Feature

Waar een grote stad klein in kan zijn

Er gaat iets bevredigends uit van het geluid van een hamer die een spijker op z’n kop slaat, van een zaag die zich een weg door een baksteen baant. Het is de soundtrack van een proces van creatie, van de realisering van een droom, een idee, een ontwerp. Homo faber die z’n ding doet. Ik heb er dan ook geen moeite mee dat het geluid hier in Eindhoven alomtegenwoordig is – en nergens meer dan op Strijp-S.

Trudo toren / Stefano Boeri / foto auteur

Trudo Toren / Stefano Boeri / foto auteur

Er is al veel geschreven over Strijp-S, maar er valt dan ook veel over te zeggen. Zoals zoveel in Eindhoven is Strijp-S een kind van Philips. 85 jaar lang werden hier zowat alle denkbare onderdelen van een gloeilamp geproduceerd. Afgesloten van de buitenwereld kwam het bekend te staan als de verboden stad: een privaat productieparadijs midden in het publieke domein van de uitdijende lichtstad.

Maar Philips vertrok. Naar het diepe zuiden, het verre oosten, naar Amsterdam nota bene. Strijp-S werd verkocht, en na de nodige onderhandelingen en overnamen werd er door de gemeente Eindhoven, in samenwerking met private partners, ingezet op herontwikkeling van het gebied tot een bedrijvige wijk met ruimte voor de net iets apartere ideeën. Het komt bij tijd en wijle enigszins geforceerd over en er wordt in de praatjes wel erg scheutig gesprenkeld met termen als ‘hoogstedelijk’, ‘creative’ en ‘vibe’, maar het fantastische Philips-patrimonium op Strijp-S wordt wel gebruikt en dus behouden.

Architectuurcriticus Geert Bekaert schreef ooit over de architectuur van Philips dat het een architectuur van de evidente noodzaak was, met een soort levendige directheid. Philips deed niet aan architectuur, en juist dat gebrek aan architectonische ambitie gaf de gebouwen een schoonheid – een schoonheid vrij van de modieuze pretenties die de zaken zo ondoorzichtig kan maken. De Hoge Rug, het Glasgebouw, het Klokgebouw, het Natuurkundig Laboratorium: ze zijn de belichaming van Bekaerts woorden, en lang waren ze de bepalende elementen op Strijp-S.

Maar die rol begint te veranderen. Want er wordt dus volop gebouwd in het gebied. Hier en daar is het nog goed gelukt ook: langs de Ingenieur Kalffstraat fietsend lijk je daadwerkelijk een glimp van New York op te vangen. Iets verderop, langs het spoor, schiet een hele rij appartementenblokken als paddenstoelen uit de grond. Spannend zijn die verder niet. Waarom zouden ze ook: laat dat schitterende industriële erfgoed maar het architectonische woord voeren.

Nu zijn er echter twee grote monden bijgekomen. Haasje Over (ontwerp VMX) en de Trudo Toren (ontwerp Stefano Boeri) eisen met hun positionering, hun hoogte en hun gevels veel aandacht op. Het is interessant hoe ze daarbij vooral symbool staan voor een tegelijkertijd florerende en worstelende stad.

Haasje Over / VMX / foto auteur

Haasje Over / VMX / foto auteur

Niet dat er architectonisch niets over valt te zeggen. Haasje Over, bijvoorbeeld, lijkt met z’n ruige, geprefabriceerde betonnen gevel recht te doen aan zijn industriële context en het ongepolijste karakter van Strijp-S. Net niet helemaal netjes lijken de verdiepingen op elkaar gestapeld. Het volume is aantrekkelijk in zijn eenvoud. De aardse roodtoon zou verwijzen naar de pannendaken van het Philipsdorp. Dat is vergezocht, maar neemt niet weg dat de kleur een prettig contrasterend effect heeft zonder schreeuwerig te worden. De ontnuchtering komt wanneer blijkt opeens dat de glazen brug die aan het torenblok vastzit doorloopt tot onder het rode beton; het zorgt voor een buitengewoon a-tektonisch geheel, en onthult op ongemakkelijke wijze dat het stoere beton niet meer is dan een vliesgevel.

Er valt meer van dit soort kritiek te leveren. Maar laten we teruggaan naar de symboliek van de twee 70 meter hoge aanwinsten. Daarvoor moeten we niet naar het hoe, maar naar het waarom van de torens kijken; hun raison d’être.

Vraag: wat maakt iets tot een stad? Is het een soort levendige staat van permanente verandering? De aanwezigheid van een ‘creative class’? Een bepaalde geschiedenis? Of is het gewoon een zeker bevolkingsaantal? Knappere koppen dan ondergetekende hebben hun hoofd erover gebogen, maar een definitief antwoord lijkt ver te zoeken. Maar stel de vraag aan Google Afbeeldingen, en de eerste achttien resultaten hebben één ding gemeen: torens. Kijk, daar kunnen we wat mee.

Eindhoven wordt wel het grootste dorp van het land genoemd – niet per se in negatieve zin, overigens. Desalniettemin lijkt het de stad met een vreemd soort minderwaardigheidscomplex opgezadeld te hebben. Onzeker en als een soort Calimero lijkt de stad zich constant te willen bewijzen ten opzichte van zijn grotere vriendjes in het westen, bang niet serieus genomen te worden. Dit ondanks haar verdiensten: de woestenij die Philips leek achter te laten bleek een vruchtbare grond voor de herrijzenis van wat nu Brainport, High Tech Campus, TU/e etc. wordt genoemd – en dus Strijp-S. Veel mensen zijn daar terecht trots op. Toch kreeg de overtuiging dat de stad meer allure nodig had om echt mee te tellen voet aan de grond. Meer smoel. En dus schiet de hoogbouw nu door de hele stad uit de grond, met als laatste wapenfeiten de exponenten op Strijp-S. het begint ook daadwerkelijk wat van een wapenwedloop weg te krijgen: volgens wethouder Yasin Torunoglu liggen we slechts een paar jaar achter op Rotterdam.

