In een loods naast de Ferrodome in Rotterdam ligt een testcase van Nederland voor me uitgestrekt. Ik sta op een verhoogde stellage en kijk uit over een zee van maquettes, 101 om precies te zijn. Alle uitgestald op een laag zand die Nederland voorstelt. Het geeft een ‘modernistisch’ gevoel om met een helikopter-view een masterplan voor Nederland te inspecteren. Het is wel een Nederland dat geteisterd wordt door lekkend hemelwater en zo nu en dan een kwak duivenpoep: ongenaakbare maakbaarheid onder vuur?
Met in het achterhoofd het rijksmantra van één miljoen klimaatbestendige woningen bijbouwen in tien jaar heeft Het Ministerie van Maak! een project opgezet, om deze opgave een concrete invulling te geven en te laten zien hoe Nederland ‘gemaakt’ kan worden. De tentoonstelling waar deze recensie over gaat, is hier het resultaat van. Het Ministerie van Maak!, een initiatief van de IABR, ZUS en MANN, deed in deze zomer een open oproep aan architecten, stedenbouwkundigen, planologen en andere ruimtelijke experts om mee te doen aan deze grootse verbeeldingsopgave. 130 teams en individuele bureaus meldden zich aan voor een locatie, waarvan uiteindelijk 101 zijn geselecteerd om een visie te maken voor een plot van 2×2 km. De opdracht was om “10.000 woningen op een klimaatbestendige manier in te passen: 100 x 10.000 = 1 miljoen”. Verdere invulling over bijvoorbeeld het type woningen en wat ‘klimaatbestendig’ bouwen precies betekent, werd aan de deelnemers over gelaten. Elke deelnemer kreeg een bouwpakket toegestuurd waarmee een 1:2000 maquette van het gekozen plot gemaakt kon worden. In lijn met de heldere opdrachtkaders, bevatte elk bouwpakket een houten doos van 100 x 100 x 14 cm met daarin alle materialen voor een maquette en een handleiding die deed denken aan de alom bekende COVID-19 zelftesten. Hiermee zou elke partij naar eigen inzicht 10.000 woningen in een bestaand gebied kunnen inpassen op een manier dat deze goed vergelijkbaar is met alle andere inzendingen.
Bij dit project heeft het Ministerie van Maak! het niet geheel onomstreden concept van maakbaarheid niet geschuwd: er wordt gekeken of de woningbouwcrisis opgelost kan worden door Nederland letterlijk vorm te geven. Ook de opzet van de tentoonstelling zelf is in zekere zin een voorbeeld van maakbaarheid. De organisatie heeft duidelijke kaders gesteld om een duidelijk doel te bereiken, namelijk, daadwerkelijk testen of 1 miljoen extra woningen in Nederland ingepast kunnen worden. Buiten de context van de (woningbouw)crisis waarbinnen dit project gepresenteerd is, vormt deze suggestie van maakbaarheid ogenschijnlijk de makkelijkste invalshoek om deze tentoonstelling op te bekritiseren. Je kunt immers stellen dat de geschiedenis ons wel geleerd heeft dat het oplossen van grote maatschappelijke problemen, zoals de woningbouwcrisis, door het concept van maakbaarheid te omarmen, niet of slechts gedeeltelijk het gewenste effect oplevert, denk bijvoorbeeld aan de oorspronkelijke Bijlmermeer. Ook het maken van een ‘masterplan’ met een helikopterview, zoals in deze tentoonstelling gebeurt, heeft vanuit dit perspectief een riskante bijklank. De menselijke maat kan vanuit dat perspectief namelijk gemakkelijk uit het oog verloren worden. Daarnaast vereist klimaatbestendig wonen, in mijn optiek, ook een hele andere manier van leven dan nu gebruikelijk is. Er zijn een andere levenshouding en gewoonten nodig. Dit kan niet enkel door het ‘verbouwen’ van de fysieke omgeving gestuurd worden, wat het gebruik van ‘masterplannen’ en het concept van ‘maakbaarheid’ wel lijken te suggereren.
