De Franse filosoof, dwarsdenker en grondlegger van de Actor-Network Theory (ANT), Bruno Latour overleed op 9 oktober. Een in memoriam van Lara Schrijver over de betekenis van zijn denken voor ons vakgebied.
Bruno Latour laat een bijzondere erfenis na met zijn denken, dat vandaag meer dan ooit relevant is. Hij had een diepe gedrevenheid om de wereld te verbeteren en daarmee transformeerde zijn denken ook voortdurend. Hij daagde graag uit en zijn werk viel niet makkelijk te categoriseren, maar gaf vooral uitdrukking aan een onderliggende zorg voor de maatschappij. Alle zaken waren voor Latour interessant om te beschouwen (naar goed voorbeeld van Franse dwarsdenkers zoals Roland Barthes en Michel Foucault), maar een belangrijke bijdrage was de studie van de wetenschap zelf. Daarin wist hij bloot te leggen hoe de vermeende objectiviteit van de wetenschap toedekte welke institutionele en menselijke mechanismen evengoed deel waren van wat we als ‘harde feiten’ gingen zien.
Met onder andere John Law en Michel Callon stond hij aan de wieg van de Actor-Network Theory, een denkmodel waarin de wederzijdse afhankelijkheid van ideeën, dingen en hun context werd uitgedrukt. De theorie bouwt onder andere voort op ideeën uit de Science and Technology Studies, waar Latour al zijn stempel had gedrukt met zijn eerste boek Laboratory Life (1979). ANT was een eerste aanzet om de ‘splendid isolation’ van het modernistisch denken onderuit te halen. Toen de theorie voorzichtig geformuleerd werd in 1984 was het een broodnodige correctie op de overmoed van het type wetenschappelijk denken dat zich verschuilde achter formules en kwantitatieve data. Inmiddels lijkt het gedachtegoed van ANT niet meer weg te denken uit verschillende vakgebieden, waaronder ook de onze.
Een van zijn artikelen die weerklank vond ons vakgebied ging over ‘matters of concern’. Hierin beargumenteert Latour dat de wetenschap misschien veel inzicht geeft in hoe zaken werken volgens de natuurwetten, maar dat het daarmee nog niet verduidelijkt hoe schoonheid ervaren wordt en hoe wonderlijk de wereld ons kan toeschijnen. Op de IABR tentoonstelling van 2009 getiteld Open City werd zijn pleidooi voor een verschuiving van ‘matters of fact’ naar ‘matters of concern’ zelfs aangehaald in de introductieteksten. In Nederland kennen we ANT misschien het meest direct door Latours voormalige leerling en later collega Albena Yaneva, die naast haar boeiend archivalisch onderzoek ook een etnografische studie deed binnen OMA. Hierbij volgde ze het leven van de (schets)maquettes binnen het bureau om te begrijpen hoe ideeën vorm kregen en ook opnieuw als creatief middel voor andere vragen werden ingezet.
Sinds het begin van deze eeuw hield Latour zich expliciet bezig met architectuur. Dit begon in eerste instantie vanuit de kunst, onder andere als co-curator voor de tentoonstelling Iconoclash in ZKM in 2002, en breidde zich uit naar vragen over architectuur en vooral het modernisme en de menselijke leefwereld. In een artikel over het werk van OMA in 2005 schreef hij dat er “altijd een beetje filosofie in de architectuur en veel architectuur in de filosofie [is]”. Latour bleef ook een bepaald plezier en optimisme uitdragen in hoe de wereld vorm kreeg. Samen met Yaneva schreef hij Give me a gun and I will make all buildings move (2004) over hoe representatietechnieken uitdrukking geven aan ons wereldbeeld. De ‘photographic gun’ van Etienne-Louis Marey werd hier gebruikt om te laten zien hoe de wereld ‘gevangen’ werd in de fotografie. Ze stellen dat maquettes en tekeningen in een bureau een heel andere rol hebben: ze prikkelen, roepen vragen op en geven vorm aan nieuwe mogelijkheden, om langzaam richting een ‘plausibel’ gebouw te werken.
Artikelen als bovengenoemd droegen bij aan de verdere ontwikkeling van ANT, waarin ruimte wordt gemaakt voor het leven der dingen – door de observatie dat de werkelijkheid bij lange na niet altijd modellen volgt en zeker niet de intenties van de mens. ANT maakte ruimte voor het onverwachte, voor dingen die ‘terugduwen’ tegen een idee of een ontwerp. Nu heeft het wel even geduurd voordat ANT een breder gedragen gedachtegoed werd, maar in de afgelopen 20 jaar zijn de meer verstrengelde aspecten van de werkelijkheid steeds belangrijker geworden.
Voor de architectuur was het denken van Latour heel behulpzaam, juist in een tijd waarin de wetenschappelijke logica steeds meer voorop kwam te staan; hij stelde er een relationeel begrip van dingen en netwerken voor in de plaats, waarmee de minder makkelijk te ontleden aspecten ook ruimte kregen. En daarmee werd de doorleefde en ervaren werkelijkheid weer terug in het centrum van het onderzoek gesteld.
In de laatste decennia onderging zijn denken opnieuw een transformatie en verschoof van de aandacht voor de verstrengeling van de dingen zelf, naar het ecologisch systeem als geheel. IPCC rapporten lijken abstract, maar mondiaal ervaren we steeds meer de ontregelingen van het klimaat in de bosbranden, overstromingen en uitzonderlijke droogtes die elkaar steeds sneller opvolgen. Steeds meer zien we de onvoorziene effecten van het menselijk handelen, of het nu de stikstofconcentraties of de verminderende biodiversiteit betreft. In Down to Earth (2018) beargumenteert hij dat de huidige ongelijkheid en ontsporingen van de mondiale economie onderdeel zijn van de klimaatcrisis. Hij stelt daarbij dat verbondenheid met de aarde een oplossing biedt, terwijl het mondiale denken steeds verdere uitvluchten in de hand werkt. In dit boek kwam meer ruimte voor het integrale denken dat ook in ANT zit maar nu op mondiale schaal nodig is.
De pandemie moest toen nog komen. Toen de wereld tot stilstand kwam, zag Latour daarin het bewijs dat het huidige economisch systeem tegen alle verwachtingen in wel degelijk een halt kon worden toegeroepen. Samen met de ideeën die hij ontwikkelde in Down to Earth bracht dit hem een stap verder in zijn uitwerking van een fundamentele zorg voor de wereld. De mogelijkheid om de maatschappij anders in te richten vanuit de verstrengeling, met aandacht voor de aarde en voor het leven, en vooral vanuit het besef dat we afhankelijk zijn van wat hij de ‘kritieke zone’ noemde – die paar meters aarde waarin al het leven plaatsvindt, van microben tot mensen. Latour was hoopvol dat we ondanks de menselijke tekortkomingen ons konden ombuigen naar een andere houding, en in de snelle, wereldwijde reactie op de pandemie zag hij daarvoor het bewijs. In de combinatie van pandemie en klimaatcrisis kreeg zo zijn pleidooi voor de zorg om deze ene (kleine) aardbol een ongekende kracht. Zijn bijdragen zullen we misschien missen, maar zijn erfenis is onmiskenbaar.