In het kader van het project The Persistence of Questioning, kritische reflecties voor de toekomst en op de vraag “Waar staat de architectuurcultuur?”, beschrijft Sergio Figueiredo in zijn essay de duikvlucht die de architectuurcultuur in Nederland sinds 2013 volgens velen maakt. Daarna schetst hij een perspectiefrijke toekomst voor diezelfde architectuurcultuur aan de hand van enkele hoopgevende buitenlandse voorbeelden.
Ik moet bekennen dat ik mij altijd heb gestoord aan de voortijdige opheffing van het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) en de opzettelijk teweeggebrachte ineenstorting van de ondersteunende infrastructuur voor Nederlandse architectuur in 2013. De drastische herziening van de Nederlandse culturele infrastructuur, die werd ingezet door het marktgestuurde ‘cultuurbeleid’ van toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra, had ook desastreuze gevolgen voor de Nederlandse architectuurcultuur. De subsidies van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR), Architectuur Lokaal, Archiprix, Europan en het Berlage Instituut – met andere woorden de instellingen en organisaties die de architectuurcultuur in Nederland grotendeels faciliteerden – werden ingrijpend verlaagd en het NAi werd omgevormd tot Het Nieuwe Instituut (HNI). Het waren tekens aan de wand: de architectuur en haar cultuur werden aan de markt overgelaten.
Hoewel sommige lezers misschien bekend zijn met de term ‘architectuurcultuur’, vragen anderen zich mogelijk af wat zij eigenlijk betekent. In grote lijnen verwijst ‘architectuurcultuur’ (zij het ontoereikend) naar de notie dat er een bepaalde cultuur bestaat – specifieke principes, protocollen, uitgangspunten, discoursen, ambities en praktijken – die samenhangt met en gevoed wordt door de architectuur en de bijbehorende media. Deze cultuur is evenzeer tot stand gekomen en ontwikkeld via glanzende, heroïsche architectuurafbeeldingen in dikke koffietafelboeken, als via diepgravende teksten en theoretische beschouwingen in academische tijdschriften. Het is een cultuur die zowel gedijt bij obscure podcasts met intieme gesprekken over ruimtelijk beleid, als bij drukbezochte tentoonstellingen over iconische gebouwen waar de nieuwste en beste architectuur wordt gepresenteerd. Het is een cultuur die groeit met elke polemische lezing, elk onstuimig debat en elke zelfpromotiepost in de stroom van berichten op de reguliere architectuurwebsites. In deze opvatting van de architectuurcultuur staan gebouwen en andere projecten weliswaar centraal, maar zijn het de media eromheen die gebouwen en projecten van betekenis voorzien.
Ondanks de onvermijdelijke verschillen tussen deze media is de onbenoemde constellatie waarvan ze deel uitmaken altijd al van cruciaal belang geweest voor de architectuur. Tezamen maken ze architectuur toegankelijk door haar voor iedereen begrijpelijk en bespreekbaar te maken. In het beste geval stimuleert de architectuurcultuur ieder van ons om bewuster om te gaan met onze relatie tot de gebouwde omgeving. Ze stimuleert ons ruimtelijke ervaringen op waarde te schatten en deze door verschillende lenzen en perspectieven bekijken. In het beste geval stimuleert de architectuurcultuur ieder van ons een groter bewustzijn met betrekking tot onze relatie met de gebouwde omgeving. Uiteindelijk spoort dat ons allemaal aan om architectuur te zien als een fundamenteel maatschappelijk middel dat ons leven vormgeeft en onze blik bepaalt, ongeacht wie de eigenaar van een bepaald gebouw is en wie de rekening voor de bouw betaalt. De architectuurcultuur stimuleert niet alleen de bewustwording en de zichtbaarheid, maar ook de publieke waardering van de architectuur. Het bespreken van architectuur maakt architectuur mogelijk.
Echter, doordat de onzichtbare hand van de markt de Nederlandse architectuurcultuur het grootste deel van het afgelopen decennium heeft gestuurd, zien we ons geconfronteerd met de architectuurcultuur op haar slechtst. Met name het maatschappelijke debat over architectuur is onder druk komen te staan, waarbij de brede discussie steeds meer werd verdrongen door oppervlakkige zelfpromotie. Naarmate de aandacht in de architectuurcultuur verschoof van de opbouw van gemeenschappelijke vocabulaires en referentiekaders naar nogal obscure technische discussies en narcistische PR-verhalen, begon de toenemende afwezigheid van enig architectuurdebat in Nederland steeds meer op te vallen. Zonder een bloeiende architectuurcultuur die de maatschappelijke en culturele dimensies van architectuur helpt ontwikkelen, verspreiden en bediscussiëren, blijft er niets over om tegen het dominante economische discours in te gaan. In afwezigheid van dit zeer cruciale maatschappelijke debat is de architectuur een platte, holle schim van zichzelf geworden.
