Feature

De Noordzee heeft een stem en de ontwerper kan haar mondig maken

De representatieve democratie negeert de rechten van niet-mensen stelselmatig. Een oefenrechtszaak, georganiseerd door de Ambassade van de Noordzee in het Vredespaleis in Den Haag, liet zien hoe we door vernieuwing in het recht tot een andere werkelijkheid kunnen komen. Daarmee wordt terloops een nieuwe – niet te onderschatten – rol voor ontwerpers blootgelegd.

Oefenrechtbank in het Vredespaleis / Foto Cleo Campert

Oefenrechtbank in het Vredespaleis / Foto Cleo Campert

Rechten voor de natuur

Van zeespiegelstijging tot het verlies van biodiversiteit: de destructieve gevolgen van antropogene klimaatverandering laten zien dat de scheiding tussen mens en natuur een gevaarlijke fictie is die ons op een kritiek punt heeft gebracht. Deze valse tweedeling beheerst ons westers denken en heeft de weg vrijgemaakt voor een nietsontziende plundercampagne op de aarde die inmiddels ook ons eigen voortbestaan bedreigt. Om het hoofd te kunnen bieden aan de verwoestende effecten van klimaatverandering zullen we daarom afscheid moeten nemen van deze tweedeling. We kunnen onszelf niet langer buiten de natuur plaatsen. Zo wist ook de onlangs overleden Bruno Latour. De Franse filosoof beschreef al ruim twintig jaar geleden hoezeer ons menselijk handelen verweven is met de natuurlijke wereld. Dit denken vormde de basis voor zijn Parlement van de Dingen: een open podium waarmee anderen worden uitgedaagd de representatie van niet-mensen vorm te geven. In navolging van deze oproep is in 2018 de Ambassade van de Noordzee in het leven geroepen. Dit collectief van beleidsmakers, wetenschappers en ontwerpers is erop gericht om de Noordzee – en daarmee het leven in de zee – gerepresenteerd te krijgen als zelfstandige politieke entiteit in onze samenleving. De uitkomst van deze queeste laat zich moeilijk voorspellen, maar duidelijk is dat het vraagt om een herbezinning op onze democratische principes en instituties.

Klinkt de vertegenwoordiging van niet-mensen te mooi om waar te zijn? Dan biedt de werkelijkheid hoop. De gedachte dat we ons op een andere manier dienen te verhouden tot de natuur wint namelijk wereldwijd snel aan kracht. Het uit zich in een mondiale beweging die – met groeiend succes – de effectieve vertegenwoordiging van niet-mensen probeert af te dwingen in de rechtszaal. Laura Burgers en Jessica den Outer, beide jurist en auteur, brachten in opdracht van de Ambassade van de Noordzee een reeks internationale voorbeelden samen in een indrukwekkend overzicht. Aan de hand van een zestal casestudies laten Burgers en Den Outer zien dat de toekenning van rechten voor de natuur niet ophoudt bij wensdenken. Onder de titel Compendium Rechten voor de Natuur worden uiteenlopende casussen geanalyseerd waarop natuurrechten zijn toegekend, geïmplementeerd en worden gehandhaafd. Zo zijn er de baanbrekende wetswijzigingen in Nieuw-Zeeland waar, geheel volgens de Māori filosofie, rechtspersoonlijkheid is toegekend aan de Whanganui rivier. Snel daarna volgden een bos en een berg. Ook dichterbij huis duiken voorbeelden op, zoals de recentelijke toekenning van rechten aan het Spaanse zoutwatermeer Mar Menor. Van rechtspersoonlijkheid voor meren, rivieren, bergen en bossen tot het opnemen van Moeder Aarde in de grondwet: het compendium laat zien dat de natuur schudt aan de fundamenten van onze moderne samenleving.

Spread uit de Engelse versie van Compendium Rights of Nature

Spread uit de Engelse versie van Compendium Rights of Nature

Proefrechtszaak in het Vredespaleis

De tijd is daarom rijp om niet-mensen ook vertegenwoordigd te krijgen in het Nederlandse rechtssysteem. Zo vindt ook de Ambassade van de Noordzee, die geïnspireerd door de succesverhalen uit het compendium de oefenrechtszaak organiseerde. Het experiment is erop gericht om aan te tonen dat niet-menselijke stemmen – in dit geval die van de Noordzee – gehoord kunnen worden in de rechtszaal en daarmee een plek verdienen in onze democratische rechtsorde. In de hyperrealistische setting van het Vredespaleis kwam de rechtbank bijeen om zich over dit vraagstuk te buigen, in een casus waarbij de Noordzee en de Nederlandse staat tegenover elkaar staan. Althans, in overdrachtelijke zin, want de Noordzee is ‘slechts’ aanwezig in de vorm van een reeks objecten die als stille getuigen in de rechtszaal zijn geplaatst. Ook de staat is enkel fictief aanwezig en wordt vertegenwoordigd door advocaat Thomas Rammelt. Laura Burgers – die optreedt als advocaat namens de Noordzee – richt zich tot de rechter: “Geachte voorzitter, de stelling van Eiseres is dat de Noordzee op dit moment onvoldoende gerepresenteerd wordt in Nederland.” Wat volgt is een ernstig pleidooi waarin Burgers de Nederlandse staat ervan verwijt de belangen van de Noordzee stelselmatig te negeren. Om haar standpunt kracht bij te zetten worden tijdens de rechtszaak getuigen gehoord die spreken namens het leven in de zee. De getuigenissen worden uiteengezet met nieuwe representatievormen. Want hoe laat je de zee spreken tijdens een rechtszitting?

