Recensie

Dare to care! Empathie in de architectuur

Hoe kan de gebouwde ruimte en zijn gebruiker zorgzaam zijn naar elkaar en de ruimere omgeving? Expo’s als Caring Architecture, nu te zien in het Vlaams Architectuurinstituut, en de voorbeeldprojecten die zij naar voor schuiven zijn prikkelend en inspirerend, maar Laure Denis vraagt zich af of ze ook een andere functie kunnen hebben dan slechts inspireren. Ze maken haar ook boos omdat ze haar confronteren met haar eigen medeplichtigheid.

scenografie tentoonstelling Caring Architecture, VAi

tentoonstelling Caring Architecture / foto Michiel De Cleene

Recentelijk publiceerde De Standaard het opiniestuk ‘Stop de stadsmoord in Antwerpen’. In het artikel levert Marlies Lenaerts kritiek op de recente goedkeuring van een aantal omstreden stedelijke projecten. Projecten die naar zeggen van de schrijver funest zijn voor de leefbaarheid van de stad. Groenvoorzieningen, publieke ruimtes, wandelbaarheid en luchtkwaliteit zouden moeten wijken voor ‘de bouwhonger van projectontwikkelaars’. Het is dan ook ironisch dat net in diezelfde stad Antwerpen een expo van het VAi te zien is waar ‘zorgende architectuur’ centraal staat.

Caring Architecture is een dubbelexpo die Critical Care: Architecture for a Broken Planet van het Architekturzentrum Wien combineert met de tentoonstelling Care for Space for Care: Scenes from Flanders and Brussels, gecureerd door het VAi. Beide expo’s benaderen ‘care’, of ‘zorg’, vanuit een verschillend perspectief. De tentoonstelling uit Wenen maakt een directe link met de geneeskunde: de ‘intensieve zorg’. Door eeuwenlange exploitatie, waar de bouwsector voor een aanzienlijk deel verantwoordelijk voor is, is onze planeet te vergelijken met een patiënt die op sterven ligt. Hoe kan architectuur en stedenbouw intensieve zorg toedienen?
De tentoonstelling Care for Space for Care op haar beurt benadert zorg eerder vanuit eerder empathische invalshoek. Hoe kan architectuur zorgen voor haar gebruikers en hoe dienen wij als gebruikers zorg te dragen voor de gebouwde architectuur? Hoe kan de gebouwde ruimte en zijn gebruiker zorgzaam zijn naar elkaar en de ruimere omgeving? De eerste tentoonstelling zoekt naar pragmatische antwoorden op een dringende, kritieke vraag, de tweede behandelt de eerder filosofische kwestie wat goede architectuur vandaag de dag kan en moet zijn. De tentoonstellingen verkennen de gestelde vragen aan de hand van geselecteerde casestudies.

scenografie tentoonstelling Caring Architecture, VAi

tentoonstelling Caring Architecture / foto Michiel De Cleene

Beide expo’s hanteren een kapstok van een aantal thema’s om het concept care tastbaar te maken. Critical care verdeelt 21 voorbeeldprojecten over vijf thema’s: zorg voor water en land, zorg voor herstel, zorg voor vaardigheden, zorg voor de openbare ruimte en zorg voor productie. Care for space for care gaat met negen projecten dieper in op drie thema’s: interdependentie, onderhoud en posthumanisme. Weliswaar beperkt geen enkel voorbeeldproject zijn positieve impact tot slechts één van deze thema’s, waardoor de categorisering hier en daar wat arbitrair aanvoelt.