Het doel, het waarom van de nieuwe torens is eerst en vooral het creëren van een plaatje, eentje dat naadloos past in het bekrompen beeld dat Google Afbeeldingen ook toont. Je op Strijp-S ophoudend, aan de voet van de torens, zijn ze weinig interessant. Nee, ze zijn bedoeld om geconsumeerd te worden op afstand bij voorkeur in 2D, of via top-10 lijstjes, door het raampje van je trein, of als zwarte skyline op zo’n wit T-shirt met EINDHOVEN in schreefloze hoofdletters eronder. Exponenten van onze image-saturated times die aan Eindhoven zelf weinig toevoegen, maar louter in dienst staan van haar imago.

Trudo toren / Stefano Boeri / foto auteur

Trudo Toren / Stefano Boeri / foto auteur

De Trudo Toren gaat wat dat betreft nog een stap verder. Met 125 bomen, 5200 planten en 50.000 kg CO2-absorptie per jaar steekt ze haar duurzame pretenties niet onder stoelen of banken. Media lopen ermee weg, en visueel gezien is het inderdaad niet zonder kwaliteiten. Maar bomen zijn zwaar, en grond niet minder; ergo, meer beton, meer staal. Die schijnbaar indrukwekkende CO2-absorptie staat uiteindelijk gelijk aan het verwarmen van een dozijn woningen, en het is zeer de vraag of het de extra embodied energy van de verzwaarde constructie compenseert. Die embodied energy is bij hoogbouw sowieso bovengemiddeld hoog; de typologie staat niet bepaald als duurzaam te boek. Qua ecologische ambities is het niet veel beter. Bomen hebben de eigenaardige eigenschap dat ze groeien; dit in tegenstelling tot gewapend beton. Bomen willen in de grond staan. Zelfs de meeste vogels voelen zich op 70 meter hoogte weinig comfortabel.

Wederom gaat het om het beeld dat gecreëerd wordt. Een ecomodernistisch spektakel, een 3D-billboard voor de zogezegd hoogst moderne en aan een duurzame toekomst toegewijde stad. De Trudo Toren reduceert het groen waar het zoveel om lijkt te geven tot een façade, ornamentatie. Tot een plaatje. Een boom gedijt misschien niet op 70 meter hoogte, maar je kunt ‘m wel vanuit de verre omtrek zien.

Enfin, het zijn tenminste woningen. Sociale huur nog wel! Maar, passend in het patroon dat zich begint te manifesteren, is ook hier niet alles wat het lijkt. Nadat de eerste sociale huurders zijn vertrokken kan Trudo de woningen namelijk verkopen. Zwart op wit staat het nergens – zover bekend –, maar een verband met de bovengemiddelde stichtings- en onderhoudskosten lijkt niet ver gezocht. Daarnaast verkoopt de woningcorporatie regelmatig woningen elders in de stad om nieuwbouw te financieren. Als dat nodig is, moet je als woningcorporatie dan wel zulke dure projecten willen realiseren?

Haasje Over / VMX / foto auteur

Haasje Over / VMX / foto auteur

Al deze (bouw)ontwikkeling laat ook het karakter van Strijp-S niet onbetuigd. Haast onvermijdelijk schuift het terrein  langzaam op naar een woonwijk, maar dan in een gave industriële setting. Dat is ook niet erg: het zal ten koste gaan van (een gedeelte van) de alternatieve sfeer van de buurt, maar die duikt vervolgens elders weer op: denk bijvoorbeeld aan Sectie C. De woningcorporatie is echter vastbesloten ‘het unieke karakter van de wijk te behouden’ door een ‘matchingproces’. Lees: men moet solliciteren om voor een sociale huurwoning in aanmerking te komen, door te beargumenteren waarom hij of zij het ‘Strijp-S DNA’ heeft. Verder wordt de selectieprocedure niet geopenbaard. Over het forceren van een ‘creatieve vibe’ gesproken.

Technisch gezien mag dit in Eindhoven, maar het gaat loodrecht tegen de kern van onze sociale woningbouw in: het principe dat iedereen recht heeft op fatsoenlijke huisvesting, ongeacht diens gebruiken of overtuigingen. Zoals de gebouwen zelf, lijken hun bewoners vooral een mooi plaatje te moeten vormen: die van de exemplarisch moderne, hoogstedelijke bewoner, thuis in zijn exemplarisch moderne, hoogstedelijke stad.

Maakt het uit hoe je woonplaats op de kaart staat? Veel belangrijker is het leven in haar werkelijkheid, en de vele manieren waarop de architectuur daaraan kan bijdragen. Terugdenkend aan de woorden van Bekaert over Strijp-S lijken de nieuwste ontwikkelingen juist voor het tegenovergestelde te staan. In plaats van een levendig directe architectuur is het er een die bedoeld is om ervaren te worden door een medium; een afbeelding op je smartphone, het raampje van de trein als je erlangs zoeft. De belichaming van een modieuze, symbolistische architectuur tegenover de pretentieloze fabrieken van Philips. Van de verboden stad naar de illusoire stad. Hoe modern.

Enkele gerelateerde artikelen