Kiemen van verzet
Hoewel de situatie er momenteel somber uit ziet, biedt het ook mogelijkheden om anders te denken en te doen. Als we in Europa kijken, en dan met name naar de randen van het vakgebied, zien we daar bemoedigende initiatieven van een aantal bloeiende architectuurculturen die worden ontwikkeld zonder royale overheidssteun. Het zijn culturen die zich niet voegen naar de huidige, door economische wetmatigheden gestuurde situatie, maar zich daar juist krachtig tegen verzetten. Het zijn culturen die alternatieve modellen ontwerpen, uittekenen en in praktijk brengen, en die laten zien dat er andere manieren bestaan om met architectuur om te gaan. Manieren die niet alleen mogelijk, maar ook hard nodig zijn. In heel Europa zijn jonge architecten bezig met het creëren van nieuwe architectuurculturen die het maatschappelijke debat nieuw leven kunnen inblazen en die via architectuur, urgente maatschappelijke, culturele en economische kwesties aan de orde stellen. Met dat doel voor ogen creëren ze ware verzetsruimten die zowel conceptueel als fysiek zijn. Het gaat niet om sporadische oprispingen: de verschillende benaderingen vertegenwoordigen een gemeenschappelijk streven om het architectuurdebat open en inclusief te maken, alsook een streven naar architecturaal experimenteren en directe betrokkenheid. Deze inspanningen maken architectuur weer maatschappelijk relevant.
Een van de eerste en meest zichtbare pogingen om architectuur weer maatschappelijke relevantie te geven, was ook een duidelijke aanwijzing dat de bestaande situatie niet langer aanvaardbaar was voor een nieuwe generatie architecten. In Spanje leidde de opkomst van verschillende collectieven tot nieuwe manieren om architectuur te maken en om de architectuurcultuur te veranderen. Deze collectieven, die kritisch staan tegenover de kantoorcultuur en hoogconjunctuur (en laagconjunctuur) in de bouw, baseerden zich op morele en politieke standpunten, hanteerden activistische strategieën en zetten architecturale instrumenten en vaardigheden in ten behoeve van gedeelde maatschappelijke doelen. Deze collectieven – praktijken van zelfbeheer en stedelijk verzet – verwierpen zaken als architecturaal auteurschap, spektakelprojecten en vastgoedspeculatie en richtten zich in plaats daarvan op het ontwikkelen van alternatieve praktijken en discoursen voor een architectuur die gemeenschappelijk en sociaal was.
De subversieve aanpak van het in Sevilla gevestigde Recetas Urbanas, die in verschillende stedelijke gebieden ingrijpt en de bewoners activeert via zelfbouw, lokale participatie, en het onderzoeken van lacunes in administratieve structuren, is slechts één voorbeeld van de inventieve manier waarop deze collectieven zich met de maatschappelijke werkelijkheid bezighouden. Hun betrokkenheid bij de gemeenschap, die zeer uiteenlopende vormen aanneemt, is het belangrijkste element van deze nieuwe praktijken. Gemeenschappen kunnen via co-auteurschap participeren in de verschillende stadia van architectuur: van ontwerp en constructie tot het in gebruik nemen van de ruimte. Om dit te kunnen realiseren zijn de collectieven afhankelijk van de ontwikkeling van netwerken op het gebied van informatievoorziening en -verspreiding, directe betrokkenheid en een brede maatschappelijke discussie. Hierdoor wordt het publiek niet alleen in staat gesteld om de architectuur te begrijpen en te bespreken, maar ook om hun eigen standpunten te ontwikkelen.
Veel van dit werk is erop gericht het onzichtbare zichtbaar te maken en dat is ook de voornaamste strategie van het Portugese collectief Space Transcribers. Door middel van werkgroepen en andere co-creatiepraktijken hebben zij manieren ontwikkeld om in contact te komen met achtergestelde gemeenschappen. Samen met deze gemeenschappen gebruiken ze verschillende methodes – van video tot maquette – om doorleefde ervaringen te communiceren, zodat anderen de complexe werkelijkheid van zulke gemeenschappen kunnen erkennen en begrijpen. Door deze manier van werken worden gemeenschappen op een informele en emotionele manier bij de architectuur betrokken en wordt die architectuur ook een ruimte van gedeelde verbeelding.
