Sinds 1980 wordt om de twee jaar in Venetië een architectuurbiënnale georganiseerd in de Giardini en in andere delen van de stad. Wat begon als een interessante gebeurtenis, is uitgegroeid tot een van de schadelijke factor voor het leven in de stad. Ontwerpers en critici pretenderen het actuele discours te presenteren, uiteindelijk maken ze gewoon deel uit van de toeristenindustrie die van de stad een sneller stervend geheel heeft gemaakt. Dit moet veranderen.
Volgens demografisch onderzoek van de gemeente is in de afgelopen decennia de bevolking van Venetië sterk afgenomen. Woonden er ooit 250.000 mensen in de stad, nu is het aantal hooguit een vijfde daarvan. Appartementen in het historisch centrum worden opgekocht en opgeknapt ten behoeve van speculatie dan wel als belegging door de nieuwe bezitters uit de grote Italiaanse steden en uit het buitenland. Deze nieuwe eigenaren nemen niet deel aan het leven van de stad, maar hebben het leefklimaat wel radicaal veranderd. Zij doen geen boodschappen maar willen shoppen. De oorspronkelijke bewoners en hun kinderen worden door de neoliberale woningpolitiek uit de stad verdrevenen en moeten elders huisvesting zoeken. Meestal vinden ze die in het nabijgelegen Mestre, soms zelfs in de industriewijk Marghera. Alleen de ouden van dagen blijven in de stad wonen. Waar ooit kruidenierswinkels, bakkers, de slagerijen en andere voorzieningen voor de lokale bevolking waren, zijn nu dure restaurants en toeristenwinkels verschenen. Een monocultuur is ontstaan en verarmt de lokale grond geheel.
De grote veranderingen die in de stad hebben plaatsgevonden – vaak in het kielzog van de biënnale – zijn op een hand te tellen. De fysieke stad heeft weinig of geen profijt van het event in de Giardini, behalve dat er meer vaarverkeer naar de locatie gaat, maar dit brengt weer andere problemen met zich mee, Canal Grande kan niet meer boten aan. De biënnale is ook geen versnellende katalysator van grote werken. Te denken valt aan het Project Mosé (2003-2020), het ‘Deltawerk’ dat de lagune en de stad tegen de vaak voorkomende hoge vloed moet beschermen en al in de jaren tachtig door de civiele ingenieur Alberto Scotti werd bedacht. Of de grote bruggen: de stad heeft altijd problemen met de grote bruggen gehad die als knelpunten in de stad liggen.
Een eeuw geleden werd de ijzeren hulpbrug naast de Accademiabrug na de restauratie van die houten brug weer weggehaald omdat de beeldwerking niet paste bij de oude stad. In 1985 werd door de Biënnale een prijsvraag voor een nieuwe Accademiabrug uitgeschreven. Dat was in feite slechts een theoretische exercitie, maar deze had in ieder geval met de stad te maken. Pas in 1999 kreeg Santiago Calatrava de opdracht om een verbinding tussen het treinstation en het busstation op Piazzale Roma te ontwerpen. De gladde glazen brug krijgt sinds de opening in 2008 veel kritiek te verduren, ze zou niet alleen onnodig zijn, maar ook voor ouderen moeilijk begaanbaar.
Natuurlijk is de biënnale altijd een geënsceneerde happening geweest. Vanaf 1980 al, maar na ‘la presenza del passato’ met de interessante ‘strada novissima’ is er geen sociale of culturele noodzaak geweest om de happening op zo’n delicate plek te organiseren. Vanaf het begin konden ‘geïnspireerde’ beroemdheden en andere roemzoekers door de Giardini slenteren en zich verwonderen over de stand van de architectuur.
Het is ‘the place to be’. Om de twee jaar trekken we een strak gezicht en pretenderen we werkelijk echte problemen voorleggen aan een culturele elite die lijkt te glimmen van zelfbewustzijn. In het begin werd er nog een band met de stad gezocht, lokale historici werd gevraagd om delen van de biënnale in te vullen, maar ook op de biënnale heeft er een versterkte internationalisering plaatsgevonden. Globale problemen die weinig met de stad Venetië te maken hebben, worden aan de orde gesteld. Het specifieke is naar de achtergrond verdreven en de stad zelf is niet meer dan een ‘backdrop’ voor een intelligentsia die zich minder door de feiten, maar meer door de mogelijkheid van reflectie laten leiden.
