Vlak voordat de eerste corona avondklok werd ingesteld, opende het Haagse onderwijs- en cultuurcomplex Amare na vijftien jaar vol gekopte ambities zijn deuren. Één gebouw voor het Residentie Orkest, het Nederlands Danstheater en het Koninklijk Conservatorium op een prominente plaats in de stad. Gelegen aan het Spuiplein vormt het met de Nieuwe Kerk, het Theater aan het Spui, het Filmhuis, de Bibliotheek en het Stadhuis het kloppende cultuurhart van Den Haag en de bekroning van de compacte stad met al haar ambities. Leo Oorschot dook in de geschiedenis en bekeek het resultaat.
Globalisatie als kans
Amare was een pijnlijke bevalling voor de gemeente Den Haag waarvan de weeën in 2006 begonnen. Het idee voor een Cultuurforum of Cultcore dat kan wedijveren met de grootste theaters in het buitenland én troef is in de strijd om Europese culturele hoofdstad 2018 te worden, is vermoedelijk geboren tijdens het congres Citymarketing in 2006. Hier liet marketinggoeroe Philip Kotler de Haagse bestuurdershoofden suizen over het globalisme. Wat men daar hoorde was geheel in lijn met eerder verschenen Wéreldstad aan Zee Structuurvisie Den Haag 2020 uit 2005, waarin de cultuurcluster en culturele hoofdstad al werden aangekondigd. Den Haag moest zich ontwikkelen tot een global city waar internationale instellingen zich thuis zouden voelen.
In 2008 werd de kandidaatstelling voor Europees culturele hoofdstad met een nieuw cultuurgebouw officieel beleid. Het toenmalig college van VVD, PvdA en GroenLinks was een warm voorstander. Het zou de bekroning zijn van het compacte stad-beleid dat al sinds midden jaren tachtig door onder andere Adri Duivesteijn (PvdA) richting werd gegeven met het vormingsideaal ‘Kampagne Stadsvernieuwing als Kulturele Aktiviteit’. Het Spuiplein zou nu pas echt het cultuurhart van Den Haag worden, of zoals wethouder Marjolein de Jong (D66) later gloedvol betoogde: “Cultuur is een middel bij uitstek om die verschillen tussen groepen te overbruggen.”
Na de jaren van suburbanisatie en verval van de oude stad was de realisatie van een cultuurcluster een logische gedachten. Het waren de internationale omstandigheden, maar vooral ook het slim daarop inspelen van burgemeester Deetman en wethouder Noordanus waardoor Den Haag sinds de jaren negentig flink was geglobaliseerd en getransformeerd naar een aantrekkelijke en inclusieve stad.
Torenhoge ambities en geen geld
In 2009 maakte OMA in opdracht van de gemeente een massastudie naar het Cultuurforum en de inpassing in de omgeving. De studie vormde de basis voor de uitgangspunten waarop een internationale prijsvraag werd uitgeschreven. Vierenvijftig internationale architectenbureaus meldden zich aan, twintig daarvan mochten er een ontwerpvisie maken, waaronder OMA. De selectiecommissie koos vooral internationale vermaarde ontwerpers die min of meer gespecialiseerd waren in global architecture. Vijf van de twintig bureaus deden ook al mee aan de twee jaar eerder uitgeschreven internationale prijsvraag voor het International Criminal Court ICC waar expliciet was aangegeven dat elke herinnering aan de lokale architectuur vermeden moest worden zodat het gebouw door alle culturen van de wereld meteen kon worden begrepen.
Op 7 mei 2010 waren de ontwerpvisies te bezichtigen. Bij OMA in Rotterdam werden de flessen champagne al koud gezet. Na het debacle van de Tweede Kamerprijsvraag (1978) en de stadhuisprijsvraag (1986) zou dit volgens vriend en vijand toch een soort wiedergutmachung worden. Met een echte Koolhaas voor het Cultuurforum zou de glans als global city toenemen dacht men toen. Toch zou alles anders lopen.
Iets eerder, bij de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart 2010 verloren de VVD en PvdA samen acht zetels. Niet kort daarna voerde het kabinet (VVD, CDA en PVV) forse bezuinigingen door op cultuur en onderwijs. De gemeente Den Haag kwam in financiële problemen. Kleine wijkbibliotheken, buurthuizen en het Koorenhuis, het cultuurcentrum voor mensen met een kleine beurs, werden dat voorjaar wegbezuinigd.
