Connectedness is de titel van een kloek boekwerk dat de opening van het Deense paviljoen van de 17e architectuur biënnale van Venetië begeleidde. De ondertitel maakt al iets duidelijk over de ambitie van deze uitgave: An Incomplete Encyclopedia of the Anthropocene . De publicatie vormde voor Dirk Sijmons de aanleiding om vier posities te beschrijven die de ontwerper kan innemen in dit nieuwe tijdperk.
Connectedness, An Incomplete Encyclopedia of the Anthropocene bestaat uit een verzameling teksten geschreven door een keur van internationale geologen, filosofen, architecten. De auteurs, veelal uit de Nordic hoek, belichten allerlei zaken die van belang zijn om de weg te vinden in het verwarrende tijdperk van het Antropoceen waarin het mensdom zowel dader als slachtoffer blijkt. De expliciete benoeming van de incompleetheid van deze encyclopedie verwijst naar de gefragmenteerde kennis over dit nieuwe ‘tijdperk van de mens’. Connectedness is onderdeel van een wassende stroom publicaties en ontwerpexperimenten die belangstelling wekken voor het posthumanisme als alternatief voor het modernisme, zie de incomplete leeslijst aan het einde van dit artikel.
Laten we het boek openslaan bij de A van Antropoceen. In mijn eigen woorden: het Antropoceen is door Nobelprijswinnaar Paul Crutzen voorgesteld op basis van de observatie dat de mensheid langzamerhand een geologische kracht geworden is. Crutzen stelt dat het niet meer gaat om de graduele beïnvloeding op de schaal van landschappen, of ecosystemen maar om de constatering dat ‘we’ de planetaire systemen zelf uit de rails laten lopen. Van de geochemische cycli tot het klimaat, we veroorzaken een kwalitatieve verandering in de meest belangrijke biologische en fysische karakteristieken van de planeet. Die veranderingen hebben diepgaande gevolgen voor alle levende wezens. Het gaat dus om de diepste trendbreuk die men zich kan voorstellen.
De Anthropocene Working Group van de Stratigrafische subcommissie van geologen die deze controversiële aanspraak bestudeert, discussieert vooral over de tijdsaanduiding: wanneer zou dit tijdperk van de mens begonnen zijn? Welke geologische spike zou de eeuwigdurende indicatie in de stratificatie van de bodem zijn voor een letterlijk rotsvaste datering? Vanaf de zijlijn hebben sociale wetenschappers bevlogen en goed onderbouwd protest aangetekend tegen de depolitiserende, neutrale naamgeving van het Antropoceen. Het zou ‘de mens’ of het ‘mensdom’ als verzamelcategorie verantwoordelijk stellen. Zij menen dat er onderscheid gemaakt moet worden in de mate van ‘schuld’ aan de precaire situatie waarin ‘we’ terecht zijn gekomen. Zouden we niet beter van het ‘Capitaloceen’ kunnen spreken? Of geografisch verder toegespitst het ‘Anglocene’? Of energetisch preciezer het ‘Oil-o-cene’? Of mogen we met Donna Haraway zelfs spreken over een ‘Chthulucene’?
Er was en is kortom levendig terminologisch verkeer tussen de verschillende disciplines die zich in de discussie mengen. Je zou kunnen zeggen dat de sociale wetenschappen na decennia van kritische studies over kapitalisme, kolonialisme, ras en gender nu gearriveerd zijn bij de zelfingenomenheid van de mens, en hun morele belangstelling hebben uitgebreid naar niet-menselijke levensvormen. Kan de tweespalt tussen de geologie en de sociologie worden opgelost door een onderscheid te maken tussen een bio-fysisch Antropoceen en een sociaal-ecologisch Antropoceen? Gaandeweg wordt het duidelijk dat het om uitspraken in onvergelijkbare domeinen en tijdschalen gaat, en de ene aanspraak de andere aanvult. Het Antropoceen is, in deze wijze van zien, het tijdperk waarop het globalisme tegen zijn planetaire grenzen aanloopt.
Ondertussen tendeert de discussie in de Stratigrafische Commissie over de start van het Antropoceen naar de jaren van vlak na de Tweede Wereldoorlog. De argumentatie is dat toen de bijna exponentiële groei van de wereldbevolking, het energiegebruik, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van broeikasgassen, etc. begon. De bijbehorende geologische spike wordt gevonden in de dunne laag radioactieve isotopen die wereldwijd getuigen van het detoneren en testen van atoomwapens. Die bundel met exponentiële curves die door het plafond lijken te groeien wordt ook wel aangeduid als ‘De Grote Acceleratie’.
