Wat is de toekomst voor Architectuur? Die vraag werd gesteld in een publiek gesprek – georganiseerd door CASA Vertigo, Archiprix en Archined – waarin Lola Cauneac, Ziega van den Berk en Niels Groeneveld, drie generaties van architecten, hun visies over de (nabije) toekomst van architectuur en ontwerppraktijk verwoorden.
Lola Cauneac (master studente architectuur op TU Eindhoven), Ziega van den Berk (landschapsarchitecte en winnares Archiprix 2021) en Niels Groeneveld (oprichter van architectenbureau Werkstatt en winnaar van de Archiprix 2013), drie architecten met drie verschillende achtergronden en op drie verschillende punten in hun professionele carrière. Wat is volgens hen de toekomst voor Architectuur?
Het selecte aanwezige gezelschap kreeg drie presentaties te zien gevolgd door een discussie tussen de panelleden en moderator Sergio M. Figuieredo. Het gepresenteerde werk bood inzicht in een van de sprekers voorgestelde architectonische toekomst. Alle drie denken kritisch na over ruimtelijke vraagstukken, leggen problemen op een poëtische manier bloot en openen daarmee de discussie over wat de ontwerppraktijk kan of zou moeten zijn.
Lola Cauneac is als jongste van het stel nog in een vroeg stadium van haar professionele carrière, maar daarom zeker niet minder uitgesproken en ambitieus. In een doorlopend studieproject roept ze op tot een drastische verandering in de relatie tussen architectuur en de cultuur van het bouwen. Ze pleit voor een kritische herstructurering van de schakels tussen bedenken en bouwen. In het vaak moeizame proces tussen bedenken en realisatie, gedicteerd door financiële belangen en bureaucratie, stelt Cauneac in een poging de voorgenoemde ‘rivalen van creativiteit’ naar eigen hand te zetten, een drastische ommezwaai voor. In aanvulling op de bouwvergunning, introduceert zij de noodzaak van een ‘conceptuele vergunning’. Deze ‘conceptuele vergunning’ moet de originele architectonische intenties en strategieën waarborgen gedurende het bouwontwikkelingsproces. Op deze manier hoopt Cauneac de huidige bouwcultuur, een die gedreven is door monetaire motieven, te transformeren naar een praktijk waarin een ‘puurdere’ vorm van architectuur is gewaarborgd, een die zich vast weet te houden aan haar originele bedoelingen.
Na Cauneac is het de beurt aan Ziega van den Berk. Met haar afstudeerproject Het Doggersland presenteert ze een speculatief ontwerp voor een windmolenpark op het gelijknamige plateau in de Noordzee. Het lijdt geen enkele twijfel dat de wereldwijde energietransitie een waanzinnige impuls in de bouw van het windmolenpark ontketend heeft. De snelheid waarmee deze windmolenparken worden gebouwd, biedt weinig tot geen tijd en ruimte om het begrip ‘duurzaamheid’ op een holistische wijze te beschouwen, zo vertelt Van den Berks, vooral niet met betrekking tot de lokale ruimtelijke ingreep die de bouw bewerkstelligt. De zee is allesbehalve een tabula rasa, zo blijkt uit Van den Berks presentatie. Ze agendeert een urgente ommezwaai in onze omgang met de zee en de ecosystemen die verborgen liggen onder het wateroppervlak. In haar afstudeerproject roept ze op om de overwegend koloniale mentaliteit van de mens, om te zetten naar een van onderhandeling. Op het punt waar menselijke interventie en bestaand ecosysteem elkaar raken, zou een intersoortelijke architectuur gecreëerd moeten worden, een architectuur van samenspraak en synthese waarvan zowel mens als omgeving baat bij hebben.