Het nieuwe college bestaande uit VVD, PvdA, CDA en D66 reserveerde dan ook geen geld voor het Cultuurforum. Toch werden in juni 2010 drie architectenteams gekozen voor de gunningsfase. Neutelings Riedijk Architecten, Thomas Rau en Zaha Hadid. Verrassend was het afvallen van de gedoodverfde winnaar OMA. De reden: de ontwerpers zich hadden vergist in het aantal vierkante meters programma dat in het gebouw moest – extra pijnlijk omdat het bureau een jaar eerder de programmatische massastudie had gemaakt. Het poëtische en golvende plan van Zaha Hadid bleek te groot voor de kavel, Rau, die zijn plan als het meest duurzame presenteerde, bleek een zeer ongunstige verhouding tussen geveloppervlakte en bouwmassa te hebben, hetgeen rampzalig was voor de energiehuishouding. Het meest compacte gebouw was van Neutelings Riedijk Architecten, waardoor dit het meest duurzame plan was van de drie. Op 8 november 2012 aanvaardde de raad het voorstel van Neutelings Riedijk Architecten als het winnende ontwerp.
Het nieuwe cultuurgebouw bleek inmiddels aanzienlijk verkleind ten opzichte van de eerste wedstrijdopgave en het budget was inmiddels vastgesteld op maximaal 181 miljoen. Het gebouw was een kwartslag gedraaid waardoor de enorme bouwmassa eindelijk op de locatie kon worden ingepast. Om de herinneringen aan de grote internationale ambities te wissen, werd de naam Cultuurforum veranderd in Spuiforum.
Afbrokkelend draagvlak
Door alle gemeentelijke bezuinigingen was inmiddels het draagvlak voor het Spuiforum helemaal weggevloeid. Volgens een opiniepeiling van Maurice de Hond was 69% van de bevolking gewoonweg tegen, een ander onderzoek van Radio West bleek dat 79% van de bevolking tegen het Spuiforum was. Het college en de oppositiepartijen stonden lijnrecht tegenover elkaar. Het Spuiforum was als sleutelproject gepresenteerd in het bid voor Europese culturele hoofdstad. Tot overmaat van ramp voor het college kwam Den Haag op de shortlist van 2013 niet meer voor. De selectiecommissie was kritisch, volgens hun was Den Haag verblind door citymarketing en internationalisering waardoor ze haar eigen (grotendeels internationale) bevolking niet meer zag. Ondanks alle negatieve signalen werd er in juli 2013 toch een kredietaanvraag gedaan voor het Spuiforum. Hiermee zou door de gemeente een onomkeerbaar besluit worden genomen.
Inmiddels waren de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 alweer in zicht gekomen en liepen de gemoederen hoog op tussen voor- en tegenstanders van het Spuiforum. Tegenstanders betoogde dat de renovatievariant nooit was onderzocht. Iedereen moest gezien de klimaatproblemen bewust en zuinig omgaan met grondstoffen terwijl het college maar raak sloop en nieuw bouwt, zo luidde een verwijt – duurzaamheid en klimaat waren op dat moment belangrijke verkiezingsthema’s. Door een afwijkend standpunt van de PvdA in de raad werd nog voor de verkiezingen het college gedwongen om de protestbeweging Dooievaar+ (een collectief van architecten, planners en juristen) samen met Neutelings Riedijk Architecten een renovatievariant te laten uitwerken. Na een worsteling in negen workshops lag er een plan, maar Dooievaar+ besloot zich terug te trekken en te distantiëren van het ontwerp. Er zou er zoveel gesloopt moeten worden van overige gebouwen in de buurt en de nieuwbouw zou zo’n onregelmatig en enorme geveloppervlakte krijgen dat iedereen zich afvroeg waarom dit duurzaam was. Alleen al de circulatieruimte in de renovatievariant was het dubbele van de zeer compacte nieuwbouwvariant. Ruim voor de verkiezingen werd op 31 oktober 2013 definitief voor de nieuwbouwvariant van het Spuiforum van Neuteling Riedijk Architecten gekozen.
De gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 werden voor de coalitiepartijen VVD en PvdA die het Spuiforum hadden omhelst een lijdensweg, bij elkaar verloren ze zeven zetels. Het nieuwe college bestond uit de winnaars D66 (voor), Haagse Stadspartij HSP (tegen), CDA (onduidelijk) en de verliezers VVD (voor), PvdA (voor). In het nieuwe coalitieakkoord kwam het woord ‘Spuiforum’ niet meer voor. Binnen het complexe Haagse global versus local spanningsveld werd het Spuiforum definitief geslachtofferd. Vanaf dat moment sprak men over het OCC, het Onderwijs- en Cultuurcomplex Spuikwartier.