Is Connectedness een nuttige encyclopedie voor deze nieuwe tijd? De publicatie is meer een ‘access to thoughts’ dan de ‘access to tools’ die de veel praktischer getoonzette Whole Earth Catalog in de jaren 70 aan de ‘tegencultuur’ bood. Connectedness is filosofischer en spiritueler en dat past bij eerste verkenningen van de morele implicaties van een geologisch/historische situatie zonder precedenten. Het boek bevat talrijke mooie lemma’s. Filosoof Timothy Morton die bijvoorbeeld die een soort gepersonifieerde definitie geeft van ecologie: “Ecologie is de wens om achtervolgd te worden. Ecologie betekent het bewustzijn dat er dingen tegelijkertijd gebeuren op verschillende tijd-ruimteschalen. Je wordt achtervolgd door de consequenties van je handelen, die nooit precies goed uitwerken op elke schaal. Ecologie betekent bewustzijn van je eindigheid, van grenzen. Ecologie betekent dat je je bewust bent van andere levensvormen, vlak om de hoek, waarvan je afhankelijk bent en die afhankelijk zijn van jou”.
Het gedachtegoed van Karl Marx krijgt een klimaat-opknapbeurt van socioloog Nicolaj Schultz, die met de introductie van geo-sociale klassen de klassenstrijd in tijd en ruimte opschaalt. De tegenstelling en het verband tussen globaal en lokaal wordt prachtig uitgelegd door sociologe Saskia Sassen, maar het essentiële verschil tussen globalisme en planetair bewustzijn wordt helaas door haar niet behandeld. Er is een bevlogen stuk van filosofe Rosi Braidotti over de co-existentie van mensen en niet menselijke aardbewoners. Activiste Greta Thunberg vertelt aangrijpend onder de N van Next Generation, over de relatie tussen haar beleving van het klimaatprobleem en haar Asperger, die gepaard gaat met een selectief mutisme, wat er feitelijk op neer komt dat ze alleen spreekt wanneer het nodig is. “En dat is nu”. Er is in Connectedness veel te genieten. Alles is mooi geïllustreerd en voorbeeldig vormgegeven. Die keurige vormgeving is eigenlijk een beetje jammer, het geeft ongewild een ‘niets aan de hand’ gevoel mee aan het boek.
Waarom zou dit alles ons als ontwerpgemeenschap moeten interesseren? Allereerst omdat het Antropoceen letterlijk loodzwaar is. De door mensen gemaakte en toegevoegde massa van de gebouwde omgeving – beton, asfalt, metaal, glas – heeft die van de natuurlijk biomassa overtroffen en zal, als er in dit tempo wordt doorgebouwd, in minder dan twintig jaar nogmaals verdubbelen, zo tonen de auteurs van het artikel ‘Global human-made mass exceeds all living biomass’ in Nature aan. Langzamerhand beginnen steeds meer mensen uit de vakwereld zich te beseffen dat de problemen groter zijn dan door LEED-platinum gebouwen, bomen op de balkons en andere ‘groene groei’ strategieën kunnen worden opgelost. Je ziet dat de hele vakwereld, van bouw tot ruimtelijke ordening en van ontwerpers tot ontwikkelaars, naar hun rol in de meervoudige omgevingscrisis aan het zoeken zijn. En die heroriëntatie is hoogstnoodzakelijk.
Er zijn minstens vier manieren te onderscheiden om je te verhouden tot deze Antropocene conditie. De eerste is het ontkennen van de situatie. We laten voor het gemak deze ‘virtualisten’ als een weinig perspectiefrijke richting voor ontwerpers even buiten beschouwing. De tweede attitude is het makkelijkste te bevatten. Het is een hervorming door de toevoeging van het prefix eco aan het modernisme. Dit eco-modernisme is overgewaaid uit de Verenigde Staten waar het Break Through Institute het Ecomodernist Manifesto uitbracht. Deze wereldvisie drijft op de steeds sleetser wordende hypothese dat het gaat lukken om tegelijkertijd economisch te groeien én de ecologische voetafdruk te verkleinen door innovaties en efficiency maatregelen. Het is een oproep tot vertrouwen in technische oplossingen voor alle duurzaamheid problemen met als energetische basis uiteraard kernenergie, of liefst kernfusie, waarvan de krachtige rugwind ons in staat zal stellen precies te blijven doen wat we altijd al deden. Sterker nog: the best is yet to come. De ultieme overwinning van de mensheid op de natuurlijke beperkingen is wanneer, door deze groene groei, het ‘Goede Antropoceen’ wordt bewerkstelligd. Het ecomodernisme is de dominante verhaallijn in het huidige milieudebat en tevens de grote hoop tot vernieuwing en overleving van Het Systeem. Persoonlijk vrees ik dat deze way-out in de doodlopende straat uitkomt waar men hoopt de problemen op te lossen met het soort denken dat die problemen in de eerste plaats hebben veroorzaakt.
