Mijn sculpturen moeten niet ingewikkeld zijn en kennen niet meteen echt inhoud,” zegt hij zelf in een in de tentoonstelling opgenomen televisiedocumentaire uit 1964, “daarom zijn hun vormen niet te vergezocht, abstract en ook en passent duidelijk herkenbaar”. En inderdaad: deze mastodonten moeten de rollende voorbijgangers amuseren, verbazing opwekken en entertainen. Ze zijn imposant, sensueel en stralen positiviteit uit. Moeschal zelf erkent in zijn tekst Routes des Hommes de tristesse van de snelweg en schrijft dat landschaps- en tuinarchitecten alsook kunstenaars die droefgeestigheid kunnen doorbreken. Door mooie beplantingen langs de rijstroken aan te leggen en door het plaatsen van sculpturen in dat decor. Zodoende kunnen deze vakmensen rust en sereniteit voor de automobilist aanbieden.
Die ingesteldheid, die vibe resoneert in alle werken van Moeschal en galmt ook doorheen het parcours van Bozar. En wat een plezier is dat niet! Een van zijn bekendste Signalen staat in Zellik op de intersectie van de autoroute Brussel-Oostende. Het is een 23 meter hoge betonnen sculptuur die in 1963 ter plekke werd gegoten in houten kisten die balanceerden op een indrukwekkend staketsel. Vandaag maakt een passage langs deze sierlijk gekrulde sculptuur aan de rand van Brussel – een C als ware het een stukje van de ring van Moebius – me nog altijd blij. En dat was precies waar de kunstenaar-architect op mikte. Niets meer en niets minder. De Deense kunstenaar/ fotograaf Kasper Akhøj maakte er voor de tentoonstelling een nieuwe reeks portretten van, gevat in sierlijk zwart-wit. Ontdaan van menselijke aanwezigheid – en van auto’s! – hebben zijn beelden iets onwezenlijk nostalgisch, iets treurigs haast. Het lijkt wel dat deze autostrades, die toch gemaakt zijn ter verheerlijking van de auto en zo sterk het geloof in de maakbaarheid van de toekomst wilden uitstralen, nu verworden zijn tot boulevards of broken dreams.

Signal voor de parking van de Twee Poorten, Brussel / Jacques Moeschal
Ook de Signalen in het Belgische Aalbeke en Hensies, en elders op de wereld in Mexico (lang de Route de l’amistad, de Weg van de vriendschap) en Israël (Mitze-Ramön in de Negevwoestijn) doen nog dagelijks dapper hun taak. Veel van zijn prachtig ontworpen Signalen voor autostrades in onder meer Zeebrugge, Zwijndrecht, Brussel, Louvain-la-Neuve, Nurenberg, München, Dover en zelfs in Iran haalden het niet.
In België hadden de wegen er heel anders uit kunnen zien, mochten de politieke structuren Moeschal niet zo moeilijk gemaakt hebben. Daarover heeft hij het overigens al in 1959 aan het einde van zijn manifest: “Il est de plus haut point que la Belgique ne soit pas frustrée de cet apport artistique et si la première réalisation devait être retardée par des considérations financières, nous proposons de rendre public ce rapport.” (2) Zijn rapport werd echter nooit openbaar gemaakt.
Bij Bozar krijgen ook andere voorstellen van Moeschal die nooit gerealiseerd zijn ruime aandacht. Zo won hij in 1991 de eerste prijs in de competitie voor een nieuw ontwerp van de Brusselse Financietoren. Het markante voorstel van Moeschal was een 145 meter hoge fresco in ceramische tegels die de externe, betonnen liftschachten van de wolkenkrabber zouden sieren en zo een contrast moesten vormen met de achterliggende glazen façade van het gebouw. Moeschal leefde in tijden van het geloof in de auto als vooruitgang, alsook in tijden van kolonisatie. In de jaren vijftig deed hij enkele voorstellen voor gebouwen in Congo. Zijn futuristische en vleugellichte ontwerpen voor een kerk in Kwilu-Ngongo (circa 1954, een samenwerking met Henry Lacoste en Valéry De Wilde) en een koninklijke residentie in Banane (1956) zagen echter nooit het licht.

De negen provincies, Kruidtuinlaan, Brussel 1969 / Jacques Moeschal
Enkele werken van Moeschal zijn in de loop van de tijd vernield. Het meest tot de verbeelding sprekende is zonder twijfel de Pijl van de Burgerlijke Bouwkunde, een pronkstuk van de Brusselse Expo 1958 en zowat het bekendste bouwsel na het Atomium. Dit baanbrekende ontwerp (dat ook een symbool van de Belgische hoofdstad had kunnen zijn) ontwierp Moeschal samen met de ingenieur André Paduart en de architecten Jean Van Doosselaere en Gustave Moussiaux. Baanbrekend: de samenwerking van deze heren verkende en illustreerde de enorme mogelijkheden van boogvorming in de architectuur. Het integreerde op een eerder ongeziene wijze architectuur – het paviljoen van de civiele techniek – met vooruitstrevende en gedurfde abstracte beeldhouwkunst. Bovendien toonde het aan het eind van de jaren vijftig de enorm geavanceerde mogelijkheden van gewapend beton. Helaas werd na de wereldtentoonstelling het fabelachtige gebouw nauwelijks onderhouden en ging het in 1970 tegen de vlakte om plaats te maken voor – jawel – een parking!
Doorheen het parcours in Bozar verandert de kleur van het tentoonstellingsdesign. Bij aanvang zijn de tafels nog knaloranje, en tegen het einde slechts vaag roze. De vorm blijft hetzelfde – grote gelakte houten panelen op dunne glanzende metalen poten – maar in elke zaal verschiet de kleur… ze lijken verbleekt te zijn door het vele zonlicht. Voor mij wijst dit op de vergankelijkheid van de dingen. Ik lees er ook een subtiele kritiek in op dit fenomenale oeuvre. Hoewel het de tand des tijds met glans heeft doorstaan, lijkt het immers van een compleet ander tijdperk te getuigen. Eentje dat al ver achter ons ligt.