De nieuwe wethouder Stadsontwikkeling, Wonen, Duurzaamheid en Cultuur Joris Wijsmuller van de Haagse Stadspartij, een fanatiek tegenstander, gooide het over een hele andere boeg. In plaats van één OCC vroeg de raad om een integrale gebiedsontwikkeling voor het hele Spuikwartier. De uitvraag bevatte onder meer 45.000m2 OCC met onderhoud voor 25 jaar en een gebiedsvisie, op basis waarvan 55.000m2 commerciële voorzieningen in het Spuikwartier worden gepositioneerd. Voor die commerciële ontwikkeling had Heijmans toen het ontwikkelrecht. VolkerWessels zou dat ontwikkelrecht later overnemen van Heijmans.* De gemeente hoopte hiermee dat het OCC door de aannemer zelf binnen het budget zou worden gehouden. Het budget voor het OCC was gelijk aan het Spuiforum in 2012, te weten 181 miljoen euro. Later zou blijken dat de winnaar van de aanbesteding een deel van de opdracht zou doorspelen en de grondpositie ruilde met een concurrent.
Nieuwe beloften
Er waren zeven aanmeldingen voor de DBM. December 2014 werden drie consortia uitgenodigd hun voorstel uit te werken: BAM-Ballast Nedam met architect OMA; Heijmans met architect Frits van Dongen, Felix Claus en Dick van Wageningen; VolkerWessels (Boele & van Eesteren | Visser & Smit Bouw) met Patrick Fransen van Architectuurstudio HH, Jo Coenen Architects en Urbanists en Kamiel Klaasse van NL Architects. Het consortium van Heijmans viel na drie maanden samenwerken uit elkaar met ruzies en Jeroen Geurst en Adriaan Geuze namen het ontwerpwerk over. BAM-Ballast Nedam met architect OMA vielen af omdat ze een plan onder voorwaarden hadden ingediend. Team VolkerWessels had het laagste ingeschreven bod en won de aanbesteding. Het ontwerp van Neutelings Riedijk belandde definitief op de afvalberg.
Op 1 juli 2015 werden de plannen ingediend, twee weken later werden ze al gepresenteerd aan de Haagse bevolking. Het OCC-ontwerp van team AHH, Coenen, NL was een open en filigraan gebouw met op stemvorken lijkende gevelbekleding die van straatniveau tot boven de dakrand rezen en het gebouw leken te dragen. Het cultuurcentrum zou in de avonduren als een lampion de Turfmarkt verlichten, het Spuiplein zou veranderen in een Jardin en bij de Turfhaven zou Plazza Cour komen. Op de renderings is te zien hoe de gevel zich als een gordijn opent op de hoeken waar de entrees zijn. Het gebouw zou zoals het Londense Covent Garden het straatniveau verenigen met het interieur. Verder was er een heldere visie op het Spuikwartier waar Jo Coenen samen met toenmalig stadsstedenbouwer Erik Pasveer en stedenbouwer Richard Koek de ruimte kregen om daar invulling aan te geven.
Bernard Hulsman besprak in het ontwerp voor het OCC (NRC 20.08.2015) en zag vooral de gelijkenis met het Spuiforum van Neutelings Riedijk met zijn rastergevel voor het glas en de uitkragende daklijst. Coenen zelf verwees naar de bogen op het San Marcoplein in Venetië, en Fransen zag in de uitkragende daklijst gelijkenissen van renaissance palazzi in Florence.
Het OCC-ontwerp werd door het consortium VolkerWessels uitgewerkt en gebouwd. Het bouwbudget was niet in de hand te houden door tal van wijzigingen tijdens het proces. Van het oorspronkelijk ontwerp bleef niets over. Het toegekende investeringskrediet werd vastgesteld op €177,4 miljoen, in 2014 was dat al overschreden naar €193,6 miljoen en in 2018 zou dat €223,2 miljoen worden. Het werd uiteindelijk €233,3 miljoen, een budgetoverschrijding van 31,5%. Deels komt deze overschrijding door nieuwe eisen van de hoofdhuurder stichting Amare. Het ruimtelijk ontwerp was niet voldragen voordat het werd aanbesteed. De stap van een abstract programma van eisen naar een ruimtelijk ontwerp gaf VolkerWessels de gelegenheid om meerwerk te claimen bij elk voorstel van gebruikers. Intussen werd de naam voor de zoveelste keer omgedoopt en werd Amare geïntroduceerd. In het Latijns zou dat ‘graag zien’ of ‘houden van’ of ‘liefhebben’ betekenen, maar in het hedendaags Italiaans kan het ook ‘bitter’ betekenen.***
Voor eeuwig?