Naast deze bedenkingen, zijn er natuurlijk ook vele mitsen en maren als je het hebt over de genoemde opgave van één miljoen klimaatbestendige woningen bouwen in de komende tien jaar. In ons vakgebied wordt de opgave dan ook vanuit alle richtingen bevraagd: Waar komt dit getal vandaan? Is er niet op elk gegeven moment een noodzaak voor een miljoen woningen? Zijn er niet al heel veel plannen klaar voor uitvoering en is het presenteren van één miljoen woningen als nieuwe opgave niet heel erg opgeblazen? Moeten we niet eerst nadenken over andere woonvormen? Maar, hier gaat deze tentoonstelling niet over. Deze tentoonstelling gaat over een stelling zoals deze door de politiek wordt gepresenteerd en die hier nu voor waar wordt aangenomen: één miljoen klimaatbestendige woningen extra in tien jaar. In alle mist die een opgave als deze met zich meebrengt, ontstaat het verlangen om dit eens concreet te maken. Wat betekent één miljoen nieuwe woningen in Nederland en hoe zou dat eruit kunnen zien? Dat is waar deze tentoonstelling over gaat. Het eerst willen bevragen van de opgave an sich, zoals onder andere MVRDV dat doet in hun maquette, draagt verder bij aan de ongrijpbaarheid van de opgave waar deze tentoonstelling zich juist even van los wil maken. In de context van deze tentoonstelling is een uitstraling van maakbaarheid, ondanks al haar gebreken wat mij betreft geoorloofd en brengt het een vorm van optimisme en overzichtelijkheid met zich mee die weer nieuwe inzichten oplevert. Er worden immers 101 verschillende oplossingen aangedragen voor 101 verschillende locaties.
Door het vakgebied te dwingen een concrete maar onderbouwde mogelijkheid te laten zien, een mogelijkheid die naar eigen zeggen verbeeldend en gewenst is, slaat het Ministerie van Maak! een brug tussen de vakwereld en de wereld buiten het domein van architecten, planologen en stedenbouwkundigen. Een wereld waar de discussie minder fundamenteel en conceptueel is en waar een verlangen bestaat naar concrete oplossingen. Echter, geef een opdracht aan 101 partijen en er komen 101 verschillende opvattingen van de opdracht uit. Enerzijds is dit logisch en levert het vele interessante perspectieven op, anderzijds zorgt het dat de plannen soms moeilijk, zo niet onmogelijk, te vergelijken zijn met elkaar en dat sommige maquettes vooral als aandachtstrekkers bedoeld lijken. Een strengere handhaving van het oorspronkelijke maquette-concept met gebruik van de aangeleverde materialen had de tentoonstelling sterker kunnen maken. Desalniettemin, is de tentoonstelling op een doordachte manier opgezet en levert het een zinvolle bijdrage aan het debat over de ruimtelijke aspecten van de woningbouwopgave en meer in het algemeen over maakbaarheid. Daarnaast zorgt de opzet met 101 testcases op een overzichtelijke schaal verspreid over heel Nederland dat iedereen wel een plot binnen de tentoonstelling herkent, waardoor het voor de bezoeker relateerbaar wordt.
Al met al is er een enorme variëteit aan oplossingen en ideeën aangedragen. Sommige ontwerpen zijn redelijk behoudend, zoals het plan van NWA Architecten die, heel ‘maakbaar’, alles inpassen op en bij de Markerwadden. Woon- en leefconcepten zijn hier nog onveranderd en in die zin heeft het iets weg van jaren 90 architectuur in een nieuw jasje. Andere ontwerpen gaan meer ‘op z’n VINEX’, uit van grote uitleglocaties buiten de stad, sommige wel op een vernieuwende en interessante manier, zoals het voorstel van PosadMaxwan die voor de dijk bij Almere een drijvende stad heeft gemaakt. Dit is een interessant en logisch concept gezien de vraag naar klimaat(verandering)bestendige woningen. Het laat je ook afvragen waarom het Ministerie van Maak! niet ook plots op zee heeft uitgegeven. Het plan van Shift Architecture & Urbanism, daarentegen, gaat helemaal over verdichten, als middel om woningen bij te bouwen én de bestaande stad te verbeteren en versterken. Dirk Sijmons, Ro Koster en Herman Kossmann, hebben voor weer een hele andere benadering gekozen. Zij hebben voor ‘hun plot’ een eeuw vooruit gedacht in vier verschillende wereldbeelden, en daar telkens 10.000 woningen ingepast. Dit hebben ze gedaan door het maquette-concept los te laten en een kijkdoos te maken. Hoewel het jammer is dat hierdoor hun inzending nauwelijks te vergelijken is met de andere inzendingen biedt het wel letterlijk nieuwe perspectieven en oplossingen die meegenomen kunnen worden in het debat.
Ik hoop dat de rijksoverheid de tentoonstelling gaat bekijken. Behalve het brede spectrum aan concrete ideeën en oplossingen die worden aangedragen, kunnen namelijk ook uit de organisatie van dit project zelf interessante lessen getrokken worden. De leidraad-gevende en kadervormende rol van de organisatie bij de tentoonstelling heeft namelijk, met een beetje fantasie, ook parallellen met de rol van het Rijk in de ruimtelijke opgave die we voor ons gesteld zien. Ook hier zal de overheid zowel ruimte, richting als kaders moeten bieden aan oplossingen die plaats-specifiek ontworpen worden en zal ze deze moeten handhaven. Het Ministerie van Maak! biedt voldoende nieuwe, concretere perspectieven voor discussie en de recent gepubliceerde brief aan alle betrokken ministeries biedt hoop.