Recensie

Dutch Design Week: Balanceren tussen hoop en vrees

Dutch Design Week (DDW) 2021 liet zien hoe we naar een andere werkelijkheid kunnen bewegen langs de bakens van hoop. Kan een optimistische ontwerphouding ook samengaan met melancholie?

Labyrint in het Klokgebouw tijdens DDW / Floris Alkemade / foto Cleo Goossens

Labyrint in het Klokgebouw tijdens DDW / Floris Alkemade / foto Cleo Goossens

Het is een druilerige donderdagmiddag als bezoekers van de Dutch Design Week in het Hare Hachi Bu Dorp witte sportsokken aangereikt krijgen van ontwerper Arne Hendriks. Wat volgt laat zich misschien nog het beste omschrijven als een animistisch ritueel. Op een levende dansvloer van mycelium – het netwerk van schimmeldraden van paddenstoelen – deint een vrolijke menigte op vieze sportsokken mee op de ritmische klanken van dj Joost van Bellen. Het is een absurdistisch tafereel met een serieuze boodschap: we zullen onze relatie tot de aarde radicaal moeten herdefiniëren. Is dit hoe we plezier kunnen beleven aan het veranderen van richting?

Wie de Dutch Design Week dit jaar bezocht kon er niet omheen: het Hare Hachi Bu dorp dat is opgebouwd door Arne Hendriks en een collectief van kunstenaars. Het is een oefenterrein om te leren wat het betekent om als samenleving een stap terug te doen. Als een klein gallisch dorpje, dat kleurrijk afsteekt tegen de glanzende nieuwbouw van Strijp-S, staan elf afgedankte tuinschuurtjes opgesteld in een kring. De tentoongestelde kunstprojecten in de schuurtjes nodigen de bezoekers uit om op verschillende manieren te ervaren hoe het is om genoegen te nemen met minder. Zo is er een museum voor lowtech dat, als tegenhanger van het zoeken naar technologische oplossingen voor grote problemen, laat zien hoe we met eenvoudige middelen veel kunnen bereiken. In het midden van het dorp staat een toren die is opgebouwd uit mycelium, blokken organisch materiaal die zijn overwoekerd door schimmeldraden. Het staat symbool voor de zoektocht naar een symbiose tussen menselijk handelen en niet-menselijke interacties: bezoekers zetten al dansend een proces van microbiële activiteit in gang en van de paddenstoelen die groeien uit de toren wordt in een van de tuinhuisjes soep gekookt.
Het project leert ons te leven binnen de grenzen van de natuur door te putten uit de filosofie van zelfredzaamheid en een diepgeworteld verlangen naar minder. Want dat is waar Hare Hachi Bu volgens Hendriks over gaat. Zoals hij het op DDW-tv verwoordde: “het is een Japanse term die uitdrukking geeft aan het principe dat je niet moet eten tot je niet meer kunt, maar tot je geen honger meer hebt.” Oftewel: een advies om ruimte over te laten.

Hare Hachi Bu dorp op het Ketelhuisplein tijdens DDW

Hare Hachi Bu dorp op het Ketelhuisplein tijdens DDW / Arne Hendriks / foto Max Kneefel

Hare Hachi Bu sluit naadloos aan op het overkoepelende thema van de Dutch Design Week dit jaar: ‘The Greater Number’, wat gaat over de zoektocht naar het betere aantal. Het is een oproep om onze manier van produceren en consumeren binnen de grenzen van het aardse systeem te brengen. Door de onhoudbare focus op eeuwige groei te verruilen voor een ander doel: het gedijen door te streven naar minder. Het is in die zin een cultureel antagonisme met ons westers denken waarin accumulatie alles betekenend is geworden. ‘Hoeveel is genoeg?’ werd eens gevraagd aan Andrew Carnegie, een steenrijke staalmagnaat. Zijn antwoord luidde: ‘just a little bit more’. Zijn antwoord is tekenend voor ons denken dat gekoloniseerd is door de idealen van groei en vooruitgang. Diezelfde idealen hebben ons aan de rand van de afgrond gebracht en geleid tot een onstilbare honger naar meer. Een doodlopend pad, zo weten we nu.

Om het hoofd te bieden aan de verwoestende effecten van antropogene klimaatverandering moeten we afscheid nemen van onze hyperfocus op groei. Maar kunnen we ook betekenis vinden in het streven naar minder? Als je het Hendriks vraagt wel. “Ik wil graag verlangen naar minder, niet alleen omdat het moet, maar ook omdat we veel plezier kunnen beleven aan de nieuwsgierigheid naar minder”, zo zegt hij op DDW-TV. Naast de bittere noodzaak om een stap terug te doen, kan het streven naar minder dus ook zorgen voor een nieuw, transcedent doel om betekenis te geven aan ons bestaan. Hendriks: “gewoon handjes vast en dansen in een kring en niet bang zijn om samen die stap terug te zetten.” Het is een prikkelende omwenteling in ons denkkader, maar ook een die te denken geeft. Want hoe productief is al dat optimisme nu de grond onder onze voeten begint te beven en de verontrustende voorspellingen over naderende existentiële dreigingen zich af beginnen te tekenen in het hier en nu?