Door participatiemodellen worden bestaande strategieën voor publicatie en distributie grondig herzien. In Litouwen heeft een groep jonge architecten en studenten gedesillusioneerd door de beperktheid van het discours en het gebrek aan debat in architectuur publicaties zich verenigd in de losjes georganiseerde Architektūros Fondas. Hun doel is simpelweg om het maatschappelijke debat over architectuur zichtbaarder en inclusiever te maken, maar hun missie is om de kwaliteit van gebouwen en ruimten te verbeteren door kennis over architectuur bij een breed publiek te vergroten. Daarom praten ze niet alleen over architectuur, maar helpen ze ook anderen om dat te doen. Ze hebben bijvoorbeeld het concept van de ‘decentrale publicatie’ ontwikkeld. Twee keer per jaar verzamelen ze bijdragen – dat kunnen podcasts, geschreven stukken, illustraties of gedichten zijn – over verschillende thema’s, maar in plaats van deze zelf te publiceren, delen ze deze bijdragen met bestaande publicaties en platforms. Zo probeert deze vrijwilligersgroep een netwerk op te bouwen van samenwerkingspartners om zo de architectuurcultuur opnieuw vorm te geven, gevestigde dominante discoursen van binnenuit te bevragen en bestaande architectuurmedia langzaam aan te heroriënteren.
De Britse groep New Architecture Writers (N.A.W.) onderschrijft het idee dat het soms beter is de bestaande architectuurcultuur van binnenuit te veranderen. Deze groep richt zich op mensen van kleur, die ondervertegenwoordigd zijn in de ontwerpjournalistiek en het tentoonstellingencircuit. Ze ontwierpen een jaarprogramma dat de ontwikkeling van opkomende schrijvers (gratis) ondersteunt, hen de ruimte biedt om een kritische stem te ontwikkelen, en hen de nodige instrumenten aanreikt om toe te treden tot het architectuurmedialandschap. Het programma is bedoeld om door middel van werkgroepen, schrijfopdrachten en het één-op-één mentorschap van ervaren critici, een groep schrijvers te ondersteunen die het architectuurdiscours kan verrijken met een meer diverse manier van denken, schrijven en begrijpen van de gebouwde omgeving. N.A.W. probeert, net zoals Architektūros Fondas, doelbewust te infiltreren in vastgeroeste medialandschappen en hun vaste publiek bloot te stellen aan andere ervaringen, richtingen, mogelijkheden en denkwijzen. Het doel is om verandering in gang te zetten en bestaande aannames te herijken en herformuleren.
Een andere strategie is het aanpassen van bestaande formules of het creëren van nieuwe formules voor een alternatief architectuurdebat. Het van oorsprong Oostenrijkse, maar inmiddels wereldwijd opererende Mies.TV doet dit door informele video-interviews af te nemen, waarin allerlei aspecten van architectuur aan de orde komen. Op basis van informele interviews met (meestal) architecten verzamelt deze door studenten geleide groep uiteenlopende meningen over diverse onderwerpen. Ze gebruikt video voor het ontwikkelen van conceptuele kaders, die als brandstof worden gebruikt voor live uitgezonden discussies. Door middel van deze video’s en debatten probeert de groep architectuur te demystifiëren en toegankelijker te maken om uiteindelijk het maatschappelijke debat te verbreden.
De deelnemers aan het tentoonstellingsproject Unfolding Pavilion zijn al net zo vastbesloten om het discours te verbreden en ruimte te maken voor alternatieve gesprekken in en rond de architectuur, maar dan door middel van incidentele interventies. Sinds 2016 organiseert de groep korte, intense tentoonstellingen als parallelle tijdelijke evenementen bij elke editie van de Architectuurbiënnale van Venetië. Ze verkennen thema’s die zowel geïnspireerd zijn door, als een reactie zijn op de verrassende tentoonstellingsruimtes. Door significante, maar normaal ontoegankelijke gebouwen in Venetië te gebruiken, creëert de groep doelbewust botsingen tussen architectuur en tentoonstelling, gestructureerd door meeslepende ruimtelijke en architecturale verhaallijnen. Unfolding Pavilion gebruikt dit type tijdelijke locaties om nieuwe referentiekaders te ontwikkelen die alternatieve gesprekken op gang kunnen brengen en opvattingen over architectuur en haar discours kunnen veranderen. In de ‘gevorderde’ tentoonstellingsruimte verbeelden in opdracht gemaakte werken de verborgen facetten van de geschiedenis en de culturele context van de locatie.
