In het kader van het project The Persistence of Questioning, kritische reflecties voor de toekomst en op de vraag “Waar staat de architectuurcultuur?”, gaat Rob Ritzen in op een hele andere vorm van architectuurcultuur, namelijk die van architectuur als civic duty. Aan de hand van een casestudy maakt de auteur vastgoedstructuren zichtbaar die zich in Brussel toeleggen op tijdelijk gebruik, en de rol die architecten hierin spelen.
Op vrijdag namiddag 26 februari wordt het Hospice Pacheco, een voormalig rust- en verzorgingshuis in Brussel, bezet door een veertigtal woonrechtenactivisten die betrokken zijn in de Campagne voor Solidaire Opvordering die opkomt voor mensen in precaire woonsituaties. Via Facebook krijg ik een eerste bericht “Bâtiment Réquisitionné”. De lokale krant Bruzz kopt online: “Krakers bezetten voormalig Pacheco-instituut in Begijnenhofwijk.” Op Instagram zie ik meerdere posts langskomen die het nieuws van de actie verder verspreiden. Niet veel later berichten vrienden dat de politie al aanwezig is om een einde te maken aan de actie. Met terugwerkende kracht volgen berichten over arrestaties en uitzetting van de activisten. De maandag erop wordt, zoals reeds stond gepland, de projectoproep voor tijdelijk gebruik van het Hospice Pacheco gepubliceerd. Dit lijkt een goede daad, maar de bezetting heeft het speelveld voor tijdelijk gebruik verschoven.
De gelaagdheid van Brussel
Het is bekend dat Brussel administratief een gelaagde en complexe stad is: een gewest, twee gemeenschappen en 19 gemeenten, federale overheidsinstanties, de Europese Unie, en alles daaromheen. Er is dan ook een markt voor kantoren en daarmee een speelveld voor ontwikkelaars. Daarnaast is er maatschappelijk vastgoed — administratieve centra, ziekenhuizen, politiekantoren, brandweerkazernes, gevangenissen, etc. — in bezit van verschillende overheden. Daarbij komen nog eens de bedrijven, instanties en organisaties die zich richten op huisvesting. Voor groepen die van onderop andere manieren van ruimtegebruik voorstellen is er ogenschijnlijk nog weinig ruimte om tussen te bewegen.
In de iets meer dan tien jaar dat ik in Brussel woon heb ik kennisgemaakt met een staalkaart aan stadsactivisme. Vaak als volger van een beweging, soms als betrokkene in verzet, soms als medeplichtige in stadsontwikkeling. Deze ambiguïteit staat niet goed in de strijd, je bent voor of tegen. Ik zet mij, samen met anderen, in voor de plek van kunstenaars in de stad. Dit gaat momenteel vooral over werkplekken, maar betaalbaar wonen in de stad is natuurlijk ook een vereiste. Groepen die zich inzetten voor een plek in de stad lopen vaak tegen situaties aan waar het nastreven van het ene doel, een andere noodzakelijke voorwaarde minder haalbaar maakt of zelfs tegenwerkt. Het gangbare idee is bijvoorbeeld dat kunstenaars vastgoedprijzen op een indirecte manier verhogen, waardoor ze er zelf op een gegeven moment ook niet meer gebruik van kunnen maken. Als binnen een schijnbaar eenduidig groepsbelang — plek voor kunstenaars in de stad — al tegenstrijdigheden opduiken, hoe kunnen verschillende groepen die zich hiervoor inzetten dan nog met elkaar optrekken in hun verzet?
Verzet is sowieso moeilijk om te duiden; actie, weigering, exodus, revolte, strijd, negativiteit, creativiteit. Voor veel begrippen in politiek denken ligt de oorsprong in de (mechanische) fysica, zoals; massa, actie/reactie, kracht, beweging, revolutie. Verzet is bij uitstek een begrip dat in dit rijtje thuishoort, maar dan als inertie: de eigenschap van een lichaam om te volharden in de toestand van rust of beweging waarin zij zich bevindt. Voor mij geeft verzet als een kracht binnen een dynamisch veld een kader om na te denken over interventies voor transformatie. Binnen deze context vinden eerder verschuivingen plaats dan overwinningen. Juist tussen deze machtsverhoudingen en praktijken zou architectuur zich kunnen bevinden. Ik zie architectuurcultuur dan ook niet als tentoonstellingen, lezingen, publicaties, etc. maar als de omgeving en relaties waarbinnen architecten werken.
Kunstenaars in de stad
Vanaf het begin ben ik betrokken bij Level Five, een collectief van kunstenaars die het gebrek aan betaalbare en kwalitatieve atelierruimte in Brussel wil aankaarten en voor een deel op een coöperatieve manier wil oplossen. Het collectief is ontstaan in 2019, omdat verschillende kunstenaars ongeveer tegelijkertijd hun tijdelijk beschikbaar gestelde atelierruimte moesten verlaten. Een voormalig overheidskantoor verkocht aan marktpartijen leek op dat moment als enige uitkomst te bieden. Hoewel het gebruik van het gebouw georganiseerd werd door een tijdelijk beheerbedrijf, tevens berucht voor het afschuiven van verantwoordelijkheden en rekeningen op de gebruiker, bood het collectief huren van een plek in dit gebouw de kans om ons, tachtig kunstenaars, te verenigen. Onze inzet was het zoeken naar een meer duurzame wijze om kunstenaarsateliers te organiseren en een ondersteunende omgeving op te zetten voor artistieke praktijken.