Ook is er geen sprake van een situationistische vagebondage wanneer de bezoekers aan de architectuurbiënnale de stad binnenvallen. Geen sprake van je laten overrompelen door het onverwachte. In feite is alles reeds bekend en alleen het bekende wordt gezocht. Met onze mobiele telefoons en gestreste ideeën kunnen we onze weg blind vinden. We kijken alsof we alwetend zijn, maar de onwetendheid is alledaags en alomtegenwoordig.
Laten we eens kijken naar de werkelijkheid. De stromen van toeristen van grote cruiseschepen en de enorme hoeveelheid architecten die de binnenstad in de zomermaanden overspoelen – en niet alleen dan want de architectuurbiënnale organiseert thans het hele jaar door activiteiten, mengen zich nauwelijks maar verhogen gezamenlijk wel de druk op de stad en haar bewoners. De dagjesmensen, voorzien van lunchpakketten, blokkeren overdag het verkeer in de stegen en gaan zelden naar de architectuurbiënnale, terwijl de bezoekers van de architectuurbiënnale overdag nauwelijks het tentoonstellingsterrein verlaten. Slechts ’s avonds trekken zij de stad in om ergens te gaan eten en vervolgens luidruchtig van de nacht te genieten. Het grote verschil tussen deze twee bezoekersstromen? Deze laatsten pretenderen dat ze de stad bezoeken met goede bedoelingen.
Zou het niet beter zijn om de architectuurbiënnale geheel af te schaffen omdat zij na veertig jaar haar waarde heeft verloren? Of ergens anders te houden? Op een locatie die minder wordt aangetast door deze presentatie van ego’s? Een locatie waar zo’n onderneming duurzamer zou zijn en minder nadelig voor de lokale bevolking? Staan allen die profijt hebben van de Biënnale – politici, beleidmakers, organisatoren, multinationals, buitenlandse regeringen, de toeristenbranche, e.d. – stil bij de consequenties van hun doen en laten?
Geef Venetië terug aan een bevolking die om het leven van de stad geeft. Die een logische schakel wil vormen tussen verleden, heden en toekomst. Maak niet de echte Venetianen tot slachtoffers van de internationale toeristenindustrie, en verdrijf ze niet naar Mestre of Mirano.
In plaats van een oppervlakkige cultuur te creëren door het gelukkige huwelijk van geld en ‘geweldige’ ideeën, moeten we de lokale en de dialecten van de plaats respecteren, zoals op veel van de afgelopen architectuurbiënnales werd bepleit. Maar dat respect is oppervlakkig als we geen rekening houden met de consequenties van die gebeurtenis op de plek zelf. Wanneer erkennen architecten, planners en cultuurcritici dat eindelijk? Ik besef dit: het zijn ‘parole nel vuoto’ en architecten praten niet ‘ins Leere’ (om met Loos te spreken).
Laten we duidelijk zijn: Venetië is niet meer de plek voor zomerscholen, geen klaslokaal voor allerlei internationale universiteiten en geen plaats voor grote tentoonstellingen die niets met de stad te maken hebben. Venetië houdt ons een spiegel voor, maar we moeten wel in staat zijn ons in dat beeld te kunnen herkennen. Velen geven er de voorkeur aan hun kop in het zand te steken. Er is maar één oplossing: al die activiteiten afschaffen die de oorzaak zijn van alle schade. De stad is al een museum op zich en door er nog meer culturele activiteiten te ontwikkelen wordt het leven van de lokale bevolking nog moeilijker gemaakt. Vermijd het probleem en maak het niet groter: boycot de biënnale en maak een einde aan de verdere vulgaire Disneyficatie! Met een bezoek aan Venetië en aan de biënnale ben je geen onderdeel van de oplossing maar een substantieel onderdeel van het probleem. Laat dat doordringen.