Het derde alternatief dat zich begint af te tekenen is het posthumanisme. In dit wereldbeeld wordt de mens geacht een stapje terug te doen: van Ego naar Eco. Het besef moet indalen dat onze soort maar een bescheiden onderdeeltje is in het web van het leven en de planeet deelt met talloze levensvormen. Het posthumanisme wordt gekarakteriseerd door een ontologisch pluralisme. Alle soorten van ‘zijn’ (zijnsleer of ontologie) mogen en moeten naast elkaar bestaan. De leefgewoonten van de westerse cultuur zijn gelijkwaardig aan de zijnswijzen van inheemse volken en ook gelijkwaardig aan de ontologie van het niet menselijk leven. De ooit solide geachte grens tussen cultuur en natuur verkruimelt op alle fronten. Op dit snijvlak gebeuren dingen waar we de juiste woorden nog niet voor hebben. Het posthumanisme heeft vooral tractie gekregen in de wereld van de sociale wetenschappen getuige de trend om landschappen en landschapselementen een eigen juridische status te verlenen, en door Bruno Latour geïnspireerde ‘Parlement der Dingen’ initiatieven. Bij ons is Ambassade van de Noordzee een zeer geslaagde invulling. Dit kunstproject tracht de Noordzee tot een volwaardige politieke speler te promoveren. Connectedness bekent zich tot het posthumanisme en verkent deze nieuwe wereld op een avontuurlijke wijze.
In het kader van deze recensie kan de kritiek op dit posthumanisme niet onbesproken blijven. Hoezeer deze manier van denken ook toegang geeft tot volstrekt nieuwe vormen van empathie met onze medeschepselen, de oplossingen die eruit voort komen gaan vooral over een verbreding van de democratie en laten zich lastig opschalen. We kunnen niet met droge ogen volhouden dat we slechts een piepklein radertje zijn in dat wonderlijk complexe ecosysteem. Misschien zijn we gelijkwaardig aan ander leven maar zeker niet gelijkaardig, onze invloed op de biosfeer is veel groter. Er zijn ravages aangericht die we niet bij andere soorten in de schoenen kunnen schuiven. Er zijn een aantal planetaire grenzen overschreden, of we zitten in de gevarenzone zoals het werk van de onderzoeksgroep van Rockström laat zien . Hun overzichtelijke amoebe-achtige info-graphics geven als een soort planetair dashboard aan waar flinke stappen terug moeten worden gedaan. Dit zijn terreinen waar ‘groene groei’ niet meer helpt. De ontregelde stikstofcyclus bijvoorbeeld, of de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit.
Het aanvaarden van deze verantwoordelijkheid vormt de basis van een andere ontsnappingsroute: het Antropocentrisme 2.0 dat door de Australische filosoof Clive Hamilton in 2010 is geïntroduceerd. Deze vierde attitude tegenover het nieuwe tijdperk beschouwt de mens als geologische kracht in een worsteling met een levende planeet die verre van passief is en welks systemen onverwacht heftig reageren als ze verstoord worden. Het onderscheidt zich van het (eco)-modernisme ‘the best is always yet to come’ door het wat realistischer ‘the worst might still be avoided’. Deze twee hebben overigens gemeen dat ze de technosfeer als de nieuwe biologie beschouwen. In het Antropocentrisme 2.0 wordt techniek evenwel Goetheaans bekeken. Techniek kan onze redding zijn maar ook onze ondergang betekenen. In deze visie is het centrale vraagstuk het uitstippelen van een welvarende krimpstrategie voor onze industriële samenleving. Dit Antropocentrisme wordt van een wetenschappelijk kompas voorzien door de recent opkomende Earth System Sciences (ESS). Het is een wereldbeeld waar bijvoorbeeld wordt gezocht naar – niet draconische manieren – van bevolkingsafname, en een dikke projectportefeuille aanwezig is met trefwoorden als: repareren, re-wilding, herstellen, defragmentatie, agro-ecologie, reverse engineering. Kortom een soort imaginaire planet repair man (m/v) aan het werk.
Een silver bullet voor deze clustercrisis bestaat niet. Geen van de vier richtingen kan een alles omvattend, 100% waterdicht, handelingsperspectief bieden. Het tijdperk van de eenduidige oplossingen voor welomschreven problemen is voorbij. We moeten ons dus misschien tevreden stellen met intelligent voorwaarts struikelen door een bricolage van deeloplossingen die voortkomen uit de botsing tussen meerdere wereldbeelden.
Inzicht in deze woelige ideeënstrijd is voor ontwerpers razend interessant. Voor de eigen positiebepaling bijvoorbeeld, en voor de keuze hoe uit het zwaartekrachtveld van het modernisme te ontsnappen. We kunnen niet hooghartig vanuit een veronderstelde professionele neutraliteit langs de zijlijn blijven staan. Maar ook is deze draaikolk van ideeën behulpzaam om veel preciezer te worden in wat we vanuit het ruimtelijke domein nu wel en niet aan oplossingen kunnen bijdragen. En lest best, om scherper te kunnen onderscheiden waar we deel van de oplossing kunnen zijn en waar we eerder deel uitmaken van het probleem.