We merkten dat de organisatie van kunstenaarsateliers niet losstaat van de dynamieken van de stad en de samenleving. Wie is de eigenaar van het gebouw en binnen welke ontwikkeling spelen we een rol? Hoe verdelen we het werk binnen de organisatie? Hoe verhouden we ons tegenover anderen die een plek in de stad nodig hebben? Tegelijkertijd trad ook steeds meer het belang van het atelier als een ruimte voor reflectie en experiment naar voren, een plek die juist niet geheel verstrikt moet raken in deze dynamieken. De gemene deler in de groep is betrokkenheid in de kunsten, maar de artistieke praktijken zijn heel verschillend, net zoals de persoon achter de kunstenaar. Dit is terug te zien in de achtergrond of drijfveren van sommige kunstenaars van Level Five: dakloos, migratie, sans-papiers, tegen politiegeweld, LGTBQIA+, ecologie, racisme, ongelijkheid… Door deze overlappen worden er als collectief initiatieven genomen voor sociale betrokkenheid, voorbij het eigenbelang en de kunsten.
Calculerende overheidsdiensten
De bezetting van het Hospice Pacheco kent een lange aanloop. In 2017 sloot het gebouw definitief haar deuren als rust- en verzorgingshuis, sindsdien heeft het grotendeels leeggestaan. Het gebouw is in bezit van de sociale zekerheidsdienst, OCMW/CPAS, van de stad Brussel. Het uiteindelijke doel is om hier intergenerationele huisvesting te realiseren die een maatschappelijk doel dient.
Begin 2021 schrijft de OCMW/CPAS een projectoproep uit voor het tijdelijk gebruik. Waarom er zoveel tijd verstreek tussen het sluiten van de deuren en de projectoproep is gissen. Omdat Level Five haar locatie moet verlaten en urgent een plek zoekt voor tachtig kunstenaars lijkt de projectoproep voor Hospice Pacheco, in de korte tijd die nog rest, een van de weinige opties te zijn. Toch zijn er ook twijfels. Zeker omdat er in het collectief mensen zijn die zich uitspreken tegen politiegeweld en betrokken zijn in steun voor zowel sans-papiers als daklozen in Brussel. Hoe kunnen we deelnemen aan een oproep voor een tijdelijk gebruik waar een politie interventie aan vooraf is gegaan? Gaat onze vraag naar ruimte ten koste van de opvang van daklozen? Welke solidariteit is er nog met sans-papiers als we deelnemen? Een optie zou zijn om deel te nemen in een coalitie van organisaties die zich inzetten voor tijdelijk gebruik met een sociaal doel. Het blijkt moeilijk om aansluiting te vinden. Dit soort organisaties doen uit solidariteit met de actie van Solidaire Opvordering niet aan de projectoproep mee.
Hoewel de oproep een kans zou zijn geweest om het netwerk van Brusselse initiatieven die van onderop de stad maken samen te brengen en daarmee nog zwaarder te laten wegen op stadsontwikkeling en sociaal beleid, is deze piste ook om een andere reden al vroegtijdig afgesloten. Dit komt vooral door de formulering van de projectoproep waarvoor de organisaties voor tijdelijk gebruik met een sociaal doel niet zijn geconsulteerd. In plaats daarvan is de oproep op het lijf geschreven van een organisatie met een generiek place making model waarbij, zoals bij een ruimtelijk bestemmingplan, functies en omschrijvingen (solidariteit, cultuur, onderwijs, innovatie, …) aan zones worden toegekend om later invulling te krijgen.
Architecten als afleiders
Op het gebied van place making en tijdelijk gebruik zijn in Brussel een aantal organisaties actief. Zo is er Up4North, een organisatie opgetuigd door vastgoedontwikkelaars in de Noordwijk. Up4North heeft via een co-creatieproces tot doel transformatie door te voeren tot een dynamische, toegankelijke, verbindende, innovatieve wijk waar verschillende werelden samenkomen en delen.” Onder de naam LabNorth brengen zij 51N4E, Vraiment Vraiment en Architecture Workroom Brussels samen om zich in de ontwikkeling van de Noordwijk op te werpen als bemiddelaar voor tijdelijk gebruik met het oog op de komende ontwikkelingen. Het epicentrum bevindt zich in het WTC-gebouw.
Waar organisaties die zich inzetten voor tijdelijk gebruik met sociaal doel vooral ruimte proberen te maken voor degene die hier minder toegang toe hebben, lijkt LabNorth de tijdelijkheid vooral als een ontwerpend onderzoek aan te grijpen. Voor wie ze dit doen is niet direct duidelijk. Alle activiteiten in het WTC-gebouw speelden het ontwerpend onderzoek van 51N4E in de kaart en werkten als een visitekaartje. In ruil voor wat ze zelf civic design noemen, konden ze van de vastgoedontwikkelaars gratis gebruikmaken van een verdieping in het WTC-gebouw. Dit maakte dat ze de opdracht voor de uiteindelijke ontwikkeling voor een klein deel kregen toegewezen in samenwerking met het Parijse L’AUC en onder toeziend oog van Jasper Eyers Architecten. Architecture Workroom Brussels lijkt het moment vooral te hebben aangegrepen om hun eigen projecten en onderzoeken een plaats te geven, zoals You Are Here (IABR).
StamEuropa, een pilootproject voor tijdelijk gebruik, laat eenzelfde afstandelijkheid zien in de rol van architecten. Het project is deel van het Europees regionaal ontwikkelingsproject 2nd Chance, dat is gericht op tijdelijk gebruik. De Stad Brussel is projectpartner en de Regie der Gebouwen (federale overheid) beheert het gebouw waar StamEuropa in huist. Samen met het Fonds Europese Wijk, een bedrijvenfonds binnen de Koning Boudewijnstichting met onder andere vastgoed ontwikkelaars, mediëren ze de tijdelijke invulling. Het gebouw is een beton karkas en onbruikbaar zonder enige investering. Omdat de Regie der Gebouwen een deel van haar gebouw openstelt voor tijdelijk gebruik, hoeft ze geen leegstandsbelasting te betalen. Het uitgespaarde bedrag van de leegstandsbelasting dient als een budget voor het Fonds Europese Wijk en invulling van de tijdelijkheid. StamEuropa organiseert de tijdelijke invulling. Daar blijken deels dezelfde personen bij betrokken te zijn als in Up4North, zoals Alain Deneef, coördinator van Up4North en voorzitter van het Fonds Europese Wijk en eQuama (European Quarter Area Management Association). Het is dan ook niet verrassend dat we 51N4E en Vraiment Vraiment terugzien bij start van de tijdelijke invulling. Het budget voor het gebruiksklaar maken wordt voor een groot deel door hen aan de foyer en het aanzicht van het gebouw van de buitenkant besteed. De lobby, misschien 10% van het gebouw, wordt met een verfijnde Do-It-Yourself-esthetiek tot een plek gemaakt voor debatten, workshops en presentaties.
Het verbaast niet dat er voor de rest van het gebouw nog altijd naar invulling wordt gezocht. De verdiepingen zijn niet meer dan een oud betonnen skelet, ramen missen of zijn kapot, basis infrastructuur zoals elektriciteit en water ontbreekt. Het jaarlijkse budget dat wordt overgeheveld van de leegstandsbelasting kan hiervoor niet worden aangesproken omdat het dient voor de kostendekking van StamEuropa. Het betrekken van een verdieping in het voorbeeldproject voor tijdelijk gebruik zou dus een investering van tienduizenden euro’s vragen. Welke precaire organisatie kan zich dat veroorloven, helemaal voor een tijdelijke voorziening?
Architectuur als ondersteuning
De organisaties in Brussel die zich bewegen in tijdelijk gebruik voor een sociaal doel beoefenen een architectuurpraktijk die sociale, maatschappelijke en culturele functies weten te verenigen door hier zelf onderdeel van te zijn. Het bestendigen van deze groepen en bewegingen in de stad zou een volgende gezamenlijke stap moeten zijn. Enerzijds zouden de voorwaarden van tijdelijk gebruik in maatschappelijk vastgoed meer afgestemd moeten worden naar de organisaties met een sociaal doel. Anderzijds zouden de organisaties ook zelf meer vaste grond moeten creëren via het gemeenschappelijk aankopen van land en gebouwen (via Community Land Trust bijvoorbeeld). Voor de kunstenaars van Level Five is de eerste stap vooral bouwen aan samenwerkingen met organisaties voor ruimtegebruik met een sociaal doel. Dit moet solidair, zonder ons voor te doen als iets anders dan kunstenaars die een plek zoeken in de stad.
De titel van de interventie door 51N4E en Vraiment Vraiment bij StamEuropa is New Ways of Working Together. Laten we het lezen als een oproep, eerder dan een stelling: architecten op zoek naar een nieuwe manier van werken. Architecten hebben specifieke kennis en kunde die groepen of organisaties kunnen ondersteunen die nood hebben aan ruimte in de stad. Niet door deze organisaties als studieobject voor ontwerpend onderzoek te zien en niet door een façade voor een leeg gebouw te ontwerpen. Architecten zouden zich moeten inbedden in de groepen waar het om gaat en leren welke bouwstenen en gereedschappen nodig zijn om ruimte voor deze groepen te ontwikkelen en te bestendigen. Niet als civic design maar als civic duty, ook dat is architectuurcultuur.