Niels Groeneveld, de oudste van het stel, geeft een plaatjes loze presentatie over het werk van het door hem mede-opgerichte architectenbureau Werkstatt. Hij vertelt over zijn doorlopende worsteling met het duurzaamheid vraagstuk binnen de bouwindustrie en hoe hij daar in zijn ontwerppraktijk een architectonisch antwoord op poogt te geven. Zijn idealisme blijkt voort te komen uit intrinsieke innovatiedrang; in een anekdote vertelt hij hoe hij na de middelbare school zijn studiekeuze baseerde op wereldverbeteringspotentie en zo via een omweg langs werktuigbouwkunde uiteindelijk bij architectuur belandde. Groeneveld hield aan zijn studies een ‘uitvindersmentaliteit’ over die sterk leesbaar is in zijn huidige ontwerppraktijk. Natuurlijke materialen zoals kalkhennep en hout hebben zijn voorkeur. Door zijn technische kennis weet hij deze materialen te combineren met conventionele manieren van bouwen met gestandaardiseerde producten. Groeneveld conformeert met zijn architectenpraktijk niet aan een duurzaamheidsstandaard van groene daken en zonnepanelen, zo houdt hij zijn gehoor voor, in plaats daarvan zoekt hij naar een nieuwe manier van duurzaam bouwen met een sterk bewustzijn van impact op lokale economieën, materiaalstromen, wooncomfort en klimaat. De nieuwe esthetiek van duurzaamheid die Werkstatt onderzoekt, heeft nog tijd nodig om te landen binnen de bredere cohorten van de architectuur en bouwsector, concludeert hij. Zijn kritische mentaliteit is daarentegen al wel opgemerkt. Groeneveld en zijn partner Raoul Vleugels kregen vorig jaar de Jonge Maaskantprijs omdat Werkstatt, volgens het juryrapport, “een van de weinige architectenbureaus is waar met fysieke modellen de technische en architectonische eigenschappen van materiaal wordt onderzocht en uitgeprobeerd”. Om te vervolgen: “De werkwijze van Werkstatt geeft een basis om dwingende conventionele bouwregelgeving te bevragen en een weerwoord te bieden.”
Uit de afsluitende discussie tussen de sprekers komt er een duidelijke gemene deler naar boven. Alle drie bezitten een onuitputtelijke drang tot verandering, een sterk idealisme – gevoed met motivatie en enthousiasme – om de status quo te herschrijven. Speculatie is in deze het sleutelwoord; het verkennen van onontgonnen terrein met projecten die geen blad voor de mond nemen. De sterke verbeelding van de ontwerpers en de radicale ideeën die ze voorstellen, adresseren urgente vraagstukken en zetten ons aan het denken over hetgeen we tot nu toe als ‘de normale gang van zaken’ hebben beschouwd. Hun werkwijze vindt haar parallel in de vertaalslag tussen haute couture en pret-a-poter. Ze treden in hun projecten bewust buiten het boekje en rekken de grenzen van de architectuur verder op door dingen uit te zoeken die tot nu toe nog niet zijn uitgezocht. Ze zijn niet opzoek naar een one-size-fits-all antwoord maar zetten in plaats daarvan met hun singuliere perspectieve een overtuigende richting uit om het discours op te schudden.
De sterke koers die ze uitzetten zal in realiteit niet een-op-een worden nagevolgd, maar dat is ook niet het punt. In daadwerkelijke uitvoering zullen hun plannen worden getergd en tegengewerkt door bureaucratie, uitvoerbaarheidsvraagstukken, politieke lobby’s, of een conservatieve duurzaamheidsmentaliteit, maar dit alles maakt het werk van de drie ontwerpers niet minder legitiem. Juist met hun idealisme en sterke narratieven zorgen de ontwerpers voor opschudding in vastgeroeste denkpatronen en lichten ze met hun projecten vraagstukken uit die op nieuwe ruimtelijke antwoorden wachten. De manier waarop deze vervolgens worden beantwoord, is aan hen die de koeien bij de hoorns vatten en een architectonische uitdrukking geven aan de voorgestelde werkelijkheden van niet alleen Lola, Ziega, Niels maar ook de vele andere kritische denkers en ontwerpers die de grenzen van het creatief proces durven te verleggen.