De grote vraag is wat er overblijft van de beloftes van Amare en de belofte van de compacte stad met haar inclusiviteits- en vormingsidealen. Amare zou een van de duurzaamste gebouwen in Den Haag worden maar het heeft een CO2-footprint van een klein Afrikaans land. Het is een betonkolos waarvoor tal van andere gebouwen zijn gesloopt en afgevoerd. Amare is een herinnering aan het tijdperk dat grondstoffen nog in eindeloze hoeveelheden zijn aan te slepen en gesloopte gebouwen elders kunnen worden gedumpt in plaats van geoogst. Men betoogt soms dat een gebouw zoals Amare een levensduur van wel 500 jaar heeft. Maar in Den Haag hebben gebouwen op aantrekkelijke plekken nooit zo’n lange levensduur. De twee ministerietorens, De Zwarte Madonna, het Dans- en Muziektheater, het voormalige ministerie Sociale Zaken en Buitenlandse Zaken, en het Koninklijk Conservatorium zijn of worden immers allemaal gesloopt.
Daarnaast heeft de integrale gebiedsontwikkeling voor het Spuikwartier niet de beloofde inclusieve stad opgeleverd die de bestuurders in het verleden voor ogen stond. De twee Oost-Duits aandoende armetierige woontorens die tegen Amare lijken te zijn geplakt, bestaan uitsluitend uit te dure en te kleine appartementen. (Geheugensteuntje: de consortia mochten heel veel commerciële ruimte bouwen als lokworst voor een betaalbaar Amare, van woningbouw was destijds geen sprake.) Voor betaalbare woningen is sowieso geen plaats in het CID (Central Innovation District) waar het Spuikwartier onderdeel van uitmaakt. Er worden door marktpartijen sociale huur appartementen aangeboden met vaak astronomische servicekosten. Met de gemeente hebben de marktpartijen een contract afsloten voor twintig jaar, waarna ze vrij zijn om de woningen te verkopen of in de vrije sector te verhuren. De gemeente Den Haag kan haar beloftes voor een inclusief stad duidelijk niet waarmaken en versterkt juist door dergelijke constructies segregatie.
Tot slot lijkt het erop dat bouwbedrijven min of meer de vrije hand hebben gekregen. Volgens het AD (11.12.2018) vertelt VolkerWessel, gedekt door wethouder Revis (VVD), aan de welstand wat men dient te slikken. De gracieuze open pilaren aan de buitenzijde, zijn veranderd in aangeplakte betonplaten. Het OCC verloor zo haar elegantie die het met de prijsvraag nog had en veranderde in een logge klomp. De welstand wordt slapheid verweten bij de goedkeuring van de wijziging van het ontwerp. Jo Coenen was zo verbolgen over de houding van de welstand en van zijn collega Patrick Fransen dat hij zich terugtrok als ‘supervisor van de bouw’ – Fransen ging tijdens de welstandsoverleg akkoord met de nieuwe VolkerWessels-gevel. Coenen bleef wel betrokken als architect.** Twee dagen later laat dezelfde wethouder in het AD (13.12.2018) weten dat hij een scherpe bouwer wil. Revis blijkt zorgen te hebben over de samenwerking met VolkerWessels, maar blijft vasthouden aan de aannemer. De aannemer doet tal van grote projecten in Den Haag (Ontwikkeling Noordelijk Havenhoofd, Boulevard Kijkduin, bebouwing busplatform CS) en lijkt soms wel de enige aannemer van de stad.
Haagse aannemersesthetiek
Het gebouwde resultaat is dramatisch. Amare is een doos waarop een betonraster is geplakt. Achter het raster bevinden zich soms verticale ramen, soms beton, soms natuursteen (achterzijde), soms ramen van kolom naar kolom die een soort bandraam suggereren (Turfmarkt), rare verspringingen, en soms een pui van donker glas. De hoeken waar het betongrid samenkomt zit enigszins gekunsteld in elkaar. Op de begane grond resulteert dat in een soort vreemd frummeltje dat men zou kunnen interpreteren als zitbankje. Het machtige betongrid rust op soort plintje van betonbeschermingsmateriaal, details zijn regelrecht slordig en duidelijk aannemersoplossingen, zoals te zien is bij de trappen aan de Turfmarkt.