Dit zijn weliswaar slechts enkele van de verschillende onafhankelijke organisaties die in Europa actief zijn, maar ze laten ons wel een glimp opvangen van wat de toekomst van de architectuurcultuur zou kunnen zijn. De architectuurcultuur van de toekomst moet opnieuw – via video’s, werkgroepen, incidentele tentoonstellingen, decentrale publicaties of formules die nog niet bedacht zijn – een bredere maatschappelijke betrokkenheid en discours creëren.
Deze inspanningen, die zich in de marge van het vak en de discipline ontwikkelen, berusten bovendien op open structuren en losse organisaties die wendbaar genoeg zijn om snel op veranderende omstandigheden te reageren en alternatieve vormen van uitwisseling aan te gaan. Qua verscheidenheid en diversiteit maken ze een meervoudig begrip van architectuur mogelijk dat voller en rijker is dan dat van het beperkte dominante discours, dat vooral door economische belangen wordt gestuurd. In feite introduceren deze onafhankelijke, sporadische, zelfgeorganiseerde initiatieven nu al nieuwe kritische ideeën in de architectuur en ontwikkelen ze nieuwe betekenislagen. Ze herinneren ons eraan dat de architectuur het gesprek kan en moet aangaan over meer dan oppervlakkige façades, spectaculaire vormen of banale interieurs. Dit gesprek moet niet alleen kritische vragen opwerpen over de rol van architectuur in de privatisering van de openbare ruimte of de opmars van technologie in ons leven, maar ook over de manier waarop de architectuur zich kan en moet bezighouden met de grote uitdagingen waar we vandaag de dag voor staan, van klimaatverandering tot maatschappelijke rechtvaardigheid. De architectuur moet dringende kwesties aan de orde stellen en haar verschillende communicatiemiddelen gebruiken als instrumenten voor het scheppen van betrokkenheid en voor het problematiseren van meer algemene kwesties.
In Nederland ontwikkelen zich soortgelijke praktijken, van digitale platforms die vraagtekens zetten bij de veranderingen in onze omgeving, zoals het Amsterdamse Failed Architecture, tot lezingen en discussies over nieuwe vormen van architectuurproductie, zoals de TALKS about architecture, die architectenbureau De Kort Van Schaik in Rotterdam organiseert, en rough zines waarin vraagtekens worden geplaatst bij hedendaagse stedelijke omstandigheden, zoals die van Onomatopee Projects in Eindhoven. Al deze initiatieven maken ruimte voor verzet tegen al te simpele verhalen over vorm, en vergroten de reikwijdte van de architectuur tot voorbij de winstbeluste bedoelingen van ontwikkelaars en de bouwsector. Dergelijke initiatieven zijn in Nederland tot nu toe vooral beperkt gebleven tot de kringen van architecten, stedenbouwkundigen en landschapsontwerpers. Ze zijn echter de kiem voor de herontdekking van het intellectuele project van de architectuur, als een kracht die de maatschappij vorm kan geven en waardoor de maatschappij historisch is gevormd. Als deze initiatieven op consistente en zichtbare wijze worden gekoesterd, door middel van maatschappelijke betrokkenheid en inclusieve gesprekken, kunnen ze ook de basisingrediënten vormen voor een nieuwe architectuurcultuur.
Een nieuwe architectuurcultuur?
De nieuwe architectuurcultuur moet architectuur kadreren en omarmen als de belichaming van de ideologieën, concepten, waarden en effecten van de menselijke expressie. Misschien is de belangrijkste les die we uit al deze onafhankelijke inspanningen in Nederland en daarbuiten kunnen trekken, dat de overheidssteun voor de architectuurcultuur blijft afnemen en het nu dus aan de vakgemeenschap is. De vraag waar ieder van ons zich mee geconfronteerd ziet, is: zijn wij bereid te werken aan de verandering die de architectuurcultuur nodig heeft?