Tijdens de rechtszaak verschijnt een groezelige filmopname van een paling op het scherm. Terwijl het mysterieuze dier bewegingsloos op de bodem van een sluis ligt, vertelt Laura Burgers over de wonderbaarlijke reis die de paling in zijn leven aflegt. Aangetrokken door de geur van zoet water doorkruist de vis moeiteloos oceanen om de Nederlandse binnenwateren te betreden. Althans, als alles goed gaat. De paling ondervindt namelijk zoveel hinder van menselijke infrastructuur, zoals sluizen en stuwen, dat het dier met uitsterven wordt bedreigd. Hoezeer de inrichting van ons watersysteem ingrijpt in het leven van de paling wordt duidelijk als een kaart van landschapsarchitect Thijs de Zeeuw wordt getoond. De kaart laat zien dat een groot deel van het waternetwerk rond Amsterdam – dat op de hoofdroute ligt van de palingtrek – niet of nauwelijks toegankelijk is voor het dier. Tel daar de sterke vervuiling van onze wateren bij op en het leefgebied van de paling is verworden tot een labyrintische onderwaterwoestijn. Om het probleem uit de abstractie van een kaart te halen en tastbaar te maken, staan er twee bakken met troebel water voor de rechter opgesteld zodat zij zelf het verschil kan voelen tussen een gezonde en een ongezonde bodem. Wat onwennig steekt de rechter haar hand in een bak met slibberig zand, die helaas representatief is voor de erbarmelijke staat waarin een groot deel van de Noordzeebodem nu verkeert. Als ze vervolgens het harde substraat van oesters en mosselen in de andere bak voelt kan ze zich voorstellen dat dit inderdaad meer kansen biedt voor een gezond en divers bodemleven.

De twee bakken water met verschillende substraten / Foto Cleo Campert

De twee bakken water met verschillende substraten / Foto Cleo Campert

Het verbeelden en afwegen van niet-menselijke belangen

De combinatie van filmbeelden, kaarten en bodemmonsters moeten de rechter ervan overtuigen dat zich onder de waterspiegel een stille ramp voltrekt. De opstelling laat ook zien dat de verbeelding van niet-menselijke belangen veel vraagt van ons inlevingsvermogen. Het ontbreken aan effectieve vertegenwoordiging is daarom deels te wijten aan de verbeeldingscrisis waarin we ons bevinden. Het ontwerpveld wordt daarmee voor de opgave gesteld om te zoeken naar nieuwe vormen van verbeelde representatie, die een beroep doen op ons empathisch vermogen. Daarmee steunen ontwerpers de strijd voor de rechtvaardige vertegenwoordiging van niet-mensen.

De opgave voor ontwerpers reikt verder dan het verbeelden van de wensen en problemen van niet-mensen. Uiteindelijk komt het aan op de gebalanceerde afweging tussen de menselijke en niet-menselijke belangen. Tijdens de rechtszaak wordt landschapsarchitecte Ziega van den Berk opgeroepen als getuige-deskundige. Van den Berk verdiepte zich in de bouw van windmolenparken op zee en concludeert dat de overheid daarbij tekortschiet in het behartigen van de belangen van de Noordzee. Als gevolg daarvan “dreigt zich buiten het publieke bewustzijn een ecologische ramp te voltrekken op de bodem van de zee”, stelt Van den Berk. Bij de aanleg van de parken gaat men er gemakshalve van uit dat de Noordzeebodem een tabula rasa is, de aanwezige ecosystemen worden volledig genegeerd en vernietigd. Dat de menselijke belangen zwaar wegen bij de bouw van windmolens op zee staat buiten kijf, maar dit ontslaat de overheid nog niet van de plicht om erop toe te zien dat ook de belangen van de Noordzee gerespecteerd worden. En daar zit de crux: de belangen van een entiteit als de Noordzee zijn complex en omvattend, en soms tegenstrijdig. Als we het hebben over de zee, gaat dit dan alleen om de Nederlandse territoriale wateren? Of geldt het als pars pro toto voor alle levende en niet-levende facetten die ook buiten deze kunstmatige grens vallen? Dit maakt het komen tot een belangenafweging tot een gordiaanse knoop die ook in de rechtszaal vragen oproept. Zo vraagt de rechter zich hardop af hoe het rechtsleven van een marine ecosysteem er in de praktijk uitziet: welke rechten en plichten zijn er verbonden aan de toekenning van rechtspersoonlijkheid en kan er ook sprake zijn van tegenstrijdige belangen binnen dit complexe ecosysteem? Een bindende uitspraak hoeven we dan ook voorlopig niet te verwachten van de rechter.

Gelukkig hoeven we de uitspraak ook niet af te wachten. Ontwerpers kunnen nu al ijveren om de representatie van niet-mensen onderdeel te maken van ons vakgebied en streven naar een gebalanceerde afweging tussen menselijke en niet-menselijke belangen. Want de oefenrechtszaak in het Vredespaleis laat zien dat ontwerpers beschikken over het vermogen om niet-menselijke perspectieven op een overtuigende manier inzichtelijk en invoelbaar te maken. Met dit vermogen komt ook de verantwoordelijkheid om niet-menselijke belangen onderdeel te maken van ons ontwerpend denken en handelen. Zo kan het ontwerpveld een bijdrage leveren aan het doorbreken van de institutionele rigiditeit.

Enkele gerelateerde artikelen