De scenografie van Laura Muyldermans en LDSRa volgt een plan libre. Rond de contour van de ruimte hangen de panelen van Critical Care, centraal in de ruimte worden ‘kamers’ gecreëerd die de negen projecten van Care for Space for Care herbergen. De verschillende zones van de tentoonstelling worden van elkaar gescheiden door lichte metalstudwanden, die hier en daar ingevuld zijn met een deur of een raam, maar voor het merendeel is de opstelling open en doorwaadbaar. De verschillende ruimtes lopen daardoor visueel en fysiek in elkaar over, nagenoeg metaforisch voor de verwevenheid van de verschillende thema’s waarin de expo is opgedeeld, en voor het belang van een zorgzame, caring houding met betrekking tot alle mogelijke elementen waar onze architectuur en stedenbouw een effect op kunnen hebben. Het is fijn de ideologie van de expo doorgetrokken te zien in haar scenografie. De scenografie van de expo werd fysiek opgebouwd uit gerecycleerde en herbruikbare materialen, die geleend werden of in de eigen voorraad decorelementen teruggevonden werden. Voor Critical Care werd de keuze gemaakt geen maquettes of ander expomateriaal van de originele Weense tentoonstelling te verschepen en werden enkel posters gemaakt op basis van de overgemaakte digitale bestanden. Het gebrek aan maquettes zorgt er helaas wel voor dat de projecten van de Critical Care expo minder tastbaar worden en de bezoekerservaring herleid wordt tot heel veel leeswerk. Daarnaast zijn een aantal van de gepresenteerde projecten ‘outlier’ projecten, groots of net heel klein in hun schaal en scope, die niet onmiddellijk representatief zijn voor de doorsnee opdracht waarmee een architect in België en waarschijnlijk ook in Nederland mee geconfronteerd wordt. De essentie, zorgzaam ontwerpen, valt uit de voorbeelden te distilleren, maar de toepassing hiervan in de dagdagelijkse praktijk is minder evident.
Een aantal projecten uit Care for space for care weet wel te charmeren. Voor deze projecten zijn dan ook een veelheid aan presentatiemateriaal aangesleept, zoals maquettes, meubels, materiaalstalen, fotoboeken en video-interviews. Memorabele voorbeelden zijn Huis Perrekens (te Oosterloo, ontwerp van NU architectuuratelier), een verzorgingstehuis voor patiënten met dementie waar de zorgzaamheid voor de bewoners voelbaar is tot op het niveau van het meubilair (van de wiegbedden die ontworpen werden voor het project is een exemplaar op de expo te bezichtigen), en Le Rideau (te Brussel, ontwerp van OUEST), een theaterhuis dat schittert in haar bescheidenheid en komaf, en korte metten maakt met alle neigingen naar grandeur die dergelijke opdrachten voor de culturele sector vaak met zich mee brengen. De vijf bestaande gebouwen op het plot werden behouden en heringedeeld. Dat het om een theaterhuis gaat is enkel leesbaar vanaf de straat middels een groen billboard.

tentoonstelling Caring Architecture / foto Michiel De Cleene

tentoonstelling Caring Architecture / foto Michiel De Cleene

Caring Architecture biedt een zorgend en zorgzaam antwoord op de exploitatieve aard van een groot deel onze sector. De voorbeeldprojecten, divers in hun aard, tonen aan dat een empathische aanpak ook haalbaar is in het huidig economisch en sociopolitiek klimaat. Lokale bevolking, overheden en projectontwikkelaars zijn allen initiatiefnemers en participeren met elkaar. In de projecten komen bottom-up en top-down coöperatief samen met eenzelfde doel voor ogen. Na mijn bezoek aan de tentoonstelling was ik in eerste instantie weinig bewogen. Expo’s zoals deze en de voorbeeldprojecten die zij naar voor schuiven zijn prikkelend en inspirerend, maar ik vraag me vaak af of ze ook een andere functie kunnen hebben dan slechts inspireren. Met een opsomming van mooie plaatjes en verhalen scheppen ze een beeld van een ideale wereld waarin alles beter wordt, maar daar blijft het vaak bij. Het publiek van dergelijke expo’s bestaat voornamelijk uit architecten, waardoor het discours die de expo op gang wil brengen omtrent de implementering van zorg in dat wat wij bouwen, beperkt blijft omdat de belangrijke andere partij, de opdrachtgever, niet bereikt wordt. Daar waar overheden of ngo’s vaak over een zekere goodwill en ambitie beschikken – hoewel volgens Marlies Lenaerts stad Antwerpen hier dus geen voorbeeld van is – is voor het merendeel van de opdrachtgevers het financiële plaatje hetgeen dat het uiteindelijk wint van idealen. Aan dergelijke vraagstukken wordt weinig omkadering gegeven in veel ‘inspiratie-expo’s’. De cynicus in mij vecht erom dit moment aan te grijpen om voor de tigste keer een uiteenzetting te doen over de toxiciteit van het kapitalisme en dat goodwill van een aantal partijen en inspiratie-expo’s weinig verandering gaan brengen in een globaal systeem dat uitgaat van winst en groei, en bijgevolg een bodemloze put van exploitatie vereist. Ze maken mij ook boos omdat ze mij confronteren met mijn eigen medeplichtigheid. Door veelvuldige confrontaties met de ‘realiteit’ is de cynicus ontstaan en ben ik geneigd niet meer te proberen, niet meer te pushen. En daarin bewijzen deze expo’s wel degelijk hun nut, ondanks de misschien beperkte doelgroep die ze bereiken. Expo’s als deze herinneren ons eraan te moeten blijven dromen, zagen, trekken, contrair doen, om de wens voor een betere wereld voor iedereen door te duwen. Dare to care!

Enkele gerelateerde artikelen