Hoewel we niet in staat zijn de systemische omstandigheden die de huidige staat van de architectuurcultuur hebben bepaald, significant te veranderen, kunnen we ons wel allemaal individueel en collectief inspannen om een meer geëngageerd en inclusief publiek discours te ontwikkelen en om actief deel te nemen aan deze ontluikende architectuurcultuur. Kunnen wij de architectuur waarderen om meer dan alleen haar economische waarde? Kunnen wij zowel betrokken zijn bij de culturele dimensie van architectuur, als bij haar historische en intellectuele project? En kunnen we dat doen op een manier die voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk is?
De architectuurcultuur moet zich net als vroeger ook nu weer richten op het bevorderen van het maatschappelijke debat en wel op een actieve manier, die kan bijdragen aan een inclusieve architectuurdiscussie. Daartoe moet de nieuwe architectuurcultuur het architectuurdiscours en de architectuurpraktijk doelgericht in een bredere context plaatsen en ons eraan herinneren hoe beide ons dagelijks leven blijven vormgeven. Daarom is er behoefte aan een architectuurcultuur die kritisch, maar helder kan reflecteren op het raakvlak tussen de architectuur en de hedendaagse cultuur. Deze nieuwe architectuurcultuur moet ons herinneren aan de centrale rol die de architectuur in elke samenleving speelt en tegelijkertijd ruimte maken voor maatschappelijk en politiek engagement. In deze nieuwe architectuurcultuur worden architectonische bouwwerken niet langer uitsluitend besproken als zwijgzame objecten, maar in plaats daarvan wordt de architectuur besproken als een cruciale discipline die ons dagelijks leven structureert en vormgeeft. Deze nieuwe architectuurcultuur moet kunnen worden gebruikt als een strategisch instrument om vragen op te werpen, standpunten te ontwikkelen, ideeën te introduceren en gesprekken op gang te brengen. Deze nieuwe cultuur moet vraagtekens plaatsen bij de architectuurpraktijk en deze uiteindelijk naar nu nog onvoorstelbare nieuwe richtingen en hoogten stuwen.
De nieuwe architectuurcultuur moet, hetzij via de diepgaande kennis die in de gangen van onderzoekstentoonstellingen wordt verzameld, hetzij via het steunen van tot minderheden behorende schrijvers, tot stand komen door steeds bredere perspectieven te ontwikkelen en ondersteunen. De architectuurcultuur, die evenzeer door gewone televisieprogramma’s over renovaties als door decentrale publicaties tot stand wordt gebracht, moet er doelgericht en actief voor zorgen dat de band tussen het publiek en de architectuur nieuw leven wordt ingeblazen. De nieuwe architectuurcultuur moet, of het nu gaat om de thema’s van triënnales, biënnales en tentoonstellingen, of om die van kritische online platforms, de bewustwording stimuleren van maatschappelijke debatten over de dringende kwesties van het moment. Dit moet zij benaderen vanuit het perspectief van de architectuur over die kwesties, en tegelijkertijd de rol van architectuur daarin ter discussie te stellen.
Kunnen we de hedendaagse logistieke toeleveringsketens, de reorganisatie van arbeid, politieke polarisatie, maatschappelijke rechtvaardigheid, de woningbouwcrisis, de klimaatcrisis en de rol van technologie begrijpen door openlijk te discussiëren over de (vaak medeplichtige) rol van architectuur in de onderliggende systemen? Kunnen we potentiële kwesties en problemen blootleggen door nieuwe discoursen en perspectieven op architectuur te ontwikkelen? Kunnen we de architectuur weer operationeel maken? Kan ze opnieuw een culturele en kritische praktijk worden?
Uiteindelijk is architectuurcultuur wat wij – als architectuurprofessionals, studenten, docenten, curatoren, auteurs, historici, critici en uitgevers – ervan maken. Het is aan ons om de ruimte te scheppen en de kiem te leggen die deze nieuwe, geëngageerde architectuurcultuur tot werkelijkheid kan maken. Het is aan ons om meer ruimte te scheppen voor discussie en waardering, om de mogelijkheid te scheppen voor een robuust maatschappelijk discours. Zoals Thomas Aquilina, een van de medeorganisatoren van het programma van de N.W.A., stelde in Learning to See through Walls: Addressing Race and Space with the New Architecture Writers: “We moeten deze transformatie samen bewerkstelligen, het is niet voldoende om ons solidair te verklaren.” De architectuur kan er alleen maar baat bij hebben.