Eerder die dag bezocht ik een ander onderdeel van de Dutch Design Week: het Labyrint dat door Floris Alkemade – voormalig Rijksbouwmeester en ambassadeur van de DDW 2021 – is gecureerd als de ruimtelijke doorvertaling van zijn eerder verschenen essay De Toekomst van Nederland. In een eigentijdse interpretatie van het zeventiende-eeuwse labyrint uit de paleistuinen van Versailles, neemt Alkemade ons mee op een reis langs de grote uitdagingen van onze tijd zoals klimaatverandering en groeiende sociale ongelijkheid. Hij stelt de bezoeker daarbij voor de keuze een richting te kiezen. Centraal staat de hoopvolle boodschap dat in het veranderen van richting, het zoeken en dwalen, ook plezier te beleven valt. Het is een boodschap die, parallel aan die van Hendriks, tracht te moraliseren vanuit de overtuiging dat optimisme de sterkste motor voor verandering is. Want naast dreiging, ontkenning, berusting en verwarring is er volgens Alkemade ook een groeiend bewustzijn en verlangen om van richting te veranderen.

Labyrint in het Klokgebouw tijdens DDW

Labyrint in het Klokgebouw tijdens DDW /Floris Alkemade / foto Cleo Goossens

Toegegeven, de hoopvolle indruk die Alkemade met de tentoonstelling achterlaat werkt aanstekelijk. Tegelijkertijd beklijft de gedachte dat iedere stap die we moeten zetten in het aangaan van de klimaatcrisis, er een is die gepaard gaat met een gevoel van melancholie. Het soort melancholie – niet te verwarren met nostalgie – zoals Freud het omschreef in zijn befaamde Trauer und Melancholie: het verdriet of rouwen zonder dit te kunnen relateren aan een specifiek object. Iets dat zich in het Duits misschien nog het beste laat vertalen naar het woord Weltschmerz: het lijden aan de wereld. Want laten we eerlijk zijn, het veranderen van richting zal onvermijdelijk gepaard gaan met het verlies van wat we kennen, wat vertrouwd is. En daarmee komt ook de collectieve pijn en het ongemak van het opgeven van de privileges die we in het globale noorden altijd als vanzelfsprekend hebben beschouwd. Het vergt een brede mentaliteitsverandering die cultuurfilosoof en activist Lieven de Cauter omschrijft als collapsology. Het leren omgaan met de ineenstorting van leefomgevingen begint bij het onder ogen komen van de pijnlijke realiteit, zonder pessimistisch of fatalistisch te worden. Het is aan ons als ontwerpers om inzichtelijk te maken hoe we kunnen leren leven en overleven te midden van ineenstortende ecosystemen en samenlevingen, massa-extinctie en de verwoesting van territoria. Onderdeel van deze paradigmaverschuiving is de balansoefening tussen hoop en vrees. Het is een geduchte taak voor architecten om te zoeken naar een ontwerphouding die is opgespannen tussen deze tegengestelde krachten.

Terwijl ik dwaal door het Labyrint in het Klokgebouw in Eindhoven, stuit ik op een citaat van Amanda Gorman, de Afro-Amerikaanse spoken word artist die we inmiddels allemaal kennen van haar poëtische bijdrage tijdens de inauguratie van de Amerikaanse president Biden. Op een van de witte doeken waaruit de tentoonstelling is opgebouwd staat geschreven:

So, I tell you this
not to scare you,
but to prepare you,
to dare you
To dream a different reality.

Het Hare Hachi Bu dorp en het Labyrint stimuleren ons om langs de bakens van hoop de toekomst tegemoet te treden. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat hoop niet de enige actor is die aanzet tot het veranderen van richting. De prikkel die uitgaat van vrees hoeft niet te leiden tot een fatalistische inertie en apathie, maar kan evengoed bijdragen aan het vermogen om van richting te veranderen. Waar het om draait is of wij als ontwerpers in staat zijn mogelijke toekomsten te verbeelden, waarin we de melancholie durven toe te laten zonder ons erdoor te laten demoraliseren of verlammen. Door recht in de afgrond te kijken en het ongemak te omarmen, groeit de overtuiging dat juist die afgrond ons een nieuwe betekenis biedt en aanzet tot actie.

Enkele gerelateerde artikelen