De fraaie entree van het prijsvraagontwerp is geheel verdwenen. Als men vanaf het centraal station komt ziet men niet een feestelijke entree maar een onbeduidend hoekje met twee draaideuren en donkerbruin glas, alsof het om een casino gaat. Ook vanaf het Spuiplein ontbreekt alle feestelijkheid. Door te kiezen voor twee entrees op de kopse kanten met draaideuren en een entreehal als een lange ziekenhuisgang mist het gebouw een overtuigend welkom. Ook is er geen echte stadsfoyer aan het Spuiplein of de Turfhaven, terwijl iedereen droomde van een stadsfoyer zoals in het BIM-huis of het EYE Filmmuseum in Amsterdam. Vanuit de ziekenhuisgang is er nauwelijks contact met de Turfmarkt, bruin glas, garderobes en winkelruimten blokkeren het zicht naar buiten. De gevel is op de begane grond nog slechter dan de Dr. Anton Phillipzaal die werd afgebroken, daar kon je tenminste nog je haar schikken in het spiegelglas voordat je naar binnen ging.
Het zicht naar binnen is ook grotendeels geblokkeerd, alsof men zich moet schamen om hier van prachtige muziek en dans te genieten. Op de begane grond langs de Turfmarkt is op het bruine glas een poster van Local Joe geplakt. Nog altijd zoekt men een commerciële invulling. Het is een gemiste kans dat het Muziekhistorisch Museum van Scheurleer hier geen onderkomen kreeg met hun indrukwekkende collectie historische bladmuziek en instrumenten van over de hele wereld. In het gunstigste geval komen er nu hamburgers en bier.
Vanuit de Rivierenbuurt wordt het zicht op Amare geblokkeerd door de twee Oost-Duits aandoende woontorens. De nauwe ruimte tussen beide gebouwen is voor zowel de woningen (nauwelijks daglicht) als voor Amare een waardeloze oplossing.
Kostbare lessen
Voorafgaande aan de selectie van de consortia werd een programma van eisen gemaakt. Dit zal zeker met de beoogde gebruikers zijn gebeurd. Echter het programma van eisen is nooit met de gebruikersgroepen verruimtelijkt. Pas na de keuze van het consortium werd er tussen de architect en de gebruikers overlegd over de werkelijke invulling. Het plan was toen al min of meer gemaakt en kon er vrijwel niets meer gewijzigd worden. Elke wijziging had meteen budgetconsequenties, afgezien nog de 10% winst die de aannemer mag rekenen op een planwijziging. Deze werkwijze is duidelijk af te zien aan Amare.
Vrijwel over de hele lengte is achter de gevel aan de Turfmarkt circulatieruimte om mensen over de zalen te verdelen of naar het Koninklijk Conservatorium te leiden. De drie zalen zien er prachtig uit. Er zijn goede zichtlijnen vanaf elke plek en de akoestiek schijnt er zeer goed te zijn. Ook de ruime lichte oefenzalen met zicht over het Spui zien er fraai uit. Dit zijn de ruimten waar kunstenaars thuishoren. Verder is de speelplaats op het dak bijzonder.
Als schoolgebouw is het Koninklijk Conservatorium niet optimaal. Er zijn donkere lange gangen en delen van de oefenruimtes zijn inpandig. Door lichthoven op het dak is wel geprobeerd zo veel mogelijk licht in ruimtes te brengen. Ruimten om gezellig te socializen of huiswerk te maken ontbreken nagenoeg. Daarnaast is een groot deel van de onderwijs- en kantoorruimten aan de donkere steeg gesitueerd en kijken dus tegen de gevel van de twee Oost-Duitse woontorens. Die kijken dan weer vanuit hun woonkamer terug. Je kan daar niet door je woonkamer lopen zonder dat een klaslokaal studenten dat opmerkt.
Het is natuurlijk geen eenvoudige opgave om zo’n complex programma in een schoenendoos te proppen. Het was daarbij wel erg naïef van de gemeente om bij een nog in ontwikkeling zijnde programma van eisen met verschillende gebruiker te kiezen voor zo’n aanbestedingsvorm. En wat grote bouwers zoals VolkerWessels met Haagse bestuurders hebben bedisseld in achterkamers blijft vooralsnog onduidelijk. Het is afwachten wat de raadsenquête naar de gang van zaken gaat opleveren, en welke lessen men zal trekken. Het cultuur- en onderwijscomplex zal de komende decennia nog wel blijven staan. Laten we ons bij wijze van uitzondering daarom maar niet te veel storen aan het gebouw, en vooral genieten van al het moois dat Amare programmatisch te bieden heeft.