Matteo Kuijpers bezocht het recent opgeleverde Museum Arnhem en heeft na zijn bezoek twijfels of de keuze voor het ontwerp van Benthem Crouwel wel de juiste was. Heeft de jury met de keuze voor het spectaculaire overkragende volume niet teveel waarde gehecht aan de iconische kwaliteit, in plaats van de kwaliteiten van de locatie, het bestaande museum en de ruimtelijke kwaliteit van het ensemble?
In de strijd om aandacht, is het meest succesvolle wapen voor musea helder: spectaculaire architectuur, of beter nog: een icoon. De UFO (Museum de Fundatie), de BLOEMPOT (Depot Boijmans Van Beuningen), de BADKUIP (Stedelijk Museum); de lijst is lang en de standaard is duidelijk. Spectaculaire architectuur lijkt hét middel te zijn om als museum aansprekend, relevant, fris en zichtbaar te zijn. Maar hoe te balanceren tussen het klaarblijkelijk gewenste spektakel en alle andere criteria waar een museumontwerp aan moet voldoen?
Bij het recent hernieuwde Museum Arnhem koos de jury uit eenenveertig inzendingen unaniem voor een opvallend ontwerp van Benthem Crouwel Architecten; een balk met een dramatisch en iconisch aangezicht van een vervaarlijk uitkragend volume boven een stuwwal. De jury bestond uit leden met verschillende achtergronden; een museumdirecteur (Saskia Bak), landschapsarchitect (Sylvia Karres) en drie medewerkers van de gemeente Arnhem met een specialisatie op het gebied van stedenbouw en landschap, vastgoed en projectmanagement. Een architect of curator ontbrak in de jury.
De zucht naar spektakel
Museum Arnhem is ongetwijfeld een van de mooist gelegen stedelijke musea van Nederland. Door de ligging op een stuwwal en het aanzienlijk hoogteverschil met de Nederrijn, biedt het museum een weids vergezicht over het rivierlandschap met zachte grasplooiingen, waterschitteringen en overdrijvende wolkenvelden. Museum Arnhem beschikt ook over een aansprekende huisvesting; in basis een laat negentiende eeuwse (voormalige) buitensociëteit, die bestaat uit een neoclassicistische centrale koepel met twee vleugels die de naastliggende tuin omarmen en het perspectief richten op het Rijndal. Het kenmerkende gebouw is ontworpen door Cornelis Outshoorn; een architect die ook bekend is van zijn ontwerpen voor het Paleis voor Volksvlijt en het Amstel Hotel. Het museum betrok de voormalige buitensociëteit in 1920. Om zo veel mogelijk schilderijen te kunnen laten zien, werden veel ramen dichtgemetseld en transformeerde de uitnodigende buitensociëteit in een gesloten object.
In 2016 presenteerden vijf geselecteerde architectenbureaus een visie om het aansprekende, maar vermoeide en hokkerige museum te revitaliseren en van meer tentoonstellingsruimte te voorzien. De visies kwamen overeen in het uitbuiten van de fenomenale locatie en het verbeteren van de (zicht)relatie tussen het gebouw, de museumtuin en de wijdere omgeving. Ze boden bovendien hetgeen wat van een hedendaagse museumrevitalisatie wordt verwacht: spektakel. Een grote, in de stuwwal gestoken, golvende schijf (Search), een gigantische houten boemerang (Kraaijvanger), een monumentaal rechthoekig glazen volume met twee grote lantaarns (Cruz y Ortiz) en een volume geheel boven op de stuwwal met een vervaarlijk uitziende uitkraging (Benthem Crouwel Architecten) passeerden de revue. De enige visie die geen heil zocht in visueel spektakel was van Happel Cornelisse Verhoeven (HVCA).
De twijfel
Nu Museum Arnhem, na vijf jaar sluiting, de deuren heeft geopend, oogst het ontwerp van Benthem Crouwel Architecten overwegend succes. Recensies openen veelal met een beeld van het iconische overstek als nieuw beeldmerk van het museum; zo niet de stad Arnhem. De nieuwbouwvleugel is door het architectenbureau prachtig uitgewerkt. Onder andere de 82.000 unieke keramische tegels, waarmee het nieuwe volume is bekleed, glinsteren uitbundig en ondersteunen het nieuwe beeldmerk welwillend. De hernieuwde museumtuin biedt bovendien opvallende nieuwe toevoegingen die aansluiten bij de hedendaagse en frisse uitstraling van het geheel.
Al lopend langs en door het hernieuwde museum slaat echter de twijfel toe of de jury de beste visie heeft gekozen. Het gebouw biedt, behoudens de entree, een gesloten gevel aan de doorgaande weg bij zowel de oud- als nieuwbouw. Dit gesloten beeld wordt versterkt doordat de expeditie-entree naast de hoofdentree prominent zichtbaar is. Binnenin begint de overprikkelende ervaring van de openingstentoonstelling, die nagenoeg alle ruimten overvol vult, reeds bij de entree. De grote nieuwbouw kan alleen worden bereikt via een reeks kleine tentoonstellingszaaltjes in de oudbouw. Ook deze zaaltjes staan vol met kunst en tijdelijke wanden met nog meer kunst, waardoor, tussen de heen- en teruggaande bezoekersstromen, weinig ruimte overblijft voor het beschouwende publiek. Door de vele toegevoegde tijdelijke wanden gaat het overzicht in zowel de oud- als nieuwbouw verloren en kan de door de architecten geënsceneerde route onmogelijk als doorlopend worden beleefd. Pijnlijk is dat de jury in haar rapport stelt dat de zalen in het ontwerp van Benthem en Crouwel Architecten een goede programmering mogelijk maken, terwijl de openingstentoonstelling het tegenovergestelde laat zien.
De met aansprekende kunst uitpuilende openingstentoonstelling maakt het bovendien lastig om in de nieuwbouw ten volle van de fenomenaal gekaderde uitzichten te genieten. Meerdere uitzichtpunten hebben in het gerealiseerde ontwerp aan kwaliteit ingeboet ten opzichte van wat in de visie werd beloofd. Het absolute hoofdmoment van de geënsceneerde route was in de visie een spectaculair hoekraam in de grootste tentoonstellingszaal die zweeft boven de stuwwal. In de uitwerking is het hoekraam gebleven, maar vormt het slechts de beëindiging van een sobere gang die de bezoeker terugleidt naar de oudbouw. De belofte van de visie, namelijk fraaie ruimten die rust en uitzicht bieden, wordt hierdoor alleen op de overgang van de oud- naar nieuwbouw waargemaakt.
Het alternatief
In de visie van HCVA is niet de nieuwbouw het gevierde object dat de aandacht opeist, maar zijn dat juist de oudbouw en de locatie zelf. De nieuwbouw wordt in deze visie uit het zicht en geheel onder de museumtuin geplaatst. Hierdoor komt de voormalige buitensociëteit, waarvan de eerder dichtgemetselde deuren en ramen weer worden geopend, vrij in de ruimte te staan en biedt de museumtuin een weids panorama op de fenomenale omgeving. De entree van het museum wordt verplaatst naar de tuinzijde, die beter zichtbaar is voor het publiek dat aanloopt vanaf het station en de binnenstad. De, direct vanuit het museumhart bereikbare, nieuwbouw biedt een grote ruimte die verschillende routes en tentoonstellingsindelingen mogelijk maakt. De nieuwbouw wordt beëindigd met een uitzichtpunt en een alzijdig paviljoen dat op het niveau van de museumtuin terughoudend uiting geeft aan het hernieuwde museum.
Dit ontwerp werd door de jury geprezen voor de waarde die de voormalige buitensociëteit werd toegekend en de jury zag het ontwerp als prachtig, maar tegelijkertijd als te subtiel en te bescheiden om een uitnodigend gebaar te maken naar de stad. Ze stelde bovendien dat het museum zich met de rug naar de stad keert door de entree aan de museumtuin te positioneren. Ook was de jury niet overtuigd van de vrij indeelbare tentoonstellingsruimte omdat het de route voor de bezoeker te weinig afwisselend zou maken en een te beperkt uitzicht zou bieden op de omgeving. Er werd echter voorbijgegaan aan het gegeven dat juist het vrijhouden van de museumtuin de bezoeker een ongeëvenaard weids uitzicht biedt en dat een vaste route mogelijk conflicteert met toekomstige wensen voor specifieke tentoonstellingsinrichtingen.
HCVA bood met haar visie een kans om een reeds aansprekend museum op een andere wijze te hernieuwen dan de hedendaagse standaard van de iconische toevoeging. Door uit te gaan van de kwaliteiten die reeds aanwezig zijn, zou het fabuleuze uitzicht vanaf de museumtuin en de kenmerkende oudbouw als buitenpaviljoen van cultuurstad Arnhem ten volle zijn benut; zonder een nieuwbouw die wedijvert om de aandacht.
De keuze
De jury koos unaniem voor de iconische nieuwbouw van Benthem Crouwel Architecten, onder andere omdat het als uitroepteken in het landschap de zichtbaarheid van het museum aanzienlijk vergroot. Ze prijst bovendien de vaste, zorgvuldig geënsceneerde, routing. De uitzichten die worden geboden, zijn volgens de jury spectaculairder dan in de andere visies doordat de kijker hoger op de stuwwal staat. In dit kader wordt als briljante vondst ook het panoramaterras genoemd, dat de nieuwbouw doorsnijdt en via de museumtuin met een tribunetrap toegankelijk is.
De keuze voor de visie van Benthem Crouwel Architecten maakt de uitstraling, herkenbaarheid en kwaliteit van het museumgebouw in grote mate afhankelijk van de iconische toevoeging als beeldbepalend object; een prachtig uitgewerkt aangezicht met gevoel voor drama. Maar waarom heeft een museum met een bijzonder aansprekende vaste collectie, een fenomenale locatie en een karakteristieke oudbouw nóg een uitroepteken nodig? En vooral: wat mag een uitroepteken kosten ten opzichte van de fundamenten van een overtuigend museumontwerp: een goede toegankelijkheid, een prettige uitstraling naar de straat, een goede routing met ruimte voor beschouwing en een flexibele opzet die in dienst staat van wisselende tentoonstellingen?
Toekomstige tentoonstellingsinrichtingen moeten aantonen of het ontwerp van Benthem Crouwel Architecten en de iconische toevoeging daadwerkelijk meerwaarde biedt: een uitroepteken in het landschap, een aansprekende balans tussen zicht op kunst en de omgeving én een goed werkend museum. Dit vraagt bovenal om beheersing van de curator, waarbij minder kunst en minder tijdelijke wanden de geënsceneerde route de ruimte geven. Alleen dan kan het ontwerp van Benthem Crouwel Architecten zijn waarde als museumgebouw in al zijn beloften tonen.