Recensie

Ruimte voor verandering

Vrijdag 12 november opende in de wandelgangen van De Singel te Antwerpen de tentoonstelling: Bouwmeester Label. Construct, ruimte voor verandering. Onderwerp van de tentoonstelling is het onderzoek van BULK architecten naar robuuste, open gebouwen, of hoe slimme structuren de immer veranderende noden van de stad kunnen opvangen.

BWMSTR Label. Construct, ruimte voor verandering

Tentoonstelling ‘BWMSTR Label. Construct, ruimte voor verandering’ / BULK architecten / Vlaams Architectuurinstituut in De Singel / foto © Dries Luyten

Jaarlijks doet het Bouwmeester Label, het team rond de Vlaams Bouwmeester, in samenwerking met het Vlaams Architectuurinstituut een oproep naar “sterke ruimtelijke concepten en geïntegreerde onderzoeksvragen die een positief maatschappelijk verschil kunnen maken”. Uit de kandidaturen worden er 3 geselecteerd die elk een bescheiden budget toegewezen krijgen om hun voorstel verder uit te werken en te presenteren aan een groter publiek middels lezingen, expo’s en publicaties. Doel is dat dergelijke studies en projecten door de steun van en samenwerking met het Bouwmeester Label sneller hun weg vinden naar beleidsvormers om zo mogelijk een reële impact te maken. BULK Architecten was dit jaar één van de laureaten en exposeert in De Singel een overzicht van hun onderzoeksresultaten.[1]

Aanleiding tot de kandidatuur van BULK architecten was hun deelname aan een ongewone prijsvraag voor de site B6 in de Cadixwijk te Antwerpen, gelanceerd door gemeentebedrijf AG Vespa. De ontwerpopgave was bijzonder omdat er geen concreet programma voor de site werd opgelegd. AG Vespa vroeg om een voorstel dat flexibel invulbaar is met diverse functies en opgevat is met een voldoende robuuste structuur om toekomstige wijzigingen aan te kunnen. Dit triggerde bij BULK de vraag die het onderwerp vormt van hun studie: Wat maakt een robuust gebouw, en hoe kunnen robuuste gebouwen bijdragen aan een duurzame, veerkrachtige stad?

De opening van de expo ging gepaard met twee panelgesprekken. Deelnemers aan de eerste gespreksronde waren Jasper Ponjee (BULK architecten), Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs, Mario Rinke (Universiteit Antwerpen) en Olof Grip (General Architecture). Eén van de eerste punten uit de inleiding van Ponjee verduidelijkte al direct het belang van het onderzochte onderwerp: robuust bouwen is duurzaam bouwen. Met andere woorden, het nadenken over de flexibiliteit en aanpasbaarheid van constructies is het architecturale-structurele antwoord op de vraag naar duurzaamheid in de bouw. Dit in tegenstelling tot eerder technocratische oplossingen zoals het plaatsen van warmtepompen of dikke isolatiepakketten. Duurzaamheid wordt hiermee niet enkel benaderd op vlak van de huidige klimaatimpact, maar ook duurzaamheid in de tijd. De coronapandemie getuigt als geen ander hoe snel onze leefwereld en de noden van de maatschappij kunnen veranderen. Kantoren worden ingewisseld voor thuiswerk, evenementenruimtes staan leeg, de vraag naar ruimere, flexibelere woningen met kwalitatieve buitenruimtes stijgt. Ponjee concludeerde dat het sleutelwoord binnen robuust bouwen ‘overmaat’ is. Overmaat in de structuur en in de hoogte biedt ruimte voor verandering. Dat zijn de eerste voorzichtige conclusies uit de voorbeelden van transformaties in België en Nederland die bestudeerd werden in functie van de onderzoeksvraag, en die het onderwerp vormen van de expo. Waarover later meer.

Tentoonstelling ‘BWMSTR Label. Construct, ruimte voor verandering’ / BULK architecten / Vlaams Architectuurinstituut in De Singel / foto © Dries Luyten

Erik Wieërs bood een andere visie op robuust bouwen. Uit zijn ambitienota voor zijn termijn als Vlaams Bouwmeester is duidelijk dat hij begaan is met het onderzoeksvoorstel van BULK, hoewel de selectie voor deze editie van het Bouwmeester Label nog behartigd werd door zijn voorganger. In het 7e punt uit zijn nota concludeert hij: “Als Vlaams Bouwmeester zal ik de Vlaamse overheid en de lokale besturen ertoe aanzetten om zoveel mogelijk hun bestaande patrimonium te hergebruiken en te kiezen voor toekomstbestendige nieuwbouw.” Op het podium ging Wieërs voornamelijk in op het eerste deel van die conclusie. Volgens hem inspireren karaktervolle gebouwen tot herbestemming. Wanneer een gebouw zich voldoende genesteld heeft in het stedelijk weefsel en het collectief geheugen, vinden mensen wel een manier om het herhaaldelijk in te vullen met nieuwe functies. Iedereen kent wel gebouwen waarvan het bijna ondenkbaar is dat ze gesloopt worden, en waardoor er altijd wel iemand is die ze nieuw leven zal inblazen. Wieërs stuurt erop aan deze visie uit te breiden naar het ruimer patrimonium. Alles dient als erfgoed behandeld te worden en er dient zoveel mogelijk bewaard te blijven. Tegenwoordig is cultuurhistorische erfgoedwaarde de voornaamste, zij het niet enige, reden een gebouw te herbestemmen. Helaas is doorgaans sloop en nieuwbouw de economisch meer voordelige optie, net omdat de meeste bestaande gebouwen niet voorzien zijn op verandering. De hoop van de Vlaams Bouwmeester wordt daarnaast nog eens tegengewerkt door het sinds 2021 geldende verlaagd btw-tarief van 6% voor sloop en heropbouw, waar die voorheen enkel gold voor renovatieprojecten. Het wettelijk kader werkt dus tegen.

Het tweede panelgesprek liet andere actoren binnen de bouwsector aan het woord, zoals Steven Decloedt van vastgoedbeheerder AG Vespa, Peter Gestels van aannemer-ontwikkelaar Van Roey, en Evi Swinnen van kunstenorganisatie Timelab uit Gent. Decloedt belichtte voornamelijk het lange voorstudiewerk dat robuust bouwen vraagt om mogelijke toekomstscenario’s op een perceel te evalueren en hierop te anticiperen in de gebouwde structuur. Deze uitspraak triggerde de vraag uit het publiek die bij mij ook heel het panelgesprek lang al knaagde: “Wie gaat voor dit alles betalen?” Wie gaat betalen voor de nodige toekomstgerichte overmaat, waar de initiële ontwikkelaar van het gebouw mogelijk geen nood aan heeft? Wie gaat betalen voor het voornoemde bijkomende studiewerk? Ponjee gaf toe dat de wetgeving dergelijke zaken zal moeten opleggen om deze te stimuleren. Nu wordt de toekomstbewuste ontwikkelaar gestraft met hogere bouwkosten. Een aangepast wetgevend kader voor de bouw zou een level playing field creëren. Helaas kunnen dergelijke implementaties wel eens op weerstand botsen bij bouwheren, zeker gezien de hoge huidige bouwkosten. Een langzame, moeizame mentaliteitsverandering zal snelle verandering in de weg staan.

CadixB6, Antwerpen / maquette © BULK architecten

Een interessante mogelijke route tot robuuster bouwen die werd aangereikt tijdens de panelgesprekken, was het eigenaarschap van de drager en invulling te ontkoppelen. Scheiding van eigendom kan antwoord bieden op de gestelde vraag “wie gaat voor die overmaat betalen”. Er is momenteel een concrete nood aan (woon)ruimte, die door ontwikkelaars snel en kostenefficiënt beantwoord wordt. Bijgevolg wordt door het team architect-ingenieur een maatoplossing aangeboden die weinig flexibel is. Dragende wanden vormen barrières waar toekomstige reconversieplannen gauw op botsen. Indien de drager van dergelijke projecten in handen is van, laten we zeggen, het stadsbestuur, die wél met toekomstvisie dient na te denken over hun vastgoedportefeuille, kan er opeens wel budget zijn om met een zekere toekomstbestendige overmaat te bouwen. Open structuren kunnen bijvoorbeeld in concessie gegeven worden aan ontwikkelaars, die er op hun beurt hun eigen invulling aan geven en niet hebben moeten bijdragen aan de voorziene overmaat.

Zoals eerder aangehaald behelst de expositie zelf een overzicht van het onderzoek gevoerd door BULK Architecten. Op elf panelen in de wandelgangen van de Singel wordt een matrix met reconversiecases gepresenteerd, die volgens de begeleidende tekst de ‘ingrediënten’ bevatten tot robuust bouwen. Onder deze projecten zijn bijvoorbeeld de Pakhuismeesteren te Rotterdam en The Cosmopolitan in Brussel (hier het volledige overzicht van de 11 projecten). Daarnaast wordt ook het project B6, de inspiratie voor de inschrijving van BULK, met maquette en paneel tentoongesteld. Lezing van de projectfiches leert dat de rode draad in de cases een betonskeletstructuur is, met een hoge vloer tot vloer hoogte, de cruciale ‘overmaat’ waar Ponjee over sprak. De gebouwen zijn veelal pakhuizen en kantoren, die herbestemd worden naar diverse functies. Verder bleef ik als geïnteresseerde bezoeker toch op mijn honger zitten. Uit de cases wordt geen informatie gedistilleerd, geabstraheerd of gevisualiseerd om tot een duidelijk overzicht van vuistregels, inzichten of conclusies te komen. Zo worden de voornoemde ‘ingrediënten’ nergens gepresenteerd of expliciet vermeld. Ook wordt nog geen tip van de sluier gelicht omtrent de concrete ideeën naar beleidsvoorstellen of aanpassingen van het wetgevend kader om de bouw van dergelijke robuuste gebouwen te stimuleren of verplichten. Men kan enkel hopen dat de in het vooruitzicht gestelde  publicatie deze inzichten bevat. Het is misschien goed om de conclusies van BULK te leggen naast de reeds gebouwde Amsterdamse Solids. In de Solids lijken alle geuitte ambities reeds samengebracht te zijn in een concreet gebouw: een robuuste open structuur, onbepaalde vrije invulling en het gescheiden eigendom van drager en invulling. Het is eigenlijk verwonderlijk dat de Solids nergens gedurende de avond aangehaald werden.

Het laatste paneel in de rij citeerde reflecties van een aantal van de deelnemers aan de ‘expertmeeting’, die 1 mei 2021 plaatsvond binnen het kader van de studie. Hieraan namen buiten de voornoemde panelleden onder andere ook Brussels Bouwmeester Kristiaan Borret en architectenbureaus Dierendonckblancke en Bogdan & Van Broeck deel. De reflecties van met name Erik Wieërs en Alexander Dierendocnk waren treffend en benoemden een vraag die bij mij ook speelde: Hoe valt de nood aan robuustheid, flexibiliteit en aanpasbaarheid te rijmen met de architecturale wens naar uniekheid en bijzonderheid? Hoe geef je karakter aan iets dat misschien wel karakterloos is, gezien het gebouw alles moet kunnen zijn? Het panel was zich bewust van dit risico en stelt dat gebouwen meer moeten zijn dan “systemen en mechanismen”. Ze moeten tenslotte de stad maken, en daarom dierbaar zijn. Erik Wieërs verwoordde het treffend:

“Misschien is het meest robuuste gebouw wel het gebouw waarvan de structuur dermate karakteristiek is dat het alle komende generaties inspireert tot herbestemming”.

Enkele